De Chevalerie de Judas Machabé van Gautier de Belleperche
Op zaterdag 23 september 1989 voerde dr. J.R. Smeets, emeritus-hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden en nu woonachtig in het Zuidlimburgse Mheer, in de werkvergadering van de Zuidelijke Afdeling het woord over de Chevalerie de Judas Machabé van Gautier de Belleperche.
Bij wijze van inleiding bracht hij het belang naar voren van de resultaten die collectief onderzoek heeft opgeleverd aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en de Rijksuniversiteit te Groningen, respectievelijk onder leiding van prof. dr. Anthony Dees (Atlas des formes et des constructions des chartes françaises du 13e siècle, Tübingen 1980; Atlas des formes linguistiques des textes littéraires de l'ancien français, Tübingen 1987) en diens Groningse collega Willem Noomen (Nouveau Recueil Complet des Fabliaux, Assen 1983- ; tot dusverre zijn vier delen verschenen, het vijfde deel is ter perse, het geheel zal tien forse delen gaan omvatten). Het collectieve onderzoek waaraan dr. Smeets zelf te Leiden leiding heeft mogen geven, richtte zich op de bestudering en publikatie van de Oudfranse Bijbelvertalingen in verzen en resulteerde in de uitgave van de Bible van Herman de Valenciennes, van de Bible van Jehan Malkaraume, van de Bible anonyme uit het handschrift Parijs, Bibliothèque Nationale 763, en van de Bible van Macé de La Charité, deze laatste in zeven delen.
Was het uitgangspunt van deze hele onderneming de Chevalerie de Judas Machabé et ses nobles frères van Pieros du Riés (uitgegeven in Smeets' dissertatie, Assen 1955), als sluitsteen zal fungeren de editie van de in de werkvergadering besproken Chevalerie van Gautier, die, indien er tijdig subsidie beschikbaar komt, in 1990 zal verschijnen, en de editie van de Genese van Evrat. Hierop sluit nog aan de onderneming van een onderzoeksgroep aan de universiteit van Turijn, die onder leiding van dr. Marco Pirrat de Bible van Geufroi de Paris bestudeert, een tekst waarvan de bestudering overigens ook in Leiden in de vorm van scripties ter hand is genomen. Duidelijk liet dr. Smeets naar voren komen dat hij met het onderzoek en de editie van het genoemde omvangrijke materiaal onder meer beoogde de ‘Sinn-Horizont’, om een aan Bernd Naumann ontleende term te gebruiken, van de auteurs èn van hun publiek vast te stellen.
Aan de editie van de Chevalerie van Gautier de Belleperche, een gedicht van ongeveer 25.000 verzen, waarvan vier handschriften en drie fragmenten tot ons gekomen zijn, ligt het (Oost-)Berlijnse handschrift Hamilton 363 uit de dertiende eeuw ten grondslag. Dr. Smeets toonde aan wie de eigenaren van dit fraai verluchte handschrift uit de school van Amiens zijn geweest, onder wie le bon roi René d'Anjou. Vervolgens demonstreerde dr. Smeets hoe de atlanten van collega Dees het hem mogelijk maakten te achterhalen uit welk deel van Picardië Gautier de Belleperche stamt. Zelfs wist hij aan te geven tot welke familie van de Vimeu hij behoorde. Een eerder opgezette theorie over de herkomst van de tekst, waarin de abdij van Foigny bij Vervins een rol speelde, heeft dr. Smeets door het voortgezette onderzoek moeten laten varen.
Voorts besprak dr. Smeets enkele karakteristieken van deze ongewone auteur, die er prat op gaat arbalestrier (boogschutter) te zijn. Opvallend is bijvoorbeeld zijn bijtende ironie. Houdt Gautier zich in zijn berijmde vertaling steeds aan de Vulgaat, toch neemt hij ook twee Midrashim op: het verhaal van Hanna, de dochter van Mathathias (en zuster van Judas), en de geschiedenis van Judith. Deze volgen elkaar op, vrijwel zonder verbindende verzen. De benedictijnse geleerde Dom Bogaert van de abdij van Maredsous heeft er in 1977, tijdens een colloquium over Franse Bijbelvertalingen in Nancy, op gewezen dat beide Midrashim gelezen werden op het Hanukkah-feest, de herdenking van de herinwijding van de Tempel in Jeruzalem in het jaar 165 vóór Christus, toen Judas de heilige stad wist te heroveren. Dom Bogaert had bij zijn onderzoek naar de beide Midrashim alle min of meer volledige handschriften van de Chevalerie betrokken, doch één, het handschrift Parijs, Bibliothèque de l'Arsenal, 3516, over het hoofd gezien. En juist in dit handschrift komen bij de Midrashim afwijkingen voor die kunnen duiden ofwel op een lacune in het gekopieerde voorbeeld ofwel op censuur door de kerkelijke overheid. Dr. Smeets neigde over tot het laatste. Het onderzoek naar de zo abrupt in de Chevalerie ingelaste Joodse verhalen wordt door hem nog voortgezet, al wordt het zeer bemoeilijkt door het verlies van relevant archiefmateriaal te Abbeville door een bombardement van 20 mei 1940.
De werkvergadering werd afgesloten met een geanimeerd debat over de inleiding van dr. Smeets.
Op zaterdag 25 november voerde dr. J.J. de Jong tijdens de werkvergadering het woord over de idee van culturele verandering in de zeventiende en de achttiende eeuw. De werkvergaderingen van de Zuidelijke Afde-