Dit gedicht is het best te vergelijken met een soort barokke bühne, waarbij de hele, ingewikkelde machinerie die voor de mirakels, goddelijke interventies en verdere metamorfoses instaat, niet langer achter andere ingenieuze coulissen verborgen is. Iedereen weet dat hij gemaskerd is. Maar ook de beoogde toeschouwer kan dat weten, want met hem werd rekening gehouden: het aristocratisch idioom staat op een kier.
Clichés, uit hun vertrouwde omgeving gerukt, staan er plots heel naakt bij. Pink Poet, een paar jaren bij voorbaat betrapt, enigermate ook. Zelfspot, ironie en vergevensgezindheid. ‘Ik heb een oog dat traant’. Vergis u niet: ogenschijnlijke gevoelsontladingen zijn slechts te wijten aan een verstopte traanbuis.
‘En de zo eigen manier - wanneer Alcohol stilletjes zijn terrein had afgebakend, zoals de stier in de arena - zijn zo particuliere wijze, zei ik, om nieuwkomers te begroeten, bovenlijf en hoofd achterovergebogen, een plechtige hand aanbiedend, als een kardinaal die zijn ring presenteert. Hij kon verbannen en excommuniceren, urenlang monologeren of met welwillende aandacht de rol spelen van beminnelijke toehoorder. Hij was expert in de deontologie der vriendschap, een arbiter amicitiae.’
Alsof een gouverneur zijn zelfportret schilderde.
Michel BARTOSIK