Walg
Gruwelbedenksels, concentratiekamp-sensatielectuur, zogenaamde SF, al die troep is nog steeds in. De uitgevers ervan varen er wel bij, en diegenen die op het gebied van de litteratuur niets te bieden hebben kunnen door op de gruweltoer te gaan en het als litteratuur te verkopen zich ook het zo gretig verlangde plaatsje in de schrijverij veroveren; succes verzekerd, want er zijn altijd nog zat mensen die er op geilen.
Er is wéér zo'n gruwelen-boekje verschenen, het heet dan ook Gruwelijke vertellingen [uitg. Soethoudt/Nygh], van Roel Richelieu van Londersele [ach, dat de man zo heet kan-ie ook niet helpen, anderzijds schijnt-ie het wel prettig te vinden!]. Tot mijn verbazing bleek hij zijn produkten ook wel eens in serieus te nemen organen, zoals Yang of het NVT, kwijt te kunnen.
Maar ik protesteer tegen dit soort boeken. Ik vind ze nl. wézenlijk smerig. Schrik u niet, ik deins niet terug voor gruwel, smerigheid, geilheid enz. enz. [persoonlijk vind ik 69 het lekkerst], maar tegen fundamentele smeerlapperij protesteer ik: gruwelijkheid óm de gruwelijkheid is weerzinwekkend. Niét de gruwelijkheid die een artistieke [en dat is altijd: een geëngageerd artistieke] functie heeft, zoals b.v. het werk van Arrabal.
Maar wie uitsluitend, zomaar, iets ‘lekker walgelijks’ bedenkt en opschrijft vooral, hij bedenkt b.v. het verhaal van een moeder die geconfronteerd wordt met haar smakelijk opgediende gebakken baby, die bedenkt en schrijft iets walgelijks zonder meer; het betekent verder niets, het is uitsluitend walgelijk; het is het gruwelijke om het gruwelijke [en om het goedkope succes, en om de poen en nog wat van die dingen], en daar ben ik tegen. Want men moet me er niet mee aankomen dat deze onzin en wansmaak ‘het geweld in de maatschappij zouden aanklagen’ of i.d. Dàt doet Arrabal b.v. En ik weiger tot in m'n graf [volgt u me, heer Van Londersele?] - ik weiger tot in m'n graf te accepteren dat wagelijkheid ‘als walgelijkheid’, dus zonder dat daar artistiek iets mee gedaan wordt, ooit meer zou kunnen opleveren dan de verwerpelijkste commerciële kitsch - de tegenhanger in feite van het gezeur en gepruts in de zg. neo-romantiek. Iedereen bedenkt uiteraard, diep in de hoeken van zijn duistere brein, op gezette tijden iets gruwelijks, iets walgelijks, iets dat héel erg is, jaja. Maar wie zonder enige verdere artistieke intentie die zaken opschrijft, uitgeeft, en er wel een stevige litteraire pretentie aan geeft, is of onnozel of een hufter.
J J. WESSELO