ontwikkelingshulp richten op “self-reliance” en meer rechtvaardige verdeling [ ]. Ik ben niet zozeer geïnteresseerd in het bevorderen van groei als wel aan het bijdragen tot, katalyserend wellicht, aan een iets grotere mate van self-reliance, een betere verdeling, emancipatie, mobilisatie, participatie van mensen in ontwikkelingsprocessen.’ Je zou eens aan de Indonesische bevolking moeten vragen hoe ze denken over Pronk [die niet geïnteresseerd is in groei!] en zijn ontwikkelingshulp; je zou eens aan de Indonesische bevolking moeten vragen hoe het, sinds Pronks hulp [of liever: sinds zijn streven en interesse], gaat met hun ‘self-reliance, verdeling, emancipatie, mobilisatie en participatie’! Gezegd moet worden dat Pronk hieraan toevoegt: ‘Ik accepteer dat dit een ideologische stellingname is die nog steeds een stuk werkelijkheid niet volledig dekt’. Nee, het dekt de werkelijkheid [een ‘stuk’; even betrouwbare jargon-meter als ‘acht’] inderdaad niet!
Na deze koddige progressieve ministeriële volzin volgt de volgende voltreffer: ‘De grote ondernemingen hebben geen invloed op ons buitenlands beleid’. Hier acht ik een stuk commentaar overbodig. Pronk: ‘Het beleid is gericht op die landen waarin elites - ontwikkelingsprocessen zijn elitaire processen - [!] elites regeren die bereid zijn middels struktuurveranderingen iets te doen dat ten goede komt aan de hele samenleving’. Bedoelt Pronk hier werkelijk Indonesië?
Maar ook in Nederland heeft het beleid, ongetwijfeld geïnspireerd door Pronks effectieve stuk inbreng, alleen maar voordelen opgeleverd: ‘We hebben een bevriezing van prijsstijgingen non-diskriminatoir afgekondigd, op grond van de machtigingswet’. Als Pronk één prijs kan noemen die niet gestegen is, of éen prijsstijging die bevroren is, is-ie wederom erg knap.
Kostelijk is ook, vooral na de opmerking over het geen invloed hebben van de grote ondernemingen, Pronks volgende treffer: ‘En u kunt zeggen, en ik geef u daar volkomen gelijk in, dat de beslissingen die zijn genomen in het kader van de afgelopen maanden [3e jargon-meter: “in het kader van” i.p.v. “tijdens”] over distributie en produktiepatronen van olie, beslissingen geweest zijn die totaal in handen hebben gelegen van de grote internationale oliemaatschappijen’. Commentaar acht ik hier wederom overbodig. Pronk: ‘Het [is] bij uitstek mogelijk geweest om desondanks toch aan lagere inkomensgroepen welvaartsverhoging te bieden in 1974’. Wie kan Pronk hier bedoelen met ‘lagere inkomensgroepen’? De enigen nl. die welvaartsverhoging in 1974 hebben meegemaakt zijn de aandeelhouders van de Shell & Co.
Enfin, deze prietpraat over structuren, patronen, stukken beleid, vult nog vele kolommen. Eén werkelijk ongelooflijke grofheid moet nog vermeld worden [beklemtoning v. mij, W.]: Ik ga niet zo ver dat ik verzetsbewegingen in ontwikkelingslanden steun tegen regeringen aldaar, wettig of niet [!]. Waarom niet? Ik heb te maken met een internationale orde die door sommigen als een internationale rechtsorde wordt beschouwd en die een internationale machtsorde is, die het mij niet mogelijk maakt.
Deed ik dat wel dan had ik geen enkel moreel motief meer om de Amerikanen te verwijten dat zij de oppositie in Chili steunden tegen de Unidad Popular.’ M.a.w.: het optreden van de ‘oppositie’ [bedoeld wordt het fascistische staatsgreepregiem] in Chili is principieel van dezelfde orde als dat van de bevrijdingsbewegingen in Afrika en Azië! Zelfs in het kader van een dynamsche ministers-‘ploeg’ acht ik die Pronk een fijn stuk mens.
J.J. WESSELO