Hoe men niet een boek moet lezen
Het afsluiten van een begrafenisverzekering is absurd. Wat kan het je schelen of na je dood de maatschappij opdraait voor de kosten van de grafgraver? Zij willen je lijk uit de weg hebben - laten zij het dan ook betalen. Maar vooral: Hoe kun je er zeker van zijn dat de verzekeringsmaatschappij zich aan zijn plichten houdt? Zij weten dat je er niet meer bent om te klagen - dus zullen ze niet uitbetalen.
Er is - voor mensen die de Nederlandse letterkunde - al is het dan maar in ververwijderd verband - ter harte gaat - een andere begrafenisverzekering, een andere maatschappij, die wèl zin heeft. Ik heb het over de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden.
De contributie bedraagt vijftig gulden. De beloning komt na je dood. Dan verschijnt er namelijk in het ‘jaarboek’ van De Maatschappij een ‘levensbericht’ over je: een korte biografie, vooral over je letterkundige arbeid maar toch ook met saillante details uit je leven, opgeschreven door een liefhebbende achterblijver, die er op zijn beurt ook weer op rekent na zijn heengaan stijlvol herdacht te worden.
Ik was dertig jaar toen de Maatschappij me lid wilde maken. Daar trapte ik niet in. Nu ben ik zestig, en ik betaal graag een paar jaar de premie.
Om alvast van mijn In-memoriam te genieten, lees ik altijd de jaarboeken. Juist omdat ze vaak gaan over mensen van wie je ternauwernood de naam weet, zijn ze spannend. Neem Cornets de Groot. Ik wist niets van die man. Ik heb al zijn essays gelezen en uit dat feit kunt u afleiden dat ik ze graag las. Deze maand nog moest ik aan hem denken toen bij de Lucebert-stukken stond dat een Vrije-Universiteitse de gnostische achtergronden van zijn poëzie had aangetoond. Was dat niet al Cornets' vondst uit de jaren zeventig?
Eenmaal heb ik Cornets de Groot ontmoet - hij was toen zo licht dat mijn handdruk hem optilde. Nooit heb ik geweten dat hij van Hugo de Groot afstamde, maar nu loop ik vooruit.
Hoe lees je een verzamelbundel? Niet zoals ik. Ik blader er eerst in en lees het stuk over de persoon die ik aardig vond (Sonja Witstein) en die ik onaardig vond (Kruyskamp). Dan begin ik het boek van voor tot achter te lezen. Steeds word ik afgeleid door toevallige samenhangen. Ik weet dat er geen samenhangen zijn. Maar ik kan het niet laten er op te letten.
Het begint al op pagina 4, waar het woord standaardv̊ editie valt. U leest het goed: daar staat een v met een rondje erboven op de plaats van het verbindingsstreepje tussen standaard en editie. Dit is geen drukfout meer, dit is de geboorte van een monsterletter. Ik kan geen Nederlands meer lezen. Ik móet opletten of er nòg een v̊ met een rondje erboven (wij kennen dat in Nederland alleen van Ångström, de geleerde angstdroom van het hele kleine) komt. Op pagina 13 is het raak. Daar lezen we dat Boutens schreef in gewonev̊mensentaal. Aha! Dat streepje tussen gewone en mensen is geen gewoon streepje. Het staat daar om de verwarring met mensentaal die gewoon is te vermijden.
Misschien had de tikker van deze stukken de beschikking over een extraserieus koppelstreepje dat nooit aan het eind van een regel mocht komen, en dat door een computergril in een v̊ met een rondje erop werd weergegeven. Ik neem me voor er niet meer op te letten.
Maar nu komt Jan de Groot. Ik wist dat de vader van Hugo de Groot Jan de Groot heette, om de eenvoudige reden dat ik Hugo heet en mijn vader Jan. Nooit heb ik gedacht dat Jan mij Hugo noemde vanwege Grotius. Maar nu lees ik dat Hugo de Groot op 29 augustus werd gearresteerd. Dat is mijn geboortedag. Misschien moet ik mijn begrafenisverzekeraar vragen om voor mij een boekenkist te bestellen.
Cornets de Groot blijkt een afstammeling van Hugo de Groot. Na hem lezen we het in-memoriam van Jan de Groot. Daarop volgt Jan van Hoboken, Jan Knol en Jan Kooistra. Al die Jannen waren van stevige protestantse afkomst. Dat zijn trouwens de meeste dode maatschappijleden. Alleen de twee taalkundigen, Kruyskamp en Van der Lubbe, waren rooms, en dan ook oer-rooms: KVP'ers die vast geen lid van het CDA werden.
In het artikel over Boutens, waar de tweede v̊ opdook, speelt Plato de hoofdrol. Plato als homoseksueel. In het stuk over de gereformeerde classicus G.J. de Vries duikt Plato op als de figuur ‘in wie de Griekse cultuur zichzelf transcendeert’. De biograaf zegt dat De Vries heftig reageert op ‘wat hij zag als aanvallen op Plato’. Maar wie Poppers aanval op Plato kent, weet dat van een minstens zo heftige aanval sprake is. Plato is gereformeerd, terwijl Socrates katholiek is. Hugo de Groot probeerde die twee te verzoenen, net als Cornets en Jan de Groot.
Over de jaarboeken van De Maatschappij lees je nooit een recensie. Ik gebruikte deze tweehonderdvierendertigste editie om te laten zien hoe je een boek niet moet lezen. Ik speur naar onderlinge samenhangen en die zijn er niet. Er is maar één samenhang: deze mensen hadden belangstelling voor de Nederlandse taal of literatuur en zij gingen zo'n drie jaar geleden dood.
Sommige in-memoriams naderen in hun naïeve stijl de Weekdagboeken die NRC Handelsblad elke zaterdag publiceert van bekende Nederlanders. Maar ze zijn qua betekenis natuurlijk diametraal tegengesteld aan de ijdele dagboekjes: in een paar bladzijden moet iemands