Nogmaals C.G. Withuys
Mijn bijdrage over C.G. Withuys in de vorige aflevering van het Nieuw Letterkundig Magazijn eindigde met een getuigenis van Gerard Keller over de animositeit tussen Withuys en Sam-Jan van den Bergh. Sindsdien kwam mij een brief van Van den Bergh onder ogen waaruit blijkt, dat de beide dichters aan het eind van hun leven dichter bij elkaar kwamen.
Een interessant aspect van de bedoelde brief is, dat Van den Bergh daarin de dood van Withuys op het conto schrijft van Cd. Busken Huet. In De Gids van juli 1864 had Huet zijn verwoestende kritiek losgelaten op Withuys' bundel Verhalen. In september 1864 was Van den Bergh aan de beurt met de bundel Heden en verleden. Van den Bergh reageerde met het gedicht ‘De vogel’ in Aurora voor 1865, welk jaarboekje aanleiding werd voor de geruchtmakende beschouwing ‘Een avond aan het hof’ in De Gids van januari 1865. Huet ging in op de commotie over zijn opstel in de brief Aan Mevrouw Bosboom-Toussaint. Daarin merkte hij o.a. op dat de Aurora in de loop van de tijd een vernedering voor het vaderland geworden was. In een brief van 14 februari 1865 aan A.C. Kruseman (berust in UB Leiden), de uitgever van Aurora, reageerde Van den Bergh kort op de brief Aan Mevrouw Bosboom-Toussaint om daarna over Withuys te schrijven.
Diens overlijden werd hem gemeld tijdens het schrijven van de brief:
‘Het hindert mij geweldig - toch zal ik niet door zijn gemeenheid sterven gelijk Withuys, die, van het oogenblik af dat B.H. zijn schendige handen in diens eerlijk verdiende lauweren sloeg, aan het tobben is geraakt, en er onder gedrukt geloopen heeft totdat gisteren hem een bloedspuwing heeft overvallen. Gaandeweg is W. verminderd - en wie hem van nabij kennen zijn eenstemmig in de verzekering dat de Haarlemsche beul hem heeft omgebracht. Toen ik het schreef dacht ik niet dat de profecij geen profecij meer was. - Het is 11 uur geworden en inmiddels heb ik bericht ontvangen dat er weder een onzer mannen is gestorven - dat Withuys ten gevolge van de gisteren gekregen bloedspuwing is bezweken. Ik kan u niet zeggen hoe ik mij gevoel. Sedert den laatsten tijd was ik met Withuys zeer intiem - en ik moet zeggen tot onze wederzijdsche vreugde en genoegdoening.’
Nop Maas