Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 30
(1977)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 701]
| |
IIvruchten springen. tijd splijt hersenzwammen.
in moerassen blazen padden liefdesbellen stuk.
wat blijft de maker anders dan torvorming;
pijnpantser; hitteschild? mesbreuk: kei-
hard beeld dat ontpopt, de houtsnijder
met paniek bestookt. ijlkoorts. tropenkolder.
| |
IIIschaamstil in de hitte zit de jongen en is besneden.
werphout mist. vuurslag schampt. hyena lacht.
eenzaam met koortsvacht en honger de nacht in.
| |
[pagina 702]
| |
tot zijn oog 's morgens treft, de bok knielt in de savanne.
zwart en groot staat de man alleen met een witte hemel
getooid en luistert of hij de meisjes met ratels en bellen al hoort
| |
IVtred door grassen, loop en remming,
beweging die in het bekken opent in de
schouders vindt zij haar bestemming.
met katteruggen jagers in de schaduwplekken.
in de hitte even trekt een hartspier vertikaal. werp-
pegel. ijspriem naar de zon. bloedvlek. cheetapels.
| |
Vtromslags wordt harteelt buigzaam.
swing. maar onbewogen blijft het masker
star op staccato van lichaamskurven:
wrevelt het eind nu al de danser? maar
swing. bloedlianen. oerwoud huist er in
vuilnisblikken, baseballschoenen. sister
oh
sister
so fair and
dark why is there
white cotton in yr hair?
why do you cry your tears burn the earth
7th ave with its bars broken bottles shit
on a stick the teacher's ruler earth wine
empty wine heads old rolled into time /
into their weariness and bars stuck on
the corner hangin out easy yeah easy we
breeze down the street... sistuh sistuh
o so dark and fair why is their blood in
yr hair
| |
[pagina 703]
| |
VI[rousseau le douanier]. op een windstil meer
staat bleek maanlicht neer en op wat dwarse
riettonen even trilt: bezweringsfrase.
van slangewervel, liaan, bloemsteel en vogel-
hals buigt de vrouw haar slaaplied:
junglezoom die midnachts ornamenteel is.
| |
VIIliggen vroege spraakschedels hoorbaar
onder steppekalk gelaagd? waar hondskop-
apen verbaasd hun schedelkam betasten
slaan jagers woordbressen en met artefakten.
hollen zij instinkten uit en staan rechtop het grootst?
waanwesp boort eieren onder hersenschors.
| |
VIIIontschiet de apestrot een kreet. hevige
bladeren klapperen rond een tak. jungle;
kaaiman glijdt in het meer en zakt.
beginstil dan en melkwit de maan. een man
die in een huidplooi dringt, een vrouw die traant.
een ster die valt. wat slijm, een enkel woord: forever.
| |
[pagina 704]
| |
IXberookte hut. de danser komt op manke
stelten. masker witbetraand. kaurischelpen.
stil de harp, gebroken giraffehaar.
maar dan een tijdhard beeld gekapt
uit dor gras dat wacht, uit vuur dat dooft;
hij is in het bos, in het huis, in de boot;
[de dode is niet dood.]
| |
Xin een rover rijden nonnen reklame voor gods
zoon: statig staat de zwarte christen
met om zijn nek een bicpen of condoom.
laatste flamingo's hydro-elektries gestreken
van de meren. avanti! produktie! koop
aflaat! wildenreservaat in polygoon.
Huub BEURSKENS |
|