Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 13
(1995)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Mörings zoektocht naar authenticiteitDe beide romans van Marcel Möring, Mendels erfenis (debuutroman 1990, Geertjan Lubberhuizen-prijs 1991) en Het grote verlangen (AKO-prijs 1993), zijn gelijktijdig geschreven. Thematisch sluiten ze nauw bij elkaar aan: in Mendels erfenis gaat het om een bevrijdingstocht uit het verleden terwijl Het grote verlangen juist een zoektocht naar het verleden beschrijft. Stilistisch zijn beide romans echter zo verschillend dat recensenten ze ten onrechte als opvolgers van elkaar zagen en met elkaar vergeleken. Hoe ziet de auteur zelf dit gelijktijdig schrijven, als fragmentarisch of als complementair?
De ontstaansgeschiedenis van beide boeken is heel verschillend geweest. Ik heb er nooit door elkaar aan gewerkt. Ik ben niet iemand die op twee werkplekken aan twee boeken werkt. Maar ik begin altijd iets nieuws op te zetten terwijl het vorige nog gaande is. Ik ben dan bezig met verhalen die ver uit elkaar liggen of juist in elkaars verlengde. In Mendels erfenis vertelde ik hoe iemand last kan hebben van het feit dat hij zich alles herinnert. Ik raakte gefascineerd door het pendant van deze situatie: iemand die helemaal geen verleden heeft. Dat werd Het grote verlangen. De stijl van dit boek is opzettelijk anders dan die van Mendels erfenis. Dat was een soort poëtische proza met een eigen eigen ritme, een esthetische melodie die, bij doorzetting, riskeerde te mooi te worden. Op een gegeven moment vroeg Het grote verlangen om een totaal andere stijl: ruwer, niet mooi bedoeld. Je ziet iets vergelijkbaars tussen De nietsnut van Frans Kellendonk, een prachtig geschreven, bijna Engels licht roman, en Mystiek lichaam. Daar zijn de zinnen allesbehalve licht en mooi bedoeld. Bij het schrijven van Het grote verlangen begon ik te begrijpen waarom Kellendonk zijn stijl zo aangepast had: het verhaal eiste het. Datzelfde overkwam mij. Het kostte mij veel tijd om woorden, zinnen en alinea's gewoon met elkaar te laten botsen en geen vloeiende eenheid na te streven.
Kunnen we binnenkort een nieuwe tweeling-roman van u verwachten?
Voor het moment ben ik weer met twee verhalen bezig. Het boek dat als eerste zal verschijnen is een vrij grote roman, het volgende verhaal draagt een geheel ander karakter. Ik streef er bewust naar elke keer volstrekt andere boeken te schrijven, elk met een eigen stijl. Wat ik zoek, is hedendaagsheid en die verandert voortdurend. Stijl is iets dat je toepast om een bepaald effect te bereiken. Recensenten bespreken jammer genoeg altijd de inhoud van romans, het gedachtengoed, maar zelden of nooit de stijl of de literaire structuur, zoals dat in Engeland of in Frankrijk wèl het geval is. Men plaatst u, naast Patrick Modiano en Paul Auster (en voor mijn part Amoz Oz), in een lijn van hedendaagse auteurs bij wie identiteit en zoektocht naar authenticiteit de belangrijkste thema's zijn. Binnen het Nederlandse taalgebied wordt u gezien (Michaël Zeeman) als de aanvoerder van een nieuwe generatie schrijvers die in staat is om meeslepende èn filosofisch gerichte romans te schrijven. Herkent u zich in deze beschrijving?
Op zich geloof ik niet in een soort wereldwijde verwantschap van auteurs. Maar ik voel me wel verwant met Modiano, iets minder met Auster wiens vertrekpunt Thomas Becket is. Met Nederlandse schrijvers voel ik eerlijk gezegd weinig verwantschap. Als recensenten een ‘nieuwe groep’ schrijvers menen te ontdekken, dan zegt dat meer over de tijdgeest zoals die door de recensenten zèlf ervaren wordt dan over de behandelde auteurs. Na Mendels erfenis werd plotseling gesproken van ‘een tweede generatie’. De uitdrukking is gangbaar geworden maar het zegt mij niets en correspondeert niet met enige werkelijkheid. | |
De voorraad van de geschiedenisIn Mendels erfenis staat de joodse hoofdpersoon, Mendel Adenauer (van Adonai) op het standpunt dat christenen het joodse geloofsgoed ingepikt en vervormd hebben. De cultuurhistoricus Georges Steiner bevestigt dit standpunt: voor hem heeft het jodendom twee grote ketterijen ter wereld gebracht: het marxisme en het Christendom. U bent zèlf van joodse afkomst, maar men bespeurt ontegenzeggelijk invloeden van schrijvers die in de christelijke traditie hun inspiratie vinden, zoals Frans Kellendonk: denkt u dat u behoort tot een generatie schrijvers die deze dichotomie op een wellicht onbewuste manier overstijgt?
Voor mijzelf zeg ik ja: ik heb het gevoel dat ik deze dichotomie overschrijden kan. Maar ik kan niet spreken voor schrijvers met een christelijke achtergrond, zoals bij voorbeeld Maarten 't Hart. Maar die zijn niet geïnteresseerd in het bij elkaar brengen van deze twee tradities. Dat ben ik persoonlijk wèl. Ik lees evenveel joodse als christelijke literatuur en filasofie, Thomas van Aquino en Augustinus naast Maimonides en de Midrash. Dat doe ik niet op een eclectische manier. Ik heb niet het gevoel dat ik in een supermarkt de leukste dingen wegsleep. Ik vind gewoon mijn voorraad in de geschiedenis en neem wat daar voor een bepaald boek bruikbaar is. Ik vind het in deze tijd nutteloos om je te beperken tot één culturele of religieuze groep of traditie. Maar dat is heel wat anders dan wat in de New Age-beweging gebeurt. Daar heb ik grote bezwaren tegen. Ik verdenk deze beweging van gemakzucht, vals exotisme en gedachtenloos eclectisme. Ik besef wel dat het makkelijker is mystieke ervaringen aan te man te brengen bij een bezoek van Sai Baba aan Amsterdam dan bij een kerkdienst in Lelystad. Uit angst voor leegloop gaan kerken het geloof in marketingtermen aanbieden. Dat vind ik | |
[pagina 3]
| |
© Harry Cock, Assen.
niet nodig en bovendien onjuist. Er zijn onderdelen van de religie en van de religiositeit die aantrekkelijk zijn en andere niet. Deze laatste moeten overwonnen worden. Bepaalde dingen vallen niet te rijmen en dat moet men niet kost wat kost toch willen doen. Moet er een zuiver ‘goed nieuws’-bijbel aangeboden worden? Ik geloof daar niet zo in. Als je datzelfde gemakzuchtige criterium op de literatuur zou toepassen, zou je alleen een bibliotheek vol Bouquetreeks-romans krijgen. Als er uiteindelijk weinig lezers van literatuur overblijven, wat dan nog? Je kunt toch mensen niet dwingen om te lezen wat hen niet boeit? Stel dat deze zaken uitsterven. Dat zou jammer zijn van het materiaal, van de bronnen, en persoonlijk zou ik het betreuren. Maar als niemand daar nog iets in ziet? Er zullen altijd een paar gekken overblijven die bij elkaar komen om de oude verhalen door te vertellen. En dat is het dan. Is dat zo erg? | |
Aanzetten tot denkenDe schrijver, en zeker de schrijver van veel gelezen romans is één van de weinige personen in deze samenleving die de kans krijgen dieper dan vluchtig mensen te raken en aan het denken te zetten. Niet voor niets worden uw boeken in (veelal uit jongeren en studenten bestaande) leeskringen bediscussieerd. U dwingt tot nadenken omdat uw personages vragen stellen zonder ze een sluitend antwoord te geven. Is dit opzet of wordt het spontaan uit het verhaal geboren?
Allebei. Aan de ene kant ontstaat dit zonder dat ik het wil. Maar aan de andere kant vind ik het heel belangrijk dat een roman onduidelijk blijft. Vaagheid is ons eigen. Wij weten niet wat te denken, hoe te handelen, wie wij zijn. Daar zijn wij juist naar op zoek. Soms stellen mensen aan romanpersonages stringentere voorwaarden dan aan zichzelf. Ik vind het belangrijker om vragen te stellen dan om antwoorden te geven. In die zin is dit een strategie van mij. De tijd is voorbij dat een roman als een sluitend bouwwerk werd gezien.
U heeft in meerdere interviews gezegd dat er van deze wereld weinig verbetering te verwachten valt maar dat dit realisme nooit en te nimmer tot verlamming en berusting mag leiden. Integendeel: iedereen zou zich geroepen moeten voelen om een Messias te worden voor de rest. Kunt u daar concreter op in gaan?
Het is ook niet zo dat ik noodzakelijkerwijze een verslechtering verwacht of dat het er nu veel slechter aan toe zou gaan dan vroeger. Dit soort dingen onttrekt zich aan onze waarneming. De grote politieke en religieuze ideologieën zijn voorbij. Ieder individu bepaalt nu de eigen wetten en normen. Als je toch vraagt wat ons ethisch en moreel leidt, kom je bij vreselijk eenvoudige gedragslijnen, zoals: je moet de wereld beter proberen te maken, of: wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Dat klinkt huiselijk en jaren-vijftigmoraal. Maar ik zie liever deze eenvoudige regels dan een nieuwe revolutie of een nieuwe dictatuur. Waar het om gaat is de eigen verantwoordelijkheid voor je omgeving en voor de wereld op je te nemen. Volgens het klassieke beeld is de mens afhankelijk van God. Ik denk veel eerder dat God afhankelijk is van ons. Als wij de wereld niet verbeteren, gebeurt het ook niet en God staat daarbij machteloos. | |
Vernieuwing en oude verhalenDrie jaar geleden sprak u al geregeld over het wegvallen van oude normen en waarden en van de noodzaak op zoek te gaan naar nieuwe bakens. Deze discussie is inmiddels in vele gedaanten volop losgebarsten. U zei toen: ‘De verandering zal in het individu moeten plaatsvinden.’ Hoe ziet u deze verandering?
Eerlijk gezegd zie ik het niet gebeuren. De mensen genieten van een ongeremde vrijheid, daartoe ook nog aangemoedigd door de rijksoverheid. Van nature zijn de meeste mensen lui. Maar ze willen wel het verst mogelijk komen, met zo weinig mogelijk inspanning. Ik zie de mogelijkheid van verandering dan ook somber in. Niettemin moet er iets gebeuren. Dat kan alleen door een soort religieuze houding aan te nemen ten opzichte van de wereld. | |
[pagina 4]
| |
Vernieuwing is voor u duidelijk iets anders dan herijking. Toch beschouwt u de verhalen uit de traditie - en met name uit de Thora - als een begenadigde ruimte om vernieuwd denken en handelen te doen ontstaan. Is dit voor u een werkbare paradox of een vanzelfsprekendheid?
Dit kan een paradox lijken. Voor mij is dat het niet omdat ik niet in zulke termen denk. Kijken naar het verleden is voor mij nieuwe wortels ontdekken. Als ik een oude tekst lees, zie ik er iets nieuws in. Dat is het boeiende van de joodse verteltraditie. De bijbelse verhalen zijn de dragers van de geschiedenis. Maar het zijn geen tractaten. Een Godsbewijs zul je er tevergeefs zoeken. Het komt eigenlijk steeds neer op vertellingen in de trant van ‘er lopen twee mensen op straat...’. En elke vertelling kan op een nieuwe manier mensen inspireren, iets over zichzelf duidelijk maken.
Tussen eenzaamheid (Sartre) en nabijheid van degene die ‘tegenover’ ons staat (gegenüber, Levinas), legt u een verband dat bepaald niet voor de hand ligt. Kunt u dit nader uitleggen?
In zekere zin lost Levinas dit probleem zelf op door het bestaan van het individu afhankelijk te maken van het bestaan van de ander. Je bent in de ander (dit als reactie op Heidegger). Het nadeel van Levinas is, volgens mij, dat het soms te veel in een soort lofzang op die ander eindigt, zonder dat men zich rekenschap geeft van het feit dat de mens per definitie alleen, eenzaam is. Ik zie het verband tussen eenzaamheid en nabijheid eerder als een beweging. Je beweegt je naar de ander. Daardoor ben je niet minder alleen maar het is de enige beweging die zinvol kan zijn. Christiane Berkvens-Stevelinck Marcel Möring, Mendels erfenis. Amsterdam, Meulenhoff 1990; Het grote verlangen. Amsterdam, Meulenhoff 1992. |
|