Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 28(1975)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] [Twee gedichten] Een wandeling Geliefde, enige, die elke dag opnieuw door mijn drieste droefheden wandelt en glimlacht en wuift wanneer je je uiterste duiven als van een leien dak aan de novemberwoede toevertrouwt. Je hand raakt, en iedere huid wortelt in bloed, mijn hand en maakt mijn vingers bevaarbaar. Spreek je: woorden gaan een leven leiden: ‘Zie, de vijver deint en hij is grijs, wit rusten zwanen’. Mij gezegd, die naast je drentel en staar en traag tragiek akterend de ringen van een omgezaagde boom tel. [pagina 88] [p. 88] Geliefde, enige, die elke dag opnieuw mijn kou verzoent, mijn doorzwete hand zoekt en je binnensmonds zingend [of vloek je de regen?] voor een wandeling door het stadspark uitnodigen laat: Je oogst zal zout en zonen, hoge rozen zijn, je hand keert strelend bij springtij het water ten goede en maakt de kindervretende tijd tot een vriend met wie het, bij zonsondergang goed zitten is, brood brekend of doodgewoon zwijgend, aan oevers die traag natrillen, kijkend over vijvers. [pagina 89] [p. 89] □ Laat dan de adders en de hagedissen tussen de distels ritselen: ik spreek u toe. Ik spreek u toe, met lippen murw van pas ontzegeld licht: een gijzelaar, gegeseld door de zeven stamelende streken van de wind. Een spiegel houd ik u voor: de zovelen, zij die beweren en zweren, zij die kruisigen, ons lichaam hebben doorstoken, gevild en verstrooid door al de zeven streken van de wind. En die in onze buikholte wervelen als een schreeuw. Gij: een brug. Die kermend zich richt en welft over de zeven wentelende streken van de wind. Ik zing als lentesneeuw en gladiolen, over de eeuwen heen, uw asse, de doordrenkte en doortrapte, samen: ik voorzeg u heelhuids uzelf en uw zaad. Wilfried ADAMS Vorige Volgende