| |
| |
| |
[Nummer 2]
De kunstenaar als slachtoffer
1.
Als we de waarde, de zin of de zinloosheid van een realiteit, een samenleving of een wereld willen begrijpen, is het goed te leren wie er de slachtoffers van zijn. Het is ook onthullend te leren wat er met onszelf gebeurt, en hoe we opnieuw voor onszelf zichtbaar worden na door een wereld of een samenleving te zijn gegaan.
Het kan onthullend zijn te leren of ook wijzelf tot de slachtoffers behoren, en of er een mogelijkheid is om nog iets anders dan slachtoffer te zijn, want door dit te weten kan er meer over onszelf worden gezegd dan we vermoeden.
Het is belangrijk te weten dat dingen en realiteiten ons iets over onszelf zeggen, en omdat we geen wereld, geen realiteit, geen samenleving kunnen voortbrengen die niet is zoals wijzelf, en wat niet tot onszelf behoort en met ons verbonden is, niet in de wereld die we opbouwen, kan worden opgenomen, zegt ook de wereld die we opbouwen veel over onszelf. De samenleving die we hebben opgebouwd, drukt zich vooral uit in een overweldigend materialisme. We hebben onszelf aan deze samenleving overgeleverd, die slechts, zoals iedere vorm van materialisme, kan bestaan door het maken van slachtoffers, maar het grootste slachtoffer is de kunstenaar. Hij is het slachtoffer als geest, als immaterialiteit. Hij gelooft voor een samenleving te moeten leven, maar is onafwendbaar niets anders dan slachtoffer.
Hij is ook een slachtoffer omdat hij zich vergist als hij gelooft dat hij voor een samenleving die geest en immaterialiteit vernietigt, moet werken. Hij vergist zich omdat hij niet voor deze wereld kan werken, maar slechts kan weggaan. Hij kan slechts naar andere werelden gaan. Hij vergist zich als hij iets anders wil doen dan zich heel ver van deze wereld verwijderen, want hij kan alleen iets van zichzelf redden door weg te gaan. Hij kan alleen redden wat niet mag vernietigd worden door weg te gaan, en ook wij zullen slechts iets van hem
| |
| |
terugvinden als hij de moed heeft gehad weg te gaan. Ook als de kunstenaar weggaat, is hij nog steeds een slachtoffer. Hij is een slachtoffer van deze wereld omdat de wereld hem geen andere uitkomst geeft dan zich te isoleren, maar hij hoeft niet langer de illusie te wekken dat hij door slachtoffer te zijn, nog steeds bij deze wereld hoort.
Een kunstenaar zal steeds opnieuw moeten weggaan, omdat het weggaan een bekentenis is, de bekentenis dat iedere eenheid of harmonie een onmogelijkheid is geworden, dat de wereld niet langer als wereld voor je staat, maar als het buiten je, het vreemde, het van je gescheidene, het niet bij je horende, het niet jezelf, omdat dit gevoel de kracht heeft om iedere plaats waar je wil blijven, door onbewoonbaarheid aan te tasten. De onbewoonbaarheid van onze realiteiten leidt tot een bevreemdende ervaring van deze wereld: de ervaring dat er geen wereld is.
Er is geen wereld voor de kunstenaar, en de afwezigheid van een wereld is de grootste en meest tragische ontdekking van deze tijd. Het is voor iedere mens de grootste ontdekking, omdat daarna alles voor hem onherroepelijk verandert, want hij moet leven zonder wereld. Het is een verschrikkelijke ontdekking die ingegeven wordt door angst, maar ze wordt ook ingegeven door de noodzakelijke opgave wat er wel is te begrenzen, of de grenzen ervan te vinden.
Als je in deze tijd over de door de mens opgebouwde wereld wil spreken, kan je nog slechts ervaren hoe de woorden die je gedwongen bent te zeggen, niets meer betekenen.
Als je over deze wereld wil spreken, voel je dat je nooit de behoefte hebt gehad erover te spreken, omdat je woorden moet gebruiken die reeds lang niet meer jouw woorden zijn. Je kan je niet van het gevoel ontdoen dat je over iets spreekt dat niet bij je hoort, dat slechts de oppervlakte van je bestaan raakt, maar je niet innerlijk raakt. Je kan nog slechts zeggen hoe vreemd het is en waarom het vreemd is, maar je kan niets meer over de wereld zeggen, en je voelt bij ieder woord dat je zegt, dat je over andere dingen had willen spreken.
| |
| |
| |
2.
Ik weet dat ik, om een waarheid te formuleren en te verdedigen, niets anders dan mijzelf heb. Het is heel weinig, maar toch heb ik nooit de behoefte gevoeld iets anders te hebben. Als je slechts jezelf hebt, is je overtuigingskracht niet altijd even groot, maar je voelt dat ander bewijsmateriaal onbruikbaar en ontoereikend geworden is en dat werkelijke kennis voor je slechts diepte van gevoel is, niet je eigen binnen je persoonlijk leven opgesloten gevoel maar het universele menselijke gevoel.
Ik ben altijd een slachtoffer geweest en ben altijd weggegaan, en deze ervaring heeft mij geleerd dat je in een wereld die geen wereld is, die geen leefwereld is, niets anders dan slachtoffer kan zijn.
Als ik over deze wereld wil spreken, kan ik slechts over zijn onbewoonbaarheid spreken.
Ik was gedwongen van allerlei scholen weg te gaan, was gedwongen uit de militaire dienst weg te gaan, was gedwongen voor lange tijd alle banden met familieleden te verbreken, was gedwongen de huizen te verlaten waar ik kamers of verdiepingen huurde, voelde de vernietigingsdreiging in de systemen waarin ik opgenomen was, voelde hoe men er niet naar streeft je als een mens te laten opgroeien, maar hoe men er uitdrukkelijk naar streeft dat je als een idioot opgroeit, hoe het hebben van een gezicht dat anders is dan het gezicht van een idioot, vaak gevaarlijk voor je is, en kan daarom alleen over deze wereld spreken als over een wereld waarin je een slachtoffer bent. Ik weet ook dat ik het nog steeds ben, maar het heeft mij niets anders over deze wereld geleerd dan dat hij vreemd voor mij is, en dat ik van mijzelf vervreemd en de realiteit zoals zij is, verloochen als ik mij aan haar overgeef en haar sociaal, maatschappelijk en existentieel verklaar.
Het bewijsmateriaal dat je aan je eigen werkelijkheid ontleent, is in hoge mate onwetenschappelijk en onrationeel, maar toch kunnen alle latere wetenschappelijke verklaringen waarmee je feiten en waarheden tracht te funderen, tot je ervaringswereld worden teruggebracht, omdat je denken beantwoordt
| |
| |
aan de diepte van je voelen. Een luid spelende radio die mij van de stilte berooft die ik nodig heb, is daarom voor mij een even groot bewijs van een hopeloze en onleefbare wereld als het bestaan van atoombommen. Ook als we in het kunstwerk niets anders dan voor ieder duidelijk herkenbare realiteiten weergeven, zijn we een slachtoffer. We zijn een slachtoffer omdat we niet buiten de stoffelijke en maatschappelijke realiteit zijn getreden. We zijn dit door onze onderworpenheid aan de ongeest van een steeds ondoordringbaarder en ruwer wordende realiteit. We kunnen als slachtoffer nog slechts uit deze gebondenheid treden door in de taal boven haar uit te stijgen en de taal te gebruiken voor het doel waarvoor ze misschien altijd bestemd is geweest: door over de geest te spreken, over de ziel.
| |
3.
Het leren spreken, het leren zeggen, is het leren leven in een wereld. Het leren spreken is een wereld zoeken, een wereld vormen, of een wereld tot werkelijkheid transformeren.
Als je wil weten in welke wereld je bent en welke zin deze wereld heeft, zal je na enige tijd nog slechts verlangen te weten welke zin jijzelf hebt. Na enige tijd zal je voelen dat je nog slechts je eigen bestemming zoekt. Je zal voelen dat alle dingen hun eigen bestemming hebben, maar dat er toch maar één bestemming is. Je zal ook voelen dat deze bestemming verbonden is met een werkelijkheid die soms onomvattend voor je is, en je zal begrijpen dat je een wereld nodig hebt. Het verlangen naar een wereld, is het menselijke creatieve verlangen. Het zoeken naar de bestemming van de wereld, is het zoeken naar een wereld.
Ook als je naar deze wereld zoekt, ben je een slachtoffer, want de wereld waar je bent, is niet de wereld die je wil vinden. De wereld waar je bent, doordringt je met het besef van de afwezigheid van wat je zoekt, want wat je wil vinden, is de gestalte van een geestelijke werkelijkheid, en als je er soms de sporen
| |
| |
van vindt, lijken ze even vreemd en ben je er even door geboeid als door foto's van andere hemellichamen. Je bent geboeid, door hun stilte, door hun ruimte. Er zijn echter van de werelden die je wil vinden, geen foto's. Je kan zelfs niet één beeld in je oproepen dat slechts het kleinste deel van deze ruimte voor je toegankelijk zou maken, want de ruimte die je zoekt, is niet een kosmische ruimte, maar een geestesruimte. Het is wat het meest bij je hoort, maar op geen enkele wijze voor menselijke uitbeelding toegankelijk is. De dimensie die je volgt, is niet de verte, maar de diepte. Als we deze levensrealiteit zoeken, zullen we ons vaak verpletterd voelen door de afwezigheid van een levensruimte, maar voor de kunstenaar betekent dit een veel grotere tragedie. Het betekent een dwang tot emigratie. De onbewoonbaarheid van de wereld dwingt hem weg te gaan: de emigratie naar de innerlijke ruimte.
Er was een tijd dat de kunstenaar de wereld waarin hij was, kon weergeven, omdat deze wereld zelf een weergave was van de innerlijkheid. Daarna was er een tijd dat de kunstenaar kon meewerken aan het veranderen en het ombouwen van de ruimte om hem heen, en zelfs een tijd dat er een verzoening ontstond, dat mens en wereld tot een vanzelfsprekende harmonie uitgroeiden, maar deze tijd is de tijd van de emigratie. Er is zelfs geen hoop meer de uiterlijke ruimte opnieuw leefbaar te maken.
De problematiek van deze tijd is de problematiek van de onleefbaarheid en de onbewoonbaarheid en van de vlucht naar een andere ruimte, en ook dat betekent dat je een slachtoffer bent.
| |
4.
De grote dreiging waardoor we omgeven zijn, is de dreiging dat we zullen overweldigd worden door de onmogelijkheid onszelf te zijn, de dreiging van de onmogelijkheid van een scheppende individualiteit. Deze dreiging is tastbaar voor ons, ook als we slechts vaag weten wat onszelf-zijn betekent, en het onszelf-zijn nauwelijks een verklaarbaar beeld voor ons heeft.
| |
| |
Ook als je niet weet of wat je creëert, zinvol of onvruchtbaar zal zijn, en als niemand anders het weet, of als men het pas veel later zal weten, of misschien nooit zal weten, is de creatieve daad bevrijdend en veranderend, omdat ze een innerlijke daad is, omdat ze ons het dichtst bij de onzichtbaarheid, bij de onvernietigbare geest brengt. Ze is daarom het verste weggegaan. Ze is het onbereikbaar worden. Ze is ook soms het aankomen. Ze is het transformeren van een begrensde, materiële, maatschappelijke realiteit, in een individuele, spirituele en oneindige realiteit. Ze kan als droom bestaan. Ze kan zwijgend, verborgen achter al het andere, blijven bestaan, als continuïteit, als eenheid, als blijvende stroom van ontroering en werkelijkheid.
We kunnen niet hopen dat deze werkelijkheid ooit eens de enige werkelijkheid zal zijn. We kunnen niet eens hopen dat ze ooit door de mens wordt gevonden. We kunnen zelfs niet hopen dat ze ooit iets anders dan zwijgend zal zijn, maar toch weet je dat je als slachtoffer geen andere uitweg hebt, want de materieel steeds ondoorzichtiger wordende menselijke realiteit vernietigt je omdat ze de geest vernietigt, maar de spirituele realiteit bevrijdt je en doet je leven.
De verdwijning van het kunstwerk is niet de vernietiging van het kunstwerk, maar de vernietiging van de mens. De aanwezigheid van het kunstwerk geeft de mens hoop te kunnen voortbestaan.
De kunstenaar is in de samenleving, als slachtoffer, als vluchteling naar het innerlijk, op zoek naar werelden met nieuwe levensmogelijkheden.
We kunnen ons niet van het besef ontdoen dat alles een doel heeft. We stellen ons voor dat we, door te leven, naar dit doel toegaan, maar het lijkt alsof de mens zelf het vinden van dit doel en zelfs het bestaan van dit doel onmogelijk heeft gemaakt, alsof de mens door zijn omgang met de materie, zich met de materie heeft geïdentificeerd, en hem heeft overgeleverd aan een negatief en zintuiglijk denken, en dit negatieve, aan de materie bindende denken, mens en aarde doordrongen heeft met een gevoel van zinloosheid.
Zinloosheid is niets dan materialisatie en
| |
| |
mateloosheid. Zinloosheid is het hypertrofiëren van de materie: kanker. De zinloosheid waaraan de huidige mens onderworpen is, is de zinloosheid die ontstaat door het losgerukt zijn van zijn eigen spiritueel leven. Het lijkt steeds meer alsof de mens gedoemd is te stollen tot louter stoffelijke incarnatie, en kosmisch en geestelijk verloren gaat.
Als we ons van deze dreiging zijn bewust geworden, kunnen we aanvoelen welke evoluerende en veranderende rol de kunst heeft in het bestaan van de mens en de wereld. Ze heeft een mystagogische betekenis. Ze leidt ons naar de hoop, in een werkelijkheid die tot universele onbewoonbaarheid is uitgegroeid. Ze tracht opnieuw te communiceren met een spiritueel beginsel in materie en mens. Ze tracht opnieuw iets bereikbaar te maken. Ze tracht de mens voor zichzelf bereikbaar te maken.
Er is daarom een gevaar dat ook de kunst door de dreiging van de onleefbaarheid wordt opgenomen. Politici en politieke systemen weten hoe ze de kunst binnen hun negativiteit moeten opnemen, maar er zijn nog andere middelen om de kunst te onderdrukken. De onleefbaarheid kan ook worden bereikt door het lawaai, door het verloren gaan van de stilte. De materialistische werkelijkheid bestendigt zich door de terreur van het lawaai, een terreur die steeds verder om zich heen zal grijpen en in de komende tijden tot waanzinnige en verpletterende proporties zal uitgroeien, tot hij een allesomvattende dreiging zal zijn voor iedere geestelijke werkzaamheid.
Het werk van de geest zal binnen de materiële systemen niet alleen niet langer meer kunnen ervaren worden, maar ook niet langer meer kunnen verricht worden, en deze volkomen vernietiging van de stilte, zal de overwinning zijn van de materialistische werkelijkheid, en ook de overwinning van de zinloosheid op de geest. Het is de meest ontzettende verschrikking die ons wacht, omdat ze, gebruik makend van versuffing, afstomping en arrogantie die met het voortbrengen van lawaai gepaard gaan, tot een zeer grote vernietiging zal leiden.
De mens die als slachtoffer zal moeten leven in de
| |
| |
terreur van het lawaai, zal nog slechts één verlangen hebben. Hij zal niets anders meer dan stilte verlangen, en hij zal geloven dat de stilte zijn enige bestemming is. Hij zal onherroepelijk van de stilte gescheiden zijn en geloven dat hij van zijn bestemming is gescheiden.
| |
5.
De gescheidenheid van wereld en innerlijkheid zal voor een kunstenaar actueel zijn als hij werkt in het bewustzijn dat de wereld waarin hij werkt, anders moet zijn, maar als deze gescheidenheid een vorm is geworden van slachtoffer zijn, zal de ontheemding te universeel zijn opdat hij nog kan geloven dat hij zich om deze wereld moet bekommeren. Hij zal nog slechts kunnen geloven in de overstijging van de realiteit, en het doel van zijn werk zal het vormgeven aan een bevrijdingsgevoel zijn. Het is dit gevoel dat een uitdrukking is van de transcendentale betekenis van de kunst.
We kunnen ons door twee gesteldheden laten leiden. We kunnen geloven dat we van iets gescheiden zijn en we kunnen geloven dat wij bij iets horen, maar een gevoel van vervreemding, van gescheidenheid, kan overstegen worden in een nieuwe verbondenheid. De wereld waarmee de kunst harmonisch samenvalt, zal een spirituele wereld zijn, waarin opnieuw een eenheidservaren mogelijk is: de eenheidservaring van mens en geest, in de harmonie van de droom.
Is dit een wanhoopsdaad van een slachtoffer, of een werkelijke bevrijding? Is het slechts een subjectieve uitweg zonder geldigheid voor anderen, of is het een andere vorm van creatieve beleving?
Het is slechts iets dat individueel kan gebeuren, maar daarom is het bevrijdend. Het kan zich slechts als een innerlijke ervaring afspelen, maar daarom is het een verandering.
Er is geen andere verandering dan het innerlijk anders worden, omdat het de enige verandering is waarover we zelf besissen en waarvan we weten dat ze reëel is. Iedere andere verandering is zonder realiteit en zonder menselijkheid. Alleen wat in onszelf verandert, is een
| |
| |
verandering, is voor altijd anders.
Iedere andere verandering is mechanisch en is grotere materialisering, maar de innerlijke verandering is een grenzen overstijgende verandering, is een kosmische verandering.
Ieder groeien is veranderen, is vervloeien, is met iets een eenheid vormen. Iedere eenheidservaring heeft harmonie nodig om zich te realiseren. De nieuwe harmonie waarin het veranderen zal gebeuren, is de stilte.
Het kunstwerk dat de geëmigreerde mens voortbrengt, is daarom het kunstwerk van de stilte.
Men kan naar een relatie met de innerlijkheid worden gedreven vanuit een wanhoopsgevoel. Men kan ook willen veranderen. Men kan geloven dat in de innerlijkheid de laatste resten, door materialisatie van de mens gescheiden geestelijke inhouden en impulsen zijn bewaard gebleven. Het is alsof wat een buitenwereld had moeten zijn, een levenskrachtige werkelijkheid, een levenselement zoals water het levenselement voor vissen is, zich naar binnen heeft gericht, alsof wat buiten en om ons had moeten zijn, een binnen-ons is geworden, alsof ook waarden, zingevingen, betekenissen, dromen zijn geëmigreerd, en een plaats hebben gezocht waar ze veilig zijn, of toch kunnen voortbestaan. We zullen ze niet langer om ons heen kunnen zoeken, want ze zullen geheel verdwenen zijn uit een verharde en gecondenseerde zintuiglijke realiteit. We zullen slechts tot een nieuwe relatie met hen komen in de innerlijkheid. We zullen het andere slechts kunnen vinden door onszelf te vinden. Daarom is de kunst de weg uit de materiële onherstelbaarheid, ook als het een weg is waarover we niet kunnen gaan. De hoop vanuit de onherstelbaarheid is de werkelijke transcendentale functie van de kunst. Daarom is de enige zinvolle handeling van de kunstenaar het weggaan, en is maatschappelijke hervorming door de kunst onmogelijk.
De kunstenaar kan slechts vanuit het gevoel slachtoffer te zijn, opnieuw een taal spreken waar de droom en de ziel aan worden toevertrouwd. Hij kan slechts zichzelf
| |
| |
aan de taal toevertrouwen, want alleen dan heeft het zin een taal te spreken, en is de taal die we spreken, een werkelijkheid, en roept ze een werkelijkheid op en verandert ze buiten haar bestaande werkelijkheden. Als hij niet zichzelf aan de taal toevertrouwt, zal hij een dode taal spreken, zal hij woorden gebruiken, maar niets meer zeggen.
| |
6.
Ik stel me voor dat de aan de arrogantie van het lawaai overgeleverde kunstenaar, een kunstwerk van het zwijgen zal trachten voort te brengen als laatste teken van geest, en van leven, want geest en leven kunnen alleen nog stilte zijn. Ik stel mij voor dat het kunstwerk de sereniteit van een opstijging zal bezitten. Het is moeilijk ons dit voor te stellen, omdat we moeten weten waar kunst haar bronnen heeft en ook moeten weten waar het lawaai ontstaat.
Kunstenaar zijn betekent slachtoffer zijn in een wereld en in een samenlevingsstructuur waar de stem van minderwaardige en middelmatige mensen beslist, een samenleving die opgebouwd wordt volgens de dictatuur van de massa. Een samenleving die door de massa wordt gevormd is een samenleving die gebouwd is op lagere bestaans- en bewustzijnsniveaus en is een slechte en negatieve samenleving. Ze zal slechts lawaai voortbrengen. Ze zal arrogant, materialistisch, lelijk en banaal zijn.
Een maatschappelijk engagement kan daarom geen redding meer zijn. De kunst kan nog slechts trachten moeilijk verstaanbaar te zijn. Ze kan nog slechts voor velen die haar een maatschappelijke functie geven of haar willen binden aan politieke en sociale bestrevingen, nutteloos lijken. Ze kan slechts de ruimte van het verstaanbare groter maken, als levensruimte. Het verdwijnen van de kunst is het verdwijnen van de mens, omdat de levensruimte zonder kunst, kleiner wordt dan de mens zelf. Het terugkeren van de kunst, is het levend worden van een andere mens. We kunnen spreken van het vernietigd worden van de mens, maar we kunnen niet spreken van het vernietigd worden van
| |
| |
de kunst, omdat kunst een werkelijkheid is. Ze bestond altijd en zal altijd bestaan, ook zonder het onwerkelijke dat men mens noemt.
We kunnen spreken over het verdwijnen van de mens en over het ontstaan van een andere mens. Misschien kunnen we nog slechts over een andere kunst spreken, omdat we nog slechts over een andere mens kunnen spreken, en niet meer over de mens die binnen de huidige realiteit bestaat en reeds verloren is, samen met de door hem ontworpen, onleefbaar geworden samenlevingsvormen.
Er is een andere kunst als er andere behoeften zijn, maar de mens is het slachtoffer van het onherstelbare, en de kunst is slechts zijn hoop. Alle grote kunst gaf hoop. Alle grote kunst beeldde de andere mens uit, want dat is steeds de geestelijke kracht van de kunst geweest, en binnen de evolutie van de mens, van het leven en van de culturen, haar bijna kosmische functie. De kunst kan de mens ertoe brengen vanuit zijn begrenzing naar het onbegrensde te gaan, vanuit de realiteit naar de droom, vanuit het voorbijgaande naar het blijvende, het eindeloze.
Het doel van de kunst is het doel van de mens: eindeloosheid, droom, stilte, zwijgen. Het doel van de mens is het grootste individuele doel: zichzelf zijn. Ook anders worden is zichzelf zijn.
Achter de maatschappelijke structuren en de sociale ideologieën ligt de beangstigende onwetendheid over het doel en over de ware zin van het leven verborgen. Politieke stelsels en politici weten niet wat het doel van het leven is. Hun functie is een samenwerking met het negatieve: vernietiging, bedreiging van de geest, het uitbouwen van de onleefbaarheid.
De politiek en de maatschappij zijn de grootste bronnen van het huidige ongelukkig zijn van de mens, omdat ze hem door zijn leefwereld heen vervreemden van zichzelf.
Het doel van de mens is anders worden, is weggaan uit het onherstelbare. Het enige andere is onszelf, de droom, maar er is veel stilte nodig om dit te bereiken. Er is ook veel stilte nodig om te kunnen geloven dat het bereikbaar is. Er is veel stilte nodig om het te zeggen,
| |
| |
het uit te drukken, het vorm te geven.
Voorlopig is er geen wereld meer, voorlopig is er nog slechts de hoop: de kunst. Voorlopig is nauwelijks de mens er nog. Je kan alleen als mens bestaan als je de moed kan opbrengen slachtoffer te zijn. Slachtoffer zijn is als geëmigreerde mens bestaan, zonder wereld bestaan. We zoeken daarom naar de stilte, de binnen zijn omlijsting gevatte stilte van het schilderij, de akoestische stilte van de muziek, het zwijgen, het taalloos zijn van het woord: de geestesstilte. We hoeven daarna nog slechts te veranderen in onszelf, en in onze bestemming, en deze bestemming is misschien het kunstwerk zelf, dus de stilte.
Claude VAN DE BERGE
|
|