Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 29
(1976)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 265]
| |
[intro]Vroeger,
het komt me eeuwen geleden voor,
gezien:
het graf van Napoléon.
Dôme des Invalides heette het
en verminkt door puberteit en opvoeding
de glazen wijn niet daar gelaten
was ik ontroerd alsof het de begrafenis
van mijn eigen vader gold
Want voor de Geschiedenis der Vaderen
had ik gevoel en geen onderscheid
En nu, dus eeuwen later, met de
geboortegrond van Hem onder de voeten,
en hij dichterbij dan ooit
--- een klein hoofd op een schrompelend lichaam
--- een schrompelende rimpel in mijn tijd
Speur ik tussen een overvloed aan wijngaarden,
prikkelende maquis, olijfbomen, kurkeiken
| |
[pagina 266]
| |
Speur ik tussen gastarbeiders, toeristen,
zandkorrels op het strand en vooral
reizen in het binnenland van leven en tijd
Naar een teken, een gezicht, een gebrek, een gebaar.
| |
[pagina 267]
| |
[2]Was Hij het niet
Vader nummer zoveel,
die de tepel van zijn linkerborst
kneedde, wanneer het vrouwelijke,
het martiale,
in en aan hem kwelde?
Was zij het niet
voordat het kaartspel getrokken,
geschud en uitgedeeld werd?
Was zij het niet
geurend van huid, verweerd zweet?
Was zij het niet in een omhelzing
van jeugd en scherpe zon?
Was zij het niet
die verdween met zijn sleutelbeen
tussen haar tanden?
Was hij niet vader
vader nummer zoveel
die verdween?
| |
[pagina 268]
| |
[3]De vader staarde hem na,
een beeld van rampspoed in de huizen
De handen in de zak,
het hoofd een weinig opgeheven
Minutenlang bleef hij zo staan
Toen zijn we claxonerend weggereden.
| |
[pagina 269]
| |
[4]In de nacht,
hals en borst getekend,
Kobalt wachtend in het ochtendgloren
Kromp de schedel in elkaar,
sloeg het einde wetend in zijn zinnen
Flitsend schreed de dood nabij,
nacht en rust werden verdreven
Over bleef het lichaam,
dat warm nog, wilde leven.
| |
[pagina 270]
| |
[5]Een knobbel onder de kin, bij het scheren
Een laatste tandem licht komt binnen,
rust tussen baard en borst
AUTONOMIE
CORSE LIBRE
herinnerd van het asfalt,
geschreven op papier
Ver van hem heen
wrijft een hand zweet
uit de kuil boven het sleutelbeen.
| |
[pagina 271]
| |
[6]Berezina licht het op de néonband
Een ontheemde Algerijn zwaait met zijn hand,
Mijn kinderen zwaaien terug,
Een bruine fez, een tuinslang:
ekonomie en vruchtbaarheid
En in langzame woorden leg ik uit:
IRRIGATIE
Berezina, mompel ik tussendoor
en dat slaat in,
als een mop,
een vloek van de Straat.
| |
[pagina 272]
| |
[7]zij/
die niet wilde weten
van zomer of zonde
koesterde het sleutelbeen
als het zorgvuldig afgekloven bot
van een gebraden halve haan
in een witlinnen doek
droeg zij het tijdens de
druivenpluk, de oogst
van de olijven
oorlog na oorlog
drukte zij het aan haar mond
hield het tussen haar benen
klemde het in haar aars.
| |
[pagina 273]
| |
[8]En nu,
nu de nachtzon schijnt
is het een herinnering
Enkele dagen geleden
kwam ik haar tegen
Langs de weg liep ze,
op- en neer
Tas op haar hoofd
Herkennend het moer
de kobold van verleden
Stond de auto stil.
| |
[pagina 274]
| |
[9]Een vaag en traag kloppen
drong door het hoofd naar binnen,
een hamer van fluweel
Door zon en hitte getekend
stapte hij uit, mompelde
taal van zichzelf
taal van vreemd verleden
En uit de zwarte plooien
van haar hoofddoek
plooide zich een lach van
droge leem
Haar tas werd neergezet,
de armen bewogen in de schaduw
van door mieren uitgevreten
kurkebomen
Met enkele streken van de vinger
verscheen de naam NAPOLÉON
En terwijl ik knikte trokken
haar lippen samen, trilden
haar ogen in de zon
| |
[pagina 275]
| |
Gezeten op haar hurken
tekende zij
oorlogen
verschenen in het zand
Jaar na jaar verstreek
Vader na zoon
Zoon na vader verscheen.
| |
[pagina 276]
| |
[10]Uit een grauwgeel linnen zakje
werd restant van been gehaald
De handpalm werd bestreken
evenals de tong
Toen spreidden haar handen
over het achterhoofd
Drongen haar pinken
de oren binnen
Haar mond was inkt
haar tanden hout
haar leren lippen
vouwden om de neus
Driemaal werd geblazen
het hoofd naar achter gedrukt
Langzaam versplinterden haar ogen
de droge wallen vulden zich met tranen
en uit de tenen trok een jammerklacht
Een zoon zag een vader
dood staande achter de ramen.
| |
[pagina 277]
| |
[11]De kinderen schrijven kaart na kaart
hun leven duurt nog eeuwen
Zij wensen beterschap en geeuwen
Maar als hun adem slaapt
treedt zij opnieuw naar binnen
/en Corsica/
/de Basken moeten winnen/
Zij kijkt mij aan, wil opnieuw
haar verhaal beginnen;
Ik wijs van rib naar sleutelbeen
mompel: de Vaders moeten heen
Zij knikt en staart mij zwijgzaam
aan, geen haan die kraait,
geen traan die bloedt
Wat leeft verdwijnt,
zo is het goed.
| |
[pagina 278]
| |
[12]De dagen gaan
de maquis geurt,
Van hem wordt niets vernomen,
de kurkeiken staan oud en stram
sinaasappels hangen zwaar in de bomen
Het zal nog wel wat maanden duren
voor het dichtgroeit naar de dood
En de knobbel boven het sleutelbeen
schuift langzaam over Napoléon heen.
Corsica, juli 1975 - Maastricht, november 1975.
Hans VAN DE WAARSENBURG |
|