Interview met prof. dr. B. van Selm
Op 6 februari werd onder grote belangstelling de Menno Hertzbergerprijs uitgereikt aan Bert van Selm. In zijn dankwoord gaf hij zijn visie op het noodzakelijke boekhistorische onderzoek dat verricht zou moeten worden als basis voor een geschiedenis van de Nederlandse boekcultuur. Dit dankwoord is onlangs grotendeels gepubliceerd in De Boekenwereld jrg. 7, nr. 4 (april 1991) pp. 150-151. Korte tijd later nam ik hem een interview af, waarin hij enkele belangrijke aspecten uit zijn dankwoord nader toelichtte.
Het lag in de bedoeling dat professor Van Selm vóór publikatie zijn oog nog zou laten gaan over onderstaande tekst. Dat heeft niet meer zo mogen zijn: op 17 april j.l. overleed Bert van Selm.
Enkele weken geleden kreeg u de Menno Hertzbergerprijs voor Uw proefschrift Een menighte treffelijcke Boecken, Nederlandse Boekhandelscatalogi in het begin van de zeventiende eeuw (Utrecht, 1987). In uw dankwoord schetste u met verve ‘datgene wat nog voor ons ligt’, een onderzoek dat tot doel heeft ‘de basis te leggen voor een geschiedenis van de Nederlandse boekcultuur’. Zoudt u hier nog iets aan toe willen voegen?
Enkele belangrijke zaken heb ik in mijn dankwoord slechts kunnen aanstippen. Zo is de studie van het boekenbezit mijns inziens een essentieel onderdeel van het boekhistorisch onderzoek, omdat het er niet alleen om gaat wàt er op de markt was, maar ook waarom dat aanbod er nu juist zó uitzag. Wil je begrijpen waarom boeken uitgegeven werden, dan is de bestudering van de producenten - de drukkers en uitgevers - niet genoeg. Van veel producenten hebben we nu langzamerhand een, al dan niet volledig, beeld. Maar wij weten nog steeds niet waarom de fondsen eruit zagen zoals ze doen. Om daarachter te komen, zullen we ons moeten richten op wat de kopers en lezers in een bepaalde periode wilden, of met andere woorden, op het intellectuele klimaat waarin men leefde.
Welke nieuwe vragen zouden naar uw mening in de Nederlandse boekgeschiedenis aan de orde moeten komen?
Wat betreft de boekhandel en uitgeverij in de Republiek zijn de verschillen tussen provincies en tussen steden onderling soms zeer groot. Den Haag beschikte aan het einde van de zeventiende eeuw over een groot aantal ondernemers wier fondsen zeer uiteenlopend waren, Amsterdam richtte zich hoofdzakelijk op Nederlandstalige boeken en Leiden op de uitgave van de Klassieken. Een aanzienlijk deel van de Franstalige produktie van de twee eerst genoemde steden was voor de export bedoeld. Hoe kwam deze verdeling tot stand en waarom? Dat zijn bijvoorbeeld vragen die in de Nederlandse boekgeschiedenis nog niet gesteld zijn. Zij kunnen slechts beantwoord worden als je afzetmarkt èn handel tegelijkertijd bestudeert.
Een andere fascinerende vraag die aandacht verdient, is die naar de werkelijke oorzaken van de bloei van het Nederlandse boek in de zeventiende en achttiende eeuw. Altijd wordt die bloei verklaard uit de goedkopere produktie van het boek of uit de grotere tolerantie van de overheden in de Republiek. Maar in hoeverre golden diezelfde omstandigheden ook elders? Het onderzoek naar de lokale markten is bijvoorbeeld eveneens nog volledig buiten beschouwing gebleven. Tot ver in de achttiende eeuw blijft de handel in boeken een ruilhandel. Op de internationale markt werden de onderlinge rekeningen dikwijls vereffend door ruil van ‘vel tegen vel(len)’. Een boek dat geproduceerd werd, moest dus voor ruil in aanmerking komen.
En zo zijn er nog veel meer vragen die gesteld moeten worden. Was bijvoorbeeld in de Republiek het boekenbezit omvangrijker, meer verspreid dan elders? Waren er in de Nederlanden misschien meer boekenverzamelaars dan in Parijs, Londen of de andere grote boekencentra? Om op deze vragen een antwoord te geven, is kennis van de produktie in de landstaal onontbeerlijk. Pas als de STCN (Short Title Catalogue of the Netherlands) voltooid is, kunnen we een beeld krijgen van het aandeel van de ‘bulkboeken’, de bijbels, testamenten en stichtelijke lectuur in het Nederlands. Deze produktie was van enorm belang. Zo had de zeventiende-eeuwse drukker Paulus van Ravesteyn op zijn zolder maar liefst 3688 exemplaren van ‘Havermans Gebeden’ in 32o liggen, die in opgevouwen vorm op hun bestemming wachtten.
Naast het courante boek dient het zogenaamde ‘eliteboek’ eveneens in kaart gebracht te worden. Immers,