punt in te nemen. Een gevolg van die stijlkneep is dat zijn betoog zuiver descriptief schijnt, terwijl het vaak prescriptief is, en objectief, terwijl het uiterst subjectief is.
Het loont de moeite na te gaan hoe een subjectieve formulering als ‘ik vind dat dit moet gebeuren’ door Ruys tot een constatering van een toestand getransformeerd wordt. In een zinnetje als ‘Dàt moet centraal staan’ (20 mei) verraadt het element ‘moeten’ nog enigszins de persoonlijke stelling. Die is al veel minder zichtbaar in uitspraken als ‘Het is nog niet te laat om...’ (2 juni), ‘Het wordt tijd dat...’ (10 juni), ‘Het ware verstandig te...’ (24 juni). Maar in de vaststelling ‘Het land wacht op...’ is de goocheltruc voltrokken. Wat een individuele opinie van de heer Ruys was, is veranderd in de mening van iedereen. En met zo'n mening kan uiteraard ieder lezer zich vereenzelvigen.
Het medium Ruys verdwijnt en laat zijn ideeën orakelen door een aantal ectoplasmen, zoals ‘de burger’, de ‘publieke opinie’, ‘men’, het ‘Vlaamse land’. In feite maakt hij misbruik van een stijlfiguur die welbekend is uit de retorica: het geheel voor het deel. Een gevaarlijk generaliserende stijlfiguur is dit, want ze laat ons bijvoorbeeld geloven dat niet een elftal, maar België een interland met 2 - 0 wint. Van die verwarring maakt Ruys schitterend gebruik. Luister maar: ‘De burger zal er niet wakker van liggen’ (12 juni), ‘De burger heeft het afgeleerd op eigen krachten te vertrouwen’ (25 juni); ‘De gewone burger volgt niet meer’ (5 mei); ‘De bevolking interesseert zich steeds minder voor de politiek’ (16 mei); ‘Men wil een stevig regeringsbeleid dat opgewassen is tegen de economische crisis’ (4 april); ‘Het land wacht op een beperkt kabinet van vastbesloten mannen en vrouwen, die bereid zijn op elkaar in te spelen en een echt reddingsplan op krachtige wijze door te voeren’ (4 april)...
Op schaamteloze wijze voert Ruys hier rechtse wensdromen op als verwachtingen van de modale Vlaming. De politieke functie van deze woordenzwendel is maar al te duidelijk: stel uw privé-belangen voor als algemene belangen en men zal u blindelings geloven.
Alleen in de ondertekening van zijn stukken verschijnt de subjectiviteit van Manu Ruys. De Naam fungeert er als teken van macht en autoriteit. Een macht en autoriteit die Schrijver Dezes zonder meer afwijst.