| |
| |
| |
[Nummer 10]
Party
Handgeven. [[Hand uitsteken; de andere eveneens, schuin vooruit, op elkaars buik gericht. Tot zijn paniek schiet zijn hand langs de andere heen; zonder in staat te zijn de hand nog tegen te houden vervolgt deze zijn weg en steekt messcherp door het lichaam van de bezoeker; komt er aan de andere kant weer uit; verlengt zich nog een meter of zo en veert dan weer terug, terug tot een formaat kleiner dan normaal: softenonhandje. Nieuwe paniek. Waarna de hand snel weer aangroeit en zich herstelt. Daarna probeert hij het opnieuw, vliegensvlug hand uitsteken, de hand van de ander grijpen en drukken, ferm, met een onhoorbare zucht van verlichting en enigszins verbaasd dat de ander normaal reageert.]]
Glimlachen. Blij j.t. zien...
Ga... Hoe langg...?
Handen vliegen door het vertrek, ogen, monden - settelen zich tot herkenbare, bekende gezichten, gestaltes, misschien één sekonde verwrongen maar dan weer volledig vertrouwd... Lang niet gezien... jullie...?... de kinderen...?
Fried gaat op de schoot van Bender zitten en glijdt dan af naar de lege stoel naast hem - vergissen is menselijk - drie, vier van de aanwezigen wisselen ogen met de aangekomenen, tuiten hun lippen - ddzzahh - lippen veren weer binnenwaarts... jonger op geworden... dank je... mooie jullrrk... Teo legt een brede jat op Titia's beide volle borsten tegelijk - kan niet, fysiek onmogelijk! - daarna op één enkele borst - daarna... jezus // Ga zitten, ga zitten allemaal! // Koffiekopjes zweven van tafel naar hand, naar mond [als bestuurd door onzichtbare handen], naar Birgitta, Fried. Woorden worden uitgewisseld, glippen ene oor in andere oor uit en een ander weer in of alle oren tegelijk, blijven hangen wellicht, zweven. / Onder nieuwe staande lamp met enorme, halfronde boog van blinkend chroom die bijna de
| |
| |
halve kamer overspant. Daarnaast nog wel vijf andere lichtpunten en -ornamenten. Mooi. Goed. Knipperen even, helder oplichtend en weer dovend. Dan stabiel. Goed. Glimlachen. Lachen. Als het niet werkelijk was had hij het tot werkelijkheid bijeen kunnen fantaseren, of het had een televisie-tafereel kunnen zijn door een ander ontworpen en uitgebeeld.
Waldo zegt: - Hebben we je laatst niet op de televisie gezien, bij de opening van...
- Nee, zei hij, dat was ik niet.
- Hij leek anders sprekend op je.
- Kan zijn.
- Wie was het dan?
- Iemand op wie ik lijk...
- ..................
- Alle Nederlanders lijken tegenwoordig op elkaar, vooral op de tevee.
Gelach.
- In zwart wit kun je ze helemaal niet meer uit elkaar houden.
- Moet je kleurentevee nemen... kun je de mensen tenminste aan hun kleren herkennen, of aan hun huidskleur.
- Moet je wel een huidskleur hebben.
- De waarde van uw kleding is uw eigenwaarde.
- Gek hè, een kleurloze neger of Chinees bestaat niet, alleen een kleurloze blanke.
- Huidskleur als eigenwaarde... black is beautifull...
- Playtex - nu ook in huidskleur.
- Jezus, hou op, zei Bender, daar krijg ik de hele week al buikpijn van.
- Neem aspro - bruistabletten.
- Certiform-herenondergoed - een tweede huid - laat uw vel vrij ademen.
- De waarde van uw kleding is uw eigenwaarde.
- Stop!
- Miljoenen vrouwen over de hele wereld hebben plotseling een beter figuur.
- Met...
- Hou op in godsnaam.
| |
| |
- Mensen verrijkt met textieldeodorant.
- Wie wil er nog een petit-four?
- Drie halen, twee betalen.
- Hou op zeg ik je.
[Er zit iets in, dacht hij; voor veel mensen, vooral jongeren en arbeiders had kleding iets emancipatories, versterkte hun gevoel van eigenwaarde. Verdomd. Naakte mensen leken nog meer op elkaar. Moos die over de muur van het nudistenkamp gluurde - of was het de Tuin van Eden? - kon niet eens zien wat mannen en wat vrouwen waren omdat ze geen kleren aan hadden - oude mop, twintig jaar later toch nog zinvol.
Welke blanke heeft de witste huid? Een homo gewassen in Omo.]
- Jij denkt, zegt Titia, verwijtend haar vinger heffend, Lokien denkt op een avond als deze waar andere mensen bij zijn... genant...
trekt
aan puntje van zijn neus...
Een auto rijdt door de muur, eerst het scheurende geluid van het wegrijden [bij wijze van voorecho], geklaxonneer [driemaal kort], daarna de auto zelf [: echo in de vorm van een auto], schiet dwars door de kamer en de drukpratende gasten heen zonder dat iemand het merkt / verdwijnt. Een vogel, een duif, een spreeuw vliegt door het ommuurde, met tabaksrook bezwangerde uitspansel, gevolgd door een vlucht krijsende meeuwen, maar niemand die het hoort.
- ... Moet bij het denken de hulporganen niet onderschatten, zei hij. Sommigen wrijven met een vinger langs hun neus, anderen plukken aan hun linker oorlelletje - nooit het rechter!... maken het lichamelijker... opwindender...
Fried: - Jij trekt altijd aan een uitstekend neushaartje.
Een beetje verontwaardigd, alsof ze een intiem familiegeheim had prijsgegeven: - Altijd, altijd... hoe vaak is altijd?
Teo zei: - Vroeger kreeg ik mijn vruchtbaarste ideeën als ik onaneerde en om niet te vlug klaar te
| |
| |
komen aan iets anders dacht, in het wilde weg.
- En nou dan, zei z'n vrouw. Of heb je daarom niet zoveel vruchtbare ideeën meer?
- Barst open, zei hij. Zo zie je wat er...
- Er zijn er ook die met hun tong tegen de binnenwand van hun wang schuren of hun lippen tuiten in de vorm van een zeeanemoon, om over eenvoudiger dingen als over het onderkinnetje wrijven maar niet te spreken.
- De meeste mensen denken trouwens helemaal niet bewust als ze hun beste ingevingen krijgen...
- Nou, de meeste...
Einstein zei dat hij zijn geniale vondsten het eerst in min of meer heldere beelden zag, soms zelfs van een letterlijk gespierd karakter, maar nooit in woorden. En Norbert Wiener, je weet wel de vader van de cybernetica, sliep soms tijdens het collegegeven en zijn studenten waren dan gevleid want dat betekende dat hij naar hen luisterde en hun vragen kon beantwoorden. Als ie niet sliep dacht hij altijd aan andere dingen, fundamentele problemen. De man kon aan twee dingen tegelijk denken.
- Maar dat was dan ook een genie, zei z'n vrouw.
- In ieder geval moet je de hulporganen waarmee gedacht wordt niet uitvlakken, zei hij, die zijn enorm belangrijk bij het tot stand komen van ideeën en alle uitstekende lichaamsdelen kunnen ervoor dienen, ook de armen en benen en...
- Ik kan me heel goed voorstellen dat een invalide zonder armen en benen of een volwassen softenonmens...
- O god, begin je weer, zei Birgitta. Jij zult je die dingen niet goed kunnen voorstellen...
- Soms denk ik, zei hij, ik zou best wat meer intelligentie willen hebben, maar dan denk ik: wat moet ik ermee doen, doen, DOEN.
Het holle geblaf van een hond - een bokser, domicilie houdend op tweehoog - weergalmend in het trapportaal - irritatie - waarna het dier enkele sekondenlang hondsdol en agressief door de kamer springt, in alle luchtlagen van vloer tot
| |
| |
zoldering, tussen hoofden en benen door, koppen en glazen schaaltjes met nootjes en zoutjes omwerpend, snel tegen een stoelpoot pissend, waarna hij even snel de benen neemt en niemand die erop reageert, ook hij niet. De kopjes en glazen, met inhoud, herstellen zich in hun oude stand.
Even voelt hij een haast onbedwingbare neiging zich op zijn knieën te werpen en aan de stoelpoot te snuiven en te blaffen. Dan is de verleiding al weer voorbij. Het voorval vergeten.
... vooruit dan maar, je mag net zoveel drinken als ik wil...
Hij? Hou op, hij geeft net zoveel uit aan drank als ik aan de psychiater... Akkoord, akkoord, de ene mens is de andere niet... Ik trek altijd driekwart van mijn drankrekening af van de belasting... komt belastinginspekteur, vindt het te veel, zeg ik verontwaardigd: Maar meneer, u denkt toch niet dat we dat allemaal zelf opdrinken? - Nee, zegt ie, nee, neemt u me niet kwalijk mevrouw... Wat, wat zei je?...
Geërgerd keek hij naar een heel orkest van auto's, bromfietsen, motoren dat luid en geïrriteerd toeterend door de kamer reed... de tirannie van hun drift - paar sekonden oponthoud... tuig... motoren van adrenaline, 1 pk, tuig... [Waldo:] Ik zal God op mijn blote knieën danken als ik doof ben; heb ik eindelijk geen last meer van het lawaai... Zal ik... Ja graag... / We zien elkaar veel te weinig... // Soms plotseling de vaag of half aanwezige schim van iemand die ze kenden [: hij, Fried, de anderen], in en door woorden opgeroepen en die, luttele woorden, later weer in het woordloze niets oploste, soms nog even dreigend of beminnelijk op de achtergrond zwevend [: bovenlichaam op oogshoogte], plaatsmakend voor een nieuwe persoon, politicus, sportman, schrijver, bediende uit een delicatessenzaak, popster, tv-verschijningen, die op hun beurt weer verdampten tot onzichtbare aanwezigheden of opvallende afwezigheden, enzovoort. Woorden, woorden... // We zien elkaar veel te weinig... Jullie moeten weer
| |
| |
eens... / Niet ieder mens is... /
Iedere keer als zijn auto gerepareerd moet worden heeft ie maagklachten. Pas als de rekening betaald is gaat het langzaam over. / Het wordt tijd dat die auto dan eens naar de psychiater gaat... Bordje in spreekkamer: NO CURE NO PAY. / Hahaha /... / Zo komt Splinter door de winter... /... / TELEFOON. Ja? zei hij, met wie? met wie?... O ja; sorry, ik heb momenteel bezoek zoals je hoort - mag ik je morgen even terugbellen?... Goed ja... dag... Wat? wat zei je?... Nee, ik zei niets... Ja.... Hahaha... zeker de BVD... En //
Opnieuw gevangen in een van die draden [: soms], als in een web van gerichte krachten waaruit ontsnappen haast niet mogelijk is wanneer het er eenmaal in zit: vooral in momenten van argeloosheid en energieloosheid. Razendsnel voortgeplant worden, en terug, een snelheid die zelfs voor hem, naar het weet, onachterhaalbaar is. / ... zzrr, rrtt, ttll, mmm... jaw... aar... / ... en co... zei... /... ttllmm, ttllmm, rrr, daaadaaa, krrr, akkakkakk, krrrrr, tzzmm, tzzmm, tzzmmm... heen en weer geschoten: tamelijk zwak maar ervaarbaar en steeds meer duidbaar... / eeft 'n om egen... trreu... rdige... toen... ingij aan de at? at?... ja... Verest... e... e?... Aaa... / Wat? wat zei je? - Nee niets. - Hahaha... zeker de BVD... Dag! /
Pas toen de lijn, trillingloos, stierf, stopte het; het bleef opnieuw betekenisloos achter. Schoot weg, als steeds onvoldaan, een van klank en trillingen ontdaan woord, woorden en terug // Als een kleine konkrete engel in nachtjapon de verschijning van Gwen in de deuropening... wakker geworden.
- Kom maar, zei hij, kom maar. Al die woorden maken ook zoveel lawaai hè [: woorden in mensengedaante, luidruchtig].
Ze springzweeft op hem toe, tussen zwevende glazen, asbakken, hoofden door, rakelings langs het fantoom van een ronkende vrachtwagen. Keelremmen
| |
| |
protesteren. Gelach. Duikelt eenmaal om haar as alvorens op zijn schoot te wippen. Wrijft haar wang langs zijn nu licht bestoppelde wang. Fried achter hem. De heilige familie-drieëenheid, omhuld door de lamswollen glimlach van de gasten.
- Wat wil Gwenneke hebben?
- Glaasje wijn.
- Geen denken aan.
- Kan ik lekker op slapen.
Pijnlijk hoog gelach, dat even de dunne gehorige muren van de flatwoning doet instorten en de benedenburen tegen de zoldering = hun vloer doet bonzen, àwww. Hij stampt terug, waarbij zijn voet door de bordkartonnen vloer heenschiet.
Trekt zijn voet terug. Tikt met het topje van zijn middelvinger op het puntje van haar neus. Zegt:
- Je mag nog een wens doen. Waarop ze natuurlijk wenst dat ze de hele avond op mag blijven.
Warm nu. Bezwaar van de vele lampen. Niet aan gedacht. Lampen nemen even af in lichtsterkte, doven half - schrikt - lampen knipperen even en lichten weer op. Goed. Doet zijn jasje uit. Rook begint op zijn keel te slaan. Rookt zelf sinds anderhalf jaar niet meer. Leeftijd waarop je eraan begint te denken, dat wil zeggen aan longkanker. Ik zou iedereen wel willen toeroepen: Stop met roken, dan gaat mijn gemiddelde leeftijd omhoog!
Ziet hoe Waldo een meterslange arm uitsteekt en met zijn hand onder Titia's rokken graait terwijl het gesprek tussen hen gewoon doorgaat. Niemand ziet blijkbaar iets ongewoons. [Had het al lang in de gaten. Zat haar de hele avond al met zijn ogen-op-steeltjes te versieren.] En plotseling zitten alle vrouwen met ontbloot bovenlichaam te praten en de gulp van Waldo barst open als een tulp.
De warmte in de kamer, van lampen en lichamen, begint al menselijker en lichamelijker aan te voelen en te ruiken, met een lichte geur van transpiratie bij wijze van menselijk ozon. Lekker. Gezellig.
Met lekkere drank. Woorden. Maar in plaats van opgewondener te worden zoals de anderen, voelt
| |
| |
hij zich al kalmer worden, bijna gerustgestelder.
Inmiddels is ook het kamerinterieur zich gaan stabiliseren [: of zijn blik?]. Een enkele maal konstateert hij nog, nauwelijks met bevreemding, laat staan verbijstering, dat een oor of been gedraaid aan een lichaam zit, de tafel of de antiekkast een decimeter boven de vloer zweeft, de lampen knipogen en soms zelfs even rood, oranje en groen worden, een auto of vogel door de kamer schiet, maar amper een paar sekonden later hebben de normale verhoudingen en relaties zich hersteld.
Tenslotte treedt een komplete stabilisatie in. Toch ervaart hij het nauwelijks als een opluchting, heeft eerder een gevoel dat iets hem is ontsnapt buiten zijn wil om - /
Fried: - Het verleden nadert ons hoe langer hoe dichter. Nu wordt de mode van tien jaar geleden al herhaald. Als je je kleren tien, vijftien jaar laat liggen kun je ze weer opnieuw dragen... /
... vraagde men in stilte aan Arance wat voor een dochter ik was? die haar voldeed met te zeggen dat ik een Nicht van haar was, die begeerte had om ook de konst te leeren, en tot dien einde aldaar met haar gekomen was, waarom sy onbesorgd voor my mogten zyn. Nadat wy nu alle met den anderen compleet vergaderd waren, gingen wy in een ronden kring staan in een grote zaal, rondom een tafel daar een Kat op lag, die sy na het scheen besworen hadden, en d'een na d'ander daar de hand op leggende, vervloekte zich elk driemaal; en daar mee een vreesselik gelol makende ging haar Mortentia voor, en geleide haar in een diepe kelder door een enge verborgen ingang; en ik volgde, hoewel al met eenige vreeze, of ik weet zelver niet wat vervoering, alzo my dacht dat den Duivel rondom was, en kwam met al den hoop binnen.
Hier zag ik de wand rondom beschilderd met grouwelijke Gedrogten, dat vervaarlik was aan te sien; en daar en boven, door middel van eenige
| |
| |
Was-kaarssen, die rondom stonden te branden in doodshoofden, die tot kandelaars gemaakt waren, een menigte van Doodsbeenderen, Slangevellen, gedroogde Padden en Nacht-uilen, en ik weet zelver niet wat vremdigheden meer. Onderwijlen sloot men een groote kas op, en daar in een geheele winkel zijnde, kreeg men daar eenige smeer-potten uit, nevens eenige houten poppen, als daar de kinderen mede speelen, doch rondom met leden, gelijk ook eenige toverboeken, die met vremde Caracters geschreven waren; en alzo zette men sich rondom een groot vuur, dat daar op 't midden van de vloer, daar een schoorsteen recht boven was, brande, en stelde zijn konst, onder veel schrikkelijke blasphemien, te werk. Mortentia, die, hoewel nog jong zijnde, al een van de voornaamste was, nam haar pop, en smeerdense, rooktense tegen 't vuur, en priktese met naalden, zo dat ik daar over verwonderd was; doch hoorde eindelik dat sy haar Moeder betoverd hebbende, die op dese wijse, of immers daar zy't voor hielden, pijnigden. Wat'er nu af zy, dat dit van een houten gedaante aan een mensch soude konnen overgaan, is my onbekent. Doch dit is immer zeker, dat die goede oude Vrouw veel jaren een vreemde kwaal gehad heeft, en dat men de rechte staat van haar siekte niet heeft konnen weten. Een ander had sijn Vader, Suster, Broeder, Man of Nicht, of iemand van haar naaste Vrienden betoverd, dat zy alle onbeschroomd en met grouwelijke besweeringen voor den dag brachten, onder 't plegen van de uiterste wreedheid die zy konden verzinnen. Zommige ook stelden zich bezig met eenige kruiden en doodsbeenderen onder den ander te pulveriseren, en nevens dien kwam'er eindelik een half vergaan jong kind voor den dag, dat men aan stukken kapte, tot asch brande, en met ondermenginge van andere vuiligheden tot toversmeer maakte, en in potten in de winkel stelde. Somtyds was'er een groote stilte, dan wederom een suisinge, en voort een geraas dat verschrikkelik was om te hooren. Eenige elders, zo zy dachten,
heen willende vliegen, besmeerden
| |
| |
sich onder d'armen, aan d'oxels, slapen des hoofds, &c, en al prevelende binnens monds rondom drajende vielen van haar zelve, en bleven als dood ter aarde leggen, tot dat sy wederom bekwamen, en verhaalden hoe haar den Duivel gins en elders door de lucht gevoert had, en wat boosheden zy uitgerecht hadden. Andere vertoonden dat haar geesten de ligchamen van ratten, nachtuilen, &c. aangenomen, en wondere dingen bespied hadden, en veel diergelijke dingen meerder..................................................................................................................................... Ten laatste boden zij hem aan onder haar gemeenschap in te huldigen, en hij niet wetende wat zulks beduidde, nam het aan en was daar verblijd over... Men gaat dan hierop in een groot vertrek en zeid dat het vooreerst de gewoonte was van zich naakt uit te kleden en dan nevens de twee die hem tot gezellinnen zouden zijn en d'ander die hem in haar order bevestigen zou, en die reeds een aanvang maakten met haarzelven t'ontkleden, de klederen daartoe geordineerd en die men uit een kas terwijl haalde, aan te doen... Hij zocht zich t'ontschuldigen en zij, niet wetende waarom, verwonderden haar. Eindelijk begon men door de ontsteldheid van zijn gelaat zowel als door zijn blote excuse enige argwaan te krijgen zodat men om te zien wat van de zaak was hem met force aanviel en de klederen van 't lichaam scheurde... Wat verwondering, o Jupiter, beving haar allen niet, als zij hem als een Vogel uit zijn vederen geschud hebbende een Jongman vonden. Ieder was razende van gramschap, vloog hem in 't aangezicht en scheurde hem met de nagels het vel vaneen. d'Ander, hij onder de voet leggende, schopten, sloegen en stieten hem met zulke hevigheid, dat zij niet eens om haar wet dachten, totdat eindelijk haar razernij een weinig gestild zijnde, zij een touw namen, hem handen en voeten bonden en hem alzo onder in een kelder bij de trappen afsleepten, dat hij lenden, hals en benen
dacht te breken en zijn hoofd aan stukken te vallen...
| |
| |
Onze Zaletzusters ondertussen de klederen doorgezocht hebbende, vonden daar een klein flesje met enig water in, en wel oordelende dat dit zonder twijfel al enige oorzaak moest hebben, gingen zij eindelijk tot onze ongelukkige Minnaar en ondervraagden hem wel scherpelijk wat hij hierdoor voorgehad had. Doch hij zich met enige blote reden zoekende t'ontschuldigen, bond men hem een touw om de naakte middel zonder enige de minste schaamte voor zijn ontdekte leden te vertonen, haalden hem tot bovenaan de zoldering van de kelder en begonnen hem met heetgemaakte vuurtangen op zo onbarmhertige manier rondom in het vlees te knijpen dat hij bad, men zou hem loslaten, hij zou alles vrijhertig uitbelijden.
- Zal ik je nog iets inschenken?
- Nee dank je - mag niet zoveel drinken... slik valium... Aandacht, aandacht.
- Ja, hoe is het eigenlijk afgelopen met dat medies onderzoek... internist...
- O, niks aan de hand. 't Was gelukkig maar psychies - krijg pillen.
- Welke?
- Van die gele, 5 mg. geloof ik en een mogadon voor het inslapen. Lekker.
Neo-realisme. Je kon tegenwoordig nergens meer komen of 't gesprek draaide erom. Soort vrijmetselaarsgilde, zonder geheimzinnigheid. Wat slik je: librium, valium of librax? Vijf of tien milligram? Gevolgd door het noemen van een tiental namen van mensen uit je omgeving die ze ook slikten, maakte het normaler. Ineens blijkt iedereen ze op zak te hebben of op z'n buro, bij wijze van sucrosetten of zo.
Hartkloppingen, zenuwtrekkingen, tics, overwerktheid, niets aan de hand, bij niemand, 't was alleen maar psychies. Gelukkig maar.
- Proost! zei hij, als echoreaktie op wat hij dacht. Pillen en spelen. Superrealisme in ziektevorm, als
| |
| |
dagelijkse realiteit.
- In een wereld waarin bijna iedereen ziek is, wie is dan nog gezond te noemen, zei Titia.
- Onzin onzin, barstte hij uit... die eeuwige gemeenplaats. In een wereld waarin iedereen ziek of neuroties is is iedereen ziek of neuroties. Niet het gezondheidsbeeld of het ongezondheidsbeeld is fout, maar de wereld, de mens, het wereldbeeld. Dat blijft zo, ook al is iedereen ziek.
- Je zou er een zich verbredende sirkelgang in kunnen zien, zei Bender. Een verziekte geest verziekt zijn omgeving, nadat die vaak al door zijn omgeving verziekt is en de verziekte omgeving maakt meer mensen ziek die op hun beurt de wereld nog verder verzieken en ga zo maar door - maar het aantal slachtoffers dat onder die verziekte wereld lijdt is altijd veel groter dan de veroorzakers ervan...
- Maar wanneer is het dan begonnen, zei Fried, dan moet de hele historie ziek zijn.
- Is ie ook, zei Bender, of liever de geest van de historie en zeker als je ziet hoe lang er al utopieën ontworpen zijn door mensen die hun omgeving ook niet zo fijn vonden; in de oudste geschriften kom je al ontwerpen voor een betere maatschappij tegen of op z'n minst het verlangen naar een betere wereld... Als socioloog kan ik het weten... Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen... De wolf zal bij het schaap verkeren en de panter zich nederleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn en een kleine jongen zal ze hoeden...
- Die teksten ken ik, zei hij, alleen had ik me nooit gerealiseerd dat ze utopies waren. Maar die historiese geest van jou...
- Heb ik niet gezegd, zei Bender, ik zei: de geest van de historie en dat is iets anders...
- Goed zei hij, merkend hoe gespannen zijn toon klonk, alsof hij op het punt stond een diep geheim te verklappen waarvan hij zelf niet eens wist dat het er was, goed. Maar ik kan me voorstellen
| |
| |
dat er zo'n historiese geest is, stel je het even voor, letterlijk, een aantal van die geesten, je zou ze ook psychonen kunnen noemen, psychiese deeltjes, neutraal geladen, die zich chronologies of zelfs a-chronologies door de tijd bewegen en naarmate ze meer ervaringen opdoen - het hangt er natuurlijk van af waar en bij wie ze die opdoen - naarmate zo'n psychoon meer ervaart en meemaakt wordt hij minder neutraal, en zwaarder, gekonsentreerder, materiëler...
- Dat is pure fantasie, zei Bender, literatuur, metafoor...
- Natuurlijk, natuurlijk, maar het is denkbaar, zei hij. In het begin ervaart het de dingen die het ziet en de situaties waar het in terechtkomt gedeformeerd, verwrongen - uit ongewoonte, abstraktheid, gebrek aan zwaarte, kortom aan materie...
Titia zei: - Je kunt je ook afvragen, of zo'n ding als jij bedoelt deformaties gedeformeerd ondergaat, misschien ervaart hij ze dan wel als normaal.
- Misschien wel, zei hij. En daarom kom je er ook moeilijk achter - ben ik het of die geest die ziek is of allebei...
- En hoe zou die geest of dat psychoon dan ontstaan zijn, zei Bender.
Glimlachend: - In werkelijkheid of in mijn geest?
- Wat je wilt.
- Schenk mij dan maar eens in, zei Birgitta, mijn geest is zo aards dat... Hij schonk in. - Proost, zei hij, haar aardse vormen met een potloodpuntige blik natrekkend. - Het lichaam van een mooie meid / is een parel in de klassenstrijd.
- Het luidt geloof ik iets anders, zei Teo, met een bolvormige stem. - Een lekkere rebelse meid / is een parel in de klassenstrijd.
- Ja, dat is geloof ik juister, zei hij. Tegen Waldo:
- Jij ook nog?
- Nee, ik wou even wachten.
Goedgoed. Neukerds zijn geen drinkerds, drinkers, geen neukers - oude volkswijsheid. Pillenslikkers waarschijnlijk evenmin. Depressieve mensen vogelen
| |
| |
minder. Lost het bevolkingsvraagstuk op, spelenderwijs.
- Wel, zei hij, ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat zulke deeltjes spontaan ontstaan, zoals nu ook nog spontaan materie in het heelal ontstaat, net als in den beginne, of dat er in de loop der historie zoveel psychiese energie is vrijgekomen door al die werkzame geesten die de mensheid heeft voortgebracht dat er op gezette tijden een konsentratie ontstaat, een verdichting die een eigen leven gaat leiden, bewustzijn ontwikkelt. Zo'n psychies deeltje, hoe lang geleden ontstaan in de kosmiese ruimte of rond onze planeet ontmoet op zijn zwerftocht door tijd en ruimte...
- ... wereldgeest die zichzelf verwezenlijkt...
- Ben je belazerd, zei hij geschrokken, geen hegeliaans gelul, geen wereldgeest, veel, veel kleiner... pure metafysica die fysica wordt of tenminste materiële vormen aanneemt... want een geest die geboren wordt wordt een mens...
- Wie maakt mij eens aan het lachen, zei Birgitta, het is allemaal zo ernstig.
- Lachen is gezond.
Hij lachte. - Je hebt gelijk, zei hij. Eigenlijk zou dan eerst uitgemaakt moeten worden wat gezond is-
- maar dan niet door ons.
- Er zou een grammefoonplaat moeten bestaan met iemand erop die zo aanstekelijk lacht dat je er geen weerstand aan kunt bieden. Zo'n plaat zou lopen als een tiet. [Waldo]
- Zo'n plaat bestaat geloof ik al. [Teo]
- Nog niet, maar ze zijn er wel aan bezig las ik... Zelfde gedachte op verschillende plaatsen geboren...
- Zo zie je maar, zei Birgitta, en nu wil ik lachen.
Hij zei: - Ken je die van dat oude mannetje? Zitten drie oude mannetjes bij elkaar. Zegt de een:...
- Hou op! Ik zei, ik wil LACHEN.
| |
| |
... zwartkijker... ziet het verleden altijd somber in...
O nee? Wacht maar af... Als ik aan de regering kom krijgt Den Haag alsnog stadsrechten en jij...
Hou op, zeg ik je... Zet maar een plaat op ja...
- Hij? Hij had al kleertjes aan toen ie uit de buik van z'n moeder kroop.
- Een histories uniformpje zeker.
- ... Zet maar een plaat op ja... nee, een andere...
Alle doden zijn tot nu toe gestorven behalve hij... Precies de man van Tollund, op z'n 32-ste de knapste dode ter wereld...
Nee, ik zei muziek, geen Bach of Vivaldi... Stop nou, stop!...
- En Jezus zeide tot de schari / als er geen wijn meer is dan drinken wij maar klaaari...
Overmits naaderhandt een alghemeen gerught gingh dat de zelve Aacht Germonts, de Moeder, een Kol of Tooveresze, en het begravene kindt, een wonderlijk kindt zoude zijn: zoo verklaarden zy Deponenten dat op den 24. daar aan volgende, 't voorsz: kint, zoo by eenige van haar getuyghen, als ter Praesentie van d'andere, by Consent van de Heer Officier haarder voorsz. Stede, wederom opgegraven, en ten by zijn van veele andere, 't Kistje geopent, en 't kintje bezien is geworden: vinden in't zelve kistje leggen een toegemaakt kindt, gewonden in schoon Lijnwaat, en met menichte van spelden daar in vast gespelt: dewelkke los speldende, was het Lighaam van een Stok-visch, de Armen van twee Beulingtjes, en het hooftje van een roode Kool; overtrokken met een velleken van een blaas, daar op een Mutsjen, met een topjen hayrs uytsteekkende; hebbende onder 't hooftjen neer-waarts over 't lijff,
| |
| |
een doek, met een ghenaayde binnen randtje gespelt; waar op, met zwarte zijde, genayt stondt de letteren A.G. En naa dien dat alles, tot groote verwonderinge strekte, en dat ‘er geseyt wierde dat, op het zelve Kerk-hof, noch twee andere Kinderkens, by de gemelde Aacht Germonts gebaart, begraaven waaren; waer onder mede vermoed’ wierde dat lichtelijk eenig bedrogh mocht schuylen: .................................................................................. En als de Kistjes, in de Kerk tot Zijbekerspelt [daar meenichten van menschen by waaren] wierden gheopent, wierde in 't eerste en oudtste Kistjen niet anders ghevonden dan een Langwerpighe Witte, en [zoo 't scheen] met een Velleken overtoghene Klomp smeer of reuzel; in alle maniere schijnende, de reuzel van een vet Varken te zijn; gelijk dat zelve, met daar in te steekken, en wel te bezichtighen, wierde bevondé. Dan het andere Kistjen geopent werdende, scheen in 't eerste dat daar in eenich menschelijk schepzel lach. Maar naarder bezien zijnde, wierde in 't zelve Kistjen bevonden, dat daar in van gelijken een toeghemaakt Kindtjen lach; van buyten was het lighaam met Lijnwaat bewindelt, en bespelt, daar in ghestopt, waaren menichte van Oude Lappen van diversche Couleuren; het hooftje vergaan, maar, zoo 't scheen mede een kooltjen gheweest zijnde...............
[Fragment uit de roman De geboorte van een geest]
Sybren POLET
|
|