Reisaantekeningen IX [2 politieke romans]
1.
Tien langspeelplaten markeren tot nu toe de loopbaan van de bekende Westduitse advocaat/troubadour Franz Jozef Degenhardt. Bovendien verdiende hij zijn sporen in het advocatencollectief dat in de jaren '67-'68 gratis de verdediging op zich nam tijdens de vervolgingen en processen tegen de oppositionele studenten [nadat de student Benno Ohnesorg bij een demonstratie doodgeschoten was]. Dit geeft ook de politieke èn de muzikale ontwikkeling van Degenhardt aan: in de SPD behoorde hij tot de pleiters voor eenheid tussen progressieve sociaal-democraten en communisten - hij werd dan ook geroyeerd; ook zijn liedjes worden steeds kritischer, scherper, politieker. Opvallend is bv. dat het Springer-concern hem aanvankelijk hogelijk prees, toen hij nog vriendelijke, hooguit wat anti-burgerlijke teksten zong, maar hem fel ging aanvallen toen hij als progressief advocaat en linkse [steeds meer volgens de Brecht-formule opererende] zanger ging optreden.
in deze ontwikkeling is Degenhardts eerste roman Lont eigenlijk een soort kroon op het werk, ook in inhoudelijk opzicht. Een en ander kan men uitvoerig lezen in het uitstekende nawoord van vertaler Gerrit Bussink.
Lont is een boek van groot belang. Het beschrijft het laatste jaar van de oorlog in de fabriekswijk van een klein industriestadje in het Roergebied, en het antifascistische verzet dat daar gepleegd wordt. Nu beleven we momenteel een overvloed van enerzijds ‘historische werken’ over de oorlog: stapels boeken over Hitler b.v., waarin deze als niet veel meer dan een toevallige psychopaat wordt voorgesteld e.d.m., anderzijds romans die meestal niet meer dan goedkoop sensatiewerk zijn; ‘spannende concentratiekampromantiek’ en dat soort troep. Het komt maar zelden voor dat er een boek verschijnt waarin het arbeidersverzet belicht wordt. Zoals bekend is in Nederland Theun de Vries zo ongeveer de enige [met o.a. zijn roman Februari] - in West-Duitsland is het Degenhardt. Zoals Bussink in zijn nawoord ook zegt: ‘de roman schetst een beeld van een, in de Westduitse literatuur over de Tweede Wereldoorlog en het fascisme, bijna vergeten groep: arbeiders die, op kleine schaal georganiseerd, tegen de fascistische verdrukking in verzet komen’. En: ‘Degenhardt laat zien dat er ook in Duitsland, en wel in andere milieus dan dat van de graaf Von Stauffenberg, tenminste een gedeeltelijk bewustzijn van die situatie bestond, en dat in ieder geval een klein aantal arbeiders daaruit concrete conclusies hebben getrokken en geprobeerd hebben daadwerkelijk verzet te plegen’. Een klein aantal arbeiders, inderdaad: de meesten, en vooral ook de besten, zaten in de concentratiekampen of waren gevlucht. Vandaar ook dat de belangrijkste personen in deze roman kinderen [van een jaar of 14] zijn, vrouwen, oudere mannen en buitenlandse dwangarbeiders/krijgsgevangenen, zoals Russen, Italianen enz. En hoe de politieke sfeer in het boek is, mag blijken uit de manier waarop de ontvangst van het overlijdensbericht van Ernst Thälmann beschreven wordt, de voorzitter van de toenmalige KPD, samen met
Dimitrov nog beschuldigd in het Rijksdagbrand-proces: ‘Maar vreugde duurde niet lang in die tijd. De volgende avond kwam Herta Ronsdorf naar Spormann, ging aan tafel zitten en huilde. Ze zei: Teddy is dood. Ze zwegen lange tijd, ook Anna Spormann huilde en Karlheinz stond op, liep naar het raam en zei: Onze Teddy Thälmann. Later kwamen de anderen, iemand had een kleine foto van Ernst Thälmann, die speldden ze op een stuk rood doek en dat hingen ze aan de muur’. En om aan te geven hoe deze gehalveerde gezinnen politiek denken is o.a. een passage over de officiersaanslag op Hitler o.l.v. Von Stauffenberg veelbetekenend.