| |
| |
| |
Marc Reynebeau
As giants once again
Televisie is een gevaarlijk medium. Het lijkt door zijn combinatie van visuele en auditieve communicatie ‘alles’ te willen vertellen, alsof we er zelf bij waren, alsof het allemaal wáár zou zijn. Zelfs de kritische, vooraf geïnformeerde toeschouwer, die we wel allemaal pretenderen te zijn, loopt in die val. Die val is die van de emotie, als ze de rede overstemt.
Dit is uiteraard niet alleen met televisie het geval. Het viel me echter op toen het mij ook te grazen had genomen. Dit voorjaar zat ik die avond ook voor de buis, samen met misschien honderden miljoenen anderen, te kijken naar de landing van het Amerikaanse ruimtetuig Columbia - de Space Shuttle, de STS-1, of hoe die verder ook heet - in de uitgedroogde zoutvlakte van Rogers Dry Lake in de Californische Mojave-woestijn. Een onvergetelijk, pakkend gezicht. Die zowat honderd ton zware machine, helemaal wit, met zwarte strepen en vlakken, die geluidloos uit de donkerblauwe, wolkenloze hemel kwam aangezweefd, dit aerodynamisch wonder dat twee dagen tevoren met een nog nooit geziene ontplooiing van menselijk vernuft en technisch kunnen, de ruimte was ingeslingerd, voortgestuwd op twee zuilen van vuur, en na 36 toertjes rond de aarde terugkwam en landde als een eitje. De kleuren, de diepblauwe lucht, het geel van het woestijnzand, het wit-en-zwart van het ruimtetuig. En toen stond het stil, de neus wat naar beneden hellend, stukken van de romp zwartgeblakerd, alsof het moe was, en wou rusten. Hier was niks verkeerds mee gegaan, dit was perfect. De triomf.
Wie hier iets op aan te merken had, moest een kniesoor zijn. Berichten in de Sovjet-media dat dit in feite een koel berekend militair avontuur was, konden smalend worden weggewuifd. Militair? Misschien, maar dit was toch een Nieuwe Stap voor de Mensheid, dit was toch de Vooruitgang?
Een dergelijke ervaring van puur emotioneel gefundeerd engagement (want daar komt het op neer) had ik een paar jaar geleden ook eens, toen ik, alweer op de televisie, toevallig de Israëlische film Operation Thunderbolt zag, over de Israëlische militaire actie op de
| |
| |
Oegandese luchthaven, waarheen een gekaapte Air France-Airbus met joodse inzittenden was afgeleid. Ook hier weer: technische precisie plus mannenmoed. Als je het als filmmaker een beetje leep inkleedt, vergeet de kijker blijkbaar dat het hier ging om een vrij dubieus militair optreden met sterk agressieve kenmerken. Wie weet vergast men ons binnenkort niet op een dergelijke film over het bombardement op de Iraakse Osirak-atoomcentrale van Tamuz.
Maar dit was film, fictie eigenlijk (ofschoon er bijvoorbeeld ook Israëlische politici in optraden), de Space Shuttle-uitzending was een reportage, toonde niets dan werkelijkheid. Of liever: een deel van de werkelijkheid. Waar het ding eigenlijk voor dient is niet zozeer de Nieuwe Stap voor de Mensheid, maar vooral de nieuwe stap in de bewapeningswedloop, en meer bepaald in de militarisering van de ruimte. Het project, dat al 9,9 miljard dollar kostte, had nooit gerealiseerd kunnen worden als het geen militair nut had gehad. 21 van de 68 al volgeboekte Shuttle-vluchten zullen militair zijn, de Amerikaanse luchtmacht is van plan twee Shuttles zelf aan te kopen, en werkt aan een eigen vluchtgeleidingscentrum op Peterson Air Force Base in Colorado (prijs: 400 miljoen dollar, klaar midden volgend jaar) en aan een eigen Shuttle-lanceerbasis op Vandenberg AFB in Californië. ‘It (de Shuttle) will allow us to do in the '80s and '90s things we must do for defense’, zei Shuttle-piloot John Young. De Chicago Tribune was nog duidelijker: ‘So fly aloft, Columbia!; deliver your laser guns and satellite busters and spy eyes. Build your battlestars. May the Force be with us.’ Dit is duidelijk Star Wars, science fiction die akelig dichtbij komt. Want om laserkanonnen, daar gaat het om, een ruimte-technologie waarin het Pentagon de voorbije 15 jaar al 50 miljard dollar investeerde, en waar de Sovjetunie al van in 1967 mee bezig is.
Men weet het natuurlijk wel, in de VS, technische vooruitgang (en dat is de Shuttle zeker) is er niet te scheiden van zijn militaire toepassing. De idee is echter abstract: het gaat er niet om macht, agressie of verdrukking, maar wel om de grootheid van de natie. Tussen de 170.000 toeschouwers bij de landing van Columbia hadden er honderden draagbare radio's bij zich, waaruit de The Star-spangled Banner schalde, de nationale hymne die op dat eigenste moment door een
| |
| |
locaal radiostation werd uitgezonden. De meest succesvolle T-shirt van dat ogenblik was die met het opschrift ‘Eat your heart out, Russians’. En de conservatieve president Ronald Reagan verklaarde na de landing van de Shuttle: ‘we feel as giants once again’. Honderden dergelijke uitspraken konden in die dagen worden verzameld, met één gemene deler: Amerika is weer de grootste, de beste en de machtigste, dank zij zijn technisch kunnen.
Deze euforie van nationale superioriteit sluit, volgens de Amerikaanse socioloog Wayne Youngquist aan bij ‘our cultural themes. It's Horatio Alger. It's The Little Engine That Could’. Zoiets hadden de VS wel nodig, na het Vietnam-débacle, het schandelijke falen van enkele helikopters in de Iraanse woestijn en van de atoomcentrale van Harrisburg. De Iraanse crisis (1979-1981) was overigens een schitterend voorbeeld, dat de gelijklopendheid van het fanatisme aantoonde: het Islamitische, met zijn hele socio-culturele component, tegen het Amerikaanse met zijn nationalistische cultuur. Het was Allah en zijn volgelingen, tegen God's own country. Men herinnert zich de hele symboliek met de nationale vlaggen, de gele linten en spandoeken ‘God bless America’. In Teheran zag men niets anders, zij het uiteraard in andere termen.
Technologie en Vooruitgang behoren tot datzelfde Amerikaanse nationalistische idioom. De militaire implicaties van de Space Shuttle zijn duidelijk, ofschoon ze niet officieel worden toegegeven (volgens Nasa gaat het immers om de industrialisering van de ruimte, en niet om de militarisering ervan). Het algemene referentiekader in zo'n maatschappij als de Amerikaanse - laten we echter niet alle leden van die samenleving over één kam scheren - ziet de grootheid van de natie als finaliteit, de technologische vooruitgang als middel, de militaire, desgevallend agressieve of imperialistische implicaties inbegrepen. De uiteindelijke betekenis van die finaliteit blijft echter, zoals gezegd, abstract. Als men er al een voorstelling van heeft, is ze fragmentair ofwel louter fictioneel. Welk ‘concreet’ perspectief kan men hebben van de toekomst, in dit geval van de ruimtevaart? Zoiets als Star Wars misschien, de film, of Battleship Galactica, het populaire televisie-feuilleton. De afschuwelijke laserstralen en weet ik veel welk oorlogstuig nog meer, zitten daar ingepakt in sprookjes, of in cowboyverhalen, vol dubieuse mystiek (‘The Force be with you’).
| |
| |
De jaren zeventig zijn nochtans niet zo gunstig geweest voor het vooruitgangsoptimisme, dat besloten zit in een dergelijk nationalistisch gedroom. Niet alleen de Zeitgeist, met zijn zwemen naar irrationaliteit en anti-intellectualisme, en de algemene crisissfeer zijn daarvoor verantwoordelijk. Ook de blote feiten hebben de onmacht van de techniek aangetoond. Een mankement aan een klepje in de atoomcentrale van Three Mile Island (Harrisburg) heeft ons een voorsmaakje gegeven van wat een nucleaire holocaust zou kunnen betekenen. Een zandkorrel (!) in de machinerie van een CH-53H Sea Stallion-helikopter heeft een reddingsoperatie in de Iraanse woestijn op een drama laten uitdraaien. En de auto-industrie van Detroit - Amerika's industriële trots en producent van het symbool van het Amerikaanse individualisme - werd neergesabeld door de gele mannetjes die hun auto's beter, goedkoper en talrijker aan de man konden brengen. En voor datzelfde symbool kon men een tijdlang zelfs geen benzine meer kopen. De enige technologie die nu nog vertrouwen inboezemt, is de kleinschalige, de alternatieve: Hoe Bouw Ik Zelf Mijn Windmolen. In het maatschappelijke fragmenteringsproces blijft er voor de ‘grote’, klassieke technologie, geen plaats meer over. Dat proces wordt immers gekenmerkt door het uiteenbrokkelen van een wereldbeeld, waarbij het territorium waarop het individu denkt vat te hebben, altijd maar kleiner wordt, tot hij alleen op zijn eilandje achterblijft. De technologie dient daarin geen maatschappelijk integratieproces meer, integendeel. Ze dient nog enkel om het individu selfsupporting te laten zijn. Men heeft het genoeg gezien: één elektriciteitspanne is voldoende om van New York een jungle te maken, met the survival of the fittest als ultieme wet.
Het Space Shuttle-avontuur gaat daar radicaal tegen in. De euforie na het succes ervan leek tegelijk een opluchting te zijn. De giganten-technologie van de jaren zestig, die de mens op de maan had gebracht, had zijn waarde weer bewezen. Er bestond weer zoiets als nationale exaltatie. De Iran-frustratie, die het nationalistische sentiment had aangezwengeld, kon weer positief omslaan: ‘we feel as giants once again’.
De Shuttle is slechts een symbool. In wezen is het - technisch - slechts een extrapolatie van wat al bestond: de motoren zijn krachti- | |
| |
ger, de computers meer geperfectioneerd, de ruimtecapsule groter en meer gestroomlijnd, zodat het ding met wieltjes eronder als een vliegtuig kan landen en niet meer in zee hoeft te ploffen. Grof gezegd, méér dan een wat groot uitgevallen zweefvliegtuig is het niet. Het komt alleen van wat verder. Typisch hiervoor is dat de Columbia-piloot door Nasa op de vingers werd getikt omdat hij had verklaard dat met de vlucht een nieuwe fase was bereikt in de verkenning van het sterrenstelsel. Dat is natuurlijk niet zo. Het gaat slechts om de exploitatie van wat eerder al werd geëxploreerd.
Om goed te weten wat zoiets als de Shuttle voorstelt, volstaat het niet te weten wat de feitelijke werkelijkheid ervan is, maar is het eigenlijk belangrijker de mentale werkelijkheid ervan te achterhalen, welk bewustzijn erover bij de publieke opinie bestaat. Het is niet toevallig dat vier weekbladen die realiteit op een analoge manier weergeven en dat ze daarbij niet verwijzen naar het wat banale zweefvliegtuig, maar naar de startcombinatie: de Columbia, met zijn reusachtige brandstoftank en zijn twee booster-raketten. Zowel Der Spiegel als Newsweek vergeleken het tuig met de Taj Mahal, Time met een middeleeuwse kathedraal, net als Fritz Behrend in een cartoon in de Haagse Post. In het Nederlandse blad was dat ironisch bedoeld, in het Duitse kritisch, in de Amerikaanse bewonderend. Hoe dan ook, parafraserend kan gezegd worden dat de technologie weer een tempel is geworden.
Dit is niets nieuws, uiteraard. Het is een nieuwe fase in het vooruitgangsoptimisme dat vanuit de negentiende eeuw dateert. De hele vorige eeuw koesterde ze een politiek progressieve gedachte, het liberalisme: terwijl de oude adel nog droomde van de tijd vóór 1789, had de liberale burgerij niets dan goeds te verwachten van de stoommachines, het gas en de elektra. Het socialisme zag een humanitaire droom in het morgenrood rijzen, met de techniek als één van haar middelen. Nadat hij De Tijdmachine had gelezen, zei Lenin in 1920 tot de auteur H.G. Wells: ‘Als we ooit in staat zullen zijn om interplanetaire verbindingen tot stand te brengen, dan zullen we al onze filosofische, maatschappelijke en morele voorstellingen opnieuw moeten interpreteren. En in dit geval zal de macht van de techniek, doordat ze grenzeloos is geworden, een eind maken aan het geweld als één van de factoren van de vooruitgang’. Nog geen twintig jaar later zou het
| |
| |
échec van deze droom worden vastgesteld door Charlie Chaplin in zijn film The Great Dictator, als het joodse kappertje, in zijn rol van nepdictator, de menigte na de Anschluss toespreekt en vaststelt dat al die mooie uitvindingen, van radio's tot vliegtuigen, de mensen niet dichter bij elkaar hebben gebracht, integendeel, ze hebben de oorlog alsmaar verschrikkelijker want militair efficiënter gemaakt.
Men had het vroeger, vóór de Eerste Wereldoorlog, al kunnen vaststellen, toen het Italiaanse futurisme de vooruitgang en de techniek accapareerde in een populistisch, nationalistisch en uiteindelijk fascistisch élan en de oorlog, tot opperste esthetische activiteit verklaarde. Slogans als ‘Het woord Italië moet het woord Vrijheid overvleugelen’ en ‘Oorlog is het enige redmiddel voor de wereld’ zijn duidelijk. Een dergelijke waanzin die, althans volgens Benedetto Croce, het fascisme van Mussolini mee heeft mogelijk gemaakt, kon slechts ontstaan uit de puur esthetische en emotionele benadering van de idealen van dynamica, ritme en simultaneïteit. Met de bekende gevolgen. In de crisistijd van het Italië in de eerste decennia van deze eeuw kon dat blijkbaar aanslaan.
Hoeft de nationalistische, agressieve en militaristische uitbarsting rond de Space Shuttle, deze moderne equivalent van de witte walvis Moby Dick, een voorbode van een nieuw fascisme te zijn? Nee, natuurlijk niet. Maar het is toch altijd goed te beseffen dat wetenschappelijke en militaire ontwikkelingen een eigen dynamica kennen waarvan de finaliteit niet altijd de belangen van de samenleving dient, en dat deze situatie een noodzakelijk populistisch complement vindt in de kritiekloze, want louter emotioneel gemotiveerde fascinatie van de argeloze televisiekijker.
|
|