Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 12
(1994)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
‘Gereformeerd Plagiaat’Op bladzijde 90 van zijn in augustus 1993 verschenen boekwerkje Opmars der plagiatoren memoreert Hans van Straten een brutaal geval van overschrijfkunst door de christelijke recensent H. Burger in De Standaard van 2 maart 1940. Deze had het bestaan de gehele inleiding van zijn bespreking van S. Vestdijks in 1939 verschenen roman Sint Sebastiaan, opgedirkt met enkele bijbelteksten, over te nemen uit een drieëneenhalf jaar eerder in Het Vaderland gepubliceerde recensie door Menno ter Braak van de veelbelovende debuutroman Reis naar de volwassenheid (1936) van Herman Besselaar (1904-1994). Een klein half jaar voor deze affaire zich afspeelde, had zich echter een nog heel wat brutaler geval van letterdiefstal voorgedaan, dat Van Straten (omdat hij het niet kent?) onbesproken laat. Slachtoffer was Carel Scharten (1878-1950),Ga naar eind1 dader de 26-jarige Amsterdamse onderwijzer J.H. Kruizinga. Laatstgenoemde publiceerde in het ‘weekblad tot ontwikkeling van het gereformeerde leven’ De ReformatieGa naar eind2 van 27 oktober 1939 in de rubriek Literatuur en Kunst bij gelegenheid van de herdenking van honderd jaar Camera Obscura een groot artikel onder de titel ‘Nicolaas Beets en de Camera Obscura. (1839-1939)’. Behalve de titel is er niets origineels aan die bijdrage: ze is met weglating van één enkel tussenzinnetje en van het epitheton ‘goddelijken’ bij het substantief humor van a tot z overgeschreven uit Schartens bundel De roeping der kunst, in 1917 uitgegeven door de Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur te Amsterdam. Daar heet het stuk (dat overigens nog ruim achttieneneenhalve bladzijde voortgaat na het punt waarop Kruizinga besloot op te houden met afschrijven) ‘Hildebrand, de “onsterfelijke”, of de geheimen der Camera Obscura’(blz. 154-181). Oorspronkelijk had Scharten het geschreven voor De Gids, welk eerbiedwaardig tijdschrift het, onder de titel ‘Beets-Hildebrand, 13 Sept. 1814 - 13 Sept 1914. De geheimen der Camera Obscura’, had afgedrukt in de septemberaflevering van de achtenzeventigste jaargang (1914, blz. 421-444). Een der lezers van De Reformatie had echter direct in de gaten dat er een schanddaad gepleegd was en stelde de redactie van zijn bevindingen op de hoogte met als gevolg dat in de eerstvolgende aflevering van het blad (3 november 1939) redacteur K.S.Ga naar eind3 de rubriek Literatuur en Kunst opende met een ‘Ter verontschuldiging’ dat eindigde met de woorden: ‘Aan de lezers, en aan de uitgeefster van het boek, waaruit dit ontstellende plagiaat gepleegd is, bieden we onze verontschuldiging aan.’ In een ongedateerde notitie,Ga naar eind4 getiteld ‘Gereformeerd Plagiaat’, geschreven na de openbaarmaking in Het Vaderland van hetgeen Menno ter Braak was overkomen en kennelijk bedoeld als nieuwsbericht voor diezelfde krant, merkte Scharten lichtelijk gepikeerd op: ‘Zij [de redactie] gevoelde, vreemd genoeg, niet de behoefte, hare verontschuldigingen aan te bieden aan den beroofden schrijver!’ Het muisje had nog een miniem staartje: in De Reformatievan 15 maart 1940 probeerde Kruizinga in een ingezonden brief zijn eigen straatje schoon te vegen. Door een verzuim van de redactie of de drukker zou het eerste vel van zijn kopij met de inleiding van zijn artikel niet zijn afgedrukt. Juist daarin waren de naam van de oorspronkelijke auteur en de plaats waar het stuk eerder gepubliceerd was, vermeld. In het ‘Naschrift’ werpt de redactie hem voor de voeten waarom hij dan de hem toegezonden drukproef zonder bezwaar gefiatteerd heeft, onder de bijvoeging dat als zij geweten had dat het een stuk van een ander was, er geen moment aan plaatsing zou zijn gedacht. Dick Welsink |
|