Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 29
(1976)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 400]
| |
IEn zo herbaren de doden de ultieme cosmostaal.
Zij genezen - zonder weeën:
volmaakt is dit ritueel van de glazen urne.
Zij gooien alle ankers los, zij slopen het puin
en vernietigen vergane steden, ze verwoesten...
Onze Verwoestingen.
Ergens, tussen de schaamvlakte, liefste
zingt een groeiend einde,
... roept hùn stilte.
Dit is de eenheid: de ongekende heraut verraadt
de centaur van jou, van mij.
Deze strijd der geliefden duurt eeuwen, Sue,
maanden van verwondering, van mutaties
en van elkaar beknuffelen
[angstig wel, maar dat hoort zo].
En straks beginnen nieuwe eeuwen;
tijden als planten, tijden als aarde,
als het verwaaien naar een heelal van ons zaad:
jouw zaad,
mijn zaad,
dus zij
die zich wederzijds strelend zullen liefhebben
en doden om het leven,
om een fluisterend voortbestaan.
| |
[pagina 401]
| |
IIMaar omdat we twee zijn moet jij je huid verkopen Sue,
mij, nog levende, villen en een offeraltaar bouwen
met je naakte lichaam van paars en witachtig bloed.
Misschien ben jij dan wel de vuurvlinder
die soms de cocon afwerpt om alles te verwoesten,
om de herboren morgen te groeten met het zwaard
waarmee je ooit je ondoorzichtige kleed hebt doorkliefd.
Met ons bloed, Sue, zullen we jouw
en mijn gelaat gewelddadig beschilderen,
wijden
en balsemen.
Tot een volgende dood.
Tot het volgende begin.
| |
[pagina 402]
| |
Alleen, zoals het de stervende moetMet woorden hebben zij mijn woorden Maar weer zult ge strijden
tegen schaamte. alleen,
zoals het de stervende moet.
Het bloed bevloeide sterke dijken
tegen vaderschap; uw weigering
groeide naar een vrucht waaruit
geen vruchten van vlees kiemen.
Gij tekende het teken van ontwaken,
het zoeklicht; het moederdier van uw
omsingeld huis. Uw lippen rekten
de lokroep: de vraag ...
behalve voor u, bleef het oude woord.
Als voor één der uitverkorenen
bleef dit antwoord u ver,
vreemd, en toch te nabij
om niet te wonden: de overwinning
van de doorgebroken mens zonder klanken
in de huid,
stervend, en zich reddend
op het stilste vlot.
De pracht der eeuwen die haar onrust
aflegt. Haar verte donder-
scheurt denkbeeldig
denkdiep
vlees ...
| |
[pagina 403]
| |
Gij,
Gij eigende u het strijden
tegen onmacht toe,
en tekende uzelf.
Maar marmeren vlinders afzijdigen
het gebeuren:
het streven van een kind,
en eigen dodenboek.
Zo breekt de springplank van uw eiland:
De executie van het schaarse wild
op hard-gewijde doeken.
[5-15 juni 1975] gedenkdicht voor H.C. Pernath, gestorven op 5 juni 1975
Phil CAILLIAU |
|