universele consensus, maar naar een consensus die “moet lokaal zijn”.’ (‘Modernism and postmodernism in contemporary German literature’, Studies in Twentieth Century Literature, V/1, 1980).
Jean-François Lyotard: ‘Onze werkhypothese luidt dat het statuut van het weten verandert tegelijk met de intrede van de samenlevingen in het zogenaamd postindustriële, en van de culturen in het zogenaamd postmoderne tijdperk (A. Touraine, La société postindustrielle, 1969; D. Bell, The coming of post-industrial society, 1973; Ihab Hassan, The dismemberment of Orpheus: toward a post modern literature, 1971; M. Benamou & Ch. Caramello, Performance in postmodern culture, 1977; M. Köhler in Amerikastudien 22.1.1977) ... Deze hypothese is slechts banaal in de mate waarin zij niet het algemene paradigma van de vooruitgang van de wetenschappen en de technieken (die het statuut van het weten veranderd hebben, zoals cybernetica, informatica, computers...) op losse schroeven zet... Het wetenschappelijke weten is niet alle weten; het is altijd overtallig en in competitie en conflict geweest met een ander soort weten, dat wij narratief zullen noemen en ... waarvan het model verbonden is met ideeën van innerlijk evenwicht en “convivialiteit” (Ivan Illich), waarmee vergeleken het hedendaagse wetenschappelijke weten een zwak figuur slaat, vooral indien het straks, nog sterker dan voorheen, een loskoppeling moet ondergaan van de “weter” en een vervreemding van zijn gebruikers.’ (La condition postmoderne, 1979).
Ihab Hassan: ‘Het postmodernisme kan een antwoord zijn, rechtstreeks of onrechtstreeks, op het onvoorstelbare dat het modernisme slechts vluchtig zag in zijn meest profetische momenten. Het is zeker niet de dehumanisering van de kunsten die voor ons thans van belang is, maar veeleer de denaturalisatie van de planeet en het einde van de mens. We zijn, geloof ik, bewoners van een andere tijd en een andere ruimte, en we weten niet langer welk antwoord gepast is voor onze werkelijkheid.’ (New Literary History, III/1, 1971).
J. Hillis Miller: ‘Bestaat zoiets als postmodernisme eigenlijk wel? Overigens: welke geldigheid heeft periodisering nog langer ...?’ (Diacritics, 5, 1975).