Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 26
(1973)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 769]
| |
[pagina 770]
| |
0:0
| |
0:1zoals Bo zegt, ‘de ingewanden? ba!
water en bloed, Leda? een geintje, n
et zoals de crétin-hokuspokus! en zw
ijg me van letters!’ zoals Bo dit kan
vertellen, naar verluidt... ‘je liegt!’ en
‘hier is ijzer, daar olie, da's pis, dat ui,
3, 2, 1, BANG!’: ‘twijfel’ van Bo, in c
annelures kneedbare kóree? of koùr
os, ‘slangetje’, abel en bemind? getek
enden!
of misschien [[ver]gissingen!]: [‘sch
eurde... ingewanden... door de ontdek
king van het inwendige het... profaner
en!’ vertelt Bo ‘de god de maagd...
haar... eeuwig ontmaagd... bezitten...
gansGa naar voetnoot* of als wat ook...!’: dàt, en Bo's
eigen woorden [Bo's letters [Bo's cijfer
s]) geschreven verdwenen, ‘Bo’ ↔ ‘...’,
‘...’ ↔ ‘ ’: ‘maar dàt bestaat nie
t, en dàt, en dat en dat: ik lieg dan.’
[Bo]]-Bo, toón graphóntoon gràphon
óf [beitel in vuist] karlakarl, maar des
Seienden Sein, óf verlept [acrylslijm zw
etend] met lippen ‘wat anders is hier...
| |
[pagina 771]
| |
’ bedekt [maar des Seienden Sein]?
dit 's middags.
| |
0:2bij avond: ‘wat is de waarheid!’ wil Bo
dat weten? uitgestald
uitzaaiing-[teken
‘je badwater wil ik in engel van Borge
s' borende blindheid waarmee mij sla
lief het doek op’-geslachtsgraai aan in
positie o ‘de wateringen van water gew
aterd’-spon in [uitgestraald] ‘afwatere
nd in verwatering’-gat wijst [verwijst ‘p
ono het... van het... van...’ -koesterend
krabben- naar [‘San Marco-aap! begap
ing van een begaping van wat een aap
je van een aap van een [a paring] paa
pjesschaap van een knaap’-klier straa
Isgewijs...] ‘VOOR’ [...zich vorm- ‘onz
ichtbaar -baad me in knaapwater!- het
onzichtbare [nu zelf..., nu zelfk..tkauw
ing en behept]’ -geleed ontstaat onzich
tbaar verdwijnt [gaat teniet] ‘-gelieve,
gelieve... te...’] ‘te... te... teken, het t
eken van het’ teken]]-spiegeling-[teke
n ‘kom om kom om mij hier met je ond
ergronds spon blind barende waarme
e aan je kwast stoot me lief’-rede op o
m reden van ontledend interpreteren ‘v
raag het... voor het... voor...’ -omreet
me! je schootgronden hou me omspo
nnen!- rond [‘grondige grondingen va
n gronden’-bad ingestroomd [‘schorem
ig schone! o vóór op zo'n schroompj
e zo'n roompje o porie vóór op 't a
romig geschrokken schootje sporeschr
okkertje droompje’-gezicht gedroomd..
| |
[pagina 772]
| |
.]...] ‘VAN’ [...[...zich maak-...] int [.
..‘onder onzichtbaar [voorgeopend] sc
hoons [zelfoverreding zelf nu, -bespre
kend en sprok] wond zwond’ -geil ope
nspat onzichtbaar verzwindt [wordt n
ietig]] ‘vergrond grondeloos’stop ‘liev
e... liever...’] ‘beté... het beté... betek
ende voor het’ betekende]-uiteiing
van
Bo -der... des...- dus [aporie:] ‘ik ve
rtel’ [Bo's hand! geletterd, gods] ‘ver
tel ik’ [: vertel-ik] ‘van de wijzer van f
olie: de mis is uit, de sippe folies zijn
van eieruier, sop ijlzuivere zever, van d
e getallen drie.’ indrukken: ‘twee. ik s
piegel u als grondwater bij Rönnäng g
rondwater bij Rönnäng, ja? ziet u, gr
ondwater, grondwater bijgrondwaterbij
? Rönnäng Rönnängrrönnänng: wàt
dit... te...?’ opgelet: ‘een. door mij sp
reekt’ [uitdrukkelijk] ‘de stem van het
geweten, het gekende, dit is een biech
t. u weet wat wat ik zeg is: ik weet wat
ik zeg.’ verificatie: ‘ik ben waar. waar
ben ik? ik ben Bo! ik ben die ben, ik
ben die ik ben: Bo die ik Bo ben’ [: wat
in zichzelf spreekt, wat spreekt, voor zic
h, uit: zich, zonder woorden, Bo: ‘
’] ‘BANG’ [‘O, o, o, totus floreo!’, Bo:
‘O’] ‘bang. ik ben onbevlekt.’ [austeer,
gestreng] ‘steriel. weelderig.’ [wit: wa
aanzin, wijsheid] ‘een... grote nul.’ [...
] ‘omdat niet alles, enkel het gróte alle
s zijn kan, dit is niets, in waarheid gro
ot, dus nul’ [...] ‘slechts nul kan groot
zijn’ [‘en waarom?’ ‘voor wie?’ ‘in wie
z'n naam?’] ‘voor u om uwentwille in u
w naam namens’ [verder betoog zie I
ater] ‘het geluk der culturen’ [musàs
thoo ithi]
| |
[pagina 773]
| |
0:3
| |
1:0o voor de zon opkomt in Jezus' buik
wand begerig geslobber der helige m
| |
[pagina 774]
| |
aagd heur gummibanaan Eleusis letter
lijk afwezig allemaal ja is dit. absent,
foetsie! om van de neerplons, Bacina
Orseolo, ‘Muerte, o ciclope ciego...’ m
aar te zwijgen van een inventaris als
dit néé van materialen van aantallen
weg weg!
| |
1:1nieuw links zegt dat het niet ‘niet niks
wordt er geweten!’ weet of eroós’ ‘plo
ns voorwaar!’ onder ons' is [binnens
monds ‘mon petit gigolo! coco, kieke
bo’ steil als altijd ‘des heren bemint’]
‘godgeklaagd gelooft toch’ interruptus
zich [zwart zien ze! de nieuwe zwarten,
pas] toe ‘teés Héras gràmma in het
land der blinden!’ [op! de haaksen, de
gekruisigden! ocharme] ‘het is waarge
nomen ook Babel ook zijn spruiten!’ -
rechtlijnig [zodus waar gaat dat [ein
digt die lijn van gebroken rechten?]
heen?] zwijgt: dat het ‘schijt op U.S.
Steel op Gulf’ [‘ja, tarara!’] en gulpt
‘zeik op het gezeik’ en bij het middag
eten ‘genen ajuin s.v.p.’ en dan ‘draja
jajaj!’ ‘wietwietwietwiet!’ ‘enenene’ en
ne ‘luüunuüul’ dié liekes! [schrappen
d.] tandis dat [daarentegen, aan de an
dere kant [van het schip; want hier:
: de witten; in de viering [ver
licht]] maar aan welke? wie de lijn
] aan Mijne rechterzijde ‘blablabla’ do
orgeprikt der eringehamerden demarca
tielijn ‘Mao miauwend in zijn kaktulp
geknuppeld’ -voilà-onbuigzaam rechtop
[maar gebroken ‘euohi ewvohie hiehie
hààm rattaplààm!’ sukkels] de roden
‘onbestaande wie vindt ze waar is het’
-partities ‘fantasma's verzinsels schem
| |
[pagina 775]
| |
a's? schijt!’ vindsels volgend [‘vliegend
zot’] stijfsel: ‘kristallen echter en smij
dige balsems wie baadt niet in’ strikt
‘wie baat niet de blaaswaters uiig ge
was uit gewassen’ telen dat het alles
behalve ‘allesbehalve geteld [“door het
gat van de nul in de reet van 't een
naar de plooi van 't ander tot aller drie
vuldige gloria id est da capo het spu
tum + het verkleisterde in + afgang
door hol drie hopsa id est”] wordt hier
zo niet’ vertelt in den beginne. [maar
wie de lijn, zegt de lijn, volgt, kiest gee
n kleur [aan geen kant [van de lijn]]].
| |
1:2aah zou le marais! tao's hemel
den reuzenspaarpot vallen in ? alhier? schijnt dat zo, hoewel al z
ich de zon terugtrok [sol iam..].]? hoeft
het gezegd: het wordt, het is, avond;
de navend is gevonden. vandaar bewe
gen we ons tot het binnenbesluitelijk
naardere, tottere, henernaderbije esote
ron van endocriens; wat alles uitstraalt
ende screent! [diegenen die
ene wegescede vonden
Daer een scone cruce stoet
Ende letteren daar an roet alse bloet
kussen deze kroes. [hier doet men dat.]]
in de rozet een afgestorven gelief
de. försupen du, älskade: rivande vat
tenskador, maagdelijk erts. reet binnen;
vluchten kluten en kraanvogels, tere gly
cerine - goed voor onze waterlanders
- over het objectief gevloeid. inälvorna
öppnas, färgen röd. [één is ons de zoet
heid van den zelfsten asemtocht,
| |
[pagina 776]
| |
u, luchtige glycine, en mij, dus twee.] in de roos [rood vloedbloed] veeleer
nachts armen [kakzwart] gemikt. wat
gebeurt daar met ons? ons, een links
dat kwakzalft, het monotoon rode [of
toch vlakaf zwarte? de spoken], ee
n castraatzwart rechts [flarden er va
n] vál doorbloed [wát dan bloot roo
d?]? canellonidarmen aanbeden, pot
pourri [‘ach blinde god van mixen’]
schijt uit. krepeertoneel: horried harten
uitkappen, korsten schroeien in de bil
naad. plezier tot uitspattens toe, denkt
het centrum [dit schrikt wil op! af! ge
prikkeld, stochastikeé [dra listig, slinks,
sfinx, sfincterlink links nog!, alsnog w
it], doet het register hiervan renderen
[denkt, zoals enkel gecenterd rechts g
ekenter kent]. zo gebeurt het dat de op
genezing hopende pelgrim zijn laatste
oog moeskwakt, het lief!; colostrum
siepelt dan over de papieren, omdat h
et donker is kan het ongestremd: zich
met rood, het taboe zelf, vereenzelvig
en en zo gaat dat kapot. wil het gebed
effekt sorteren, neem een rosarium, h
ier is dat de gewoonte.
‘hoe zijn dan de beelden geordend?’ en ‘wie hier is de baas?’
‘hoe laat gaat het worden?’, waarom
hoeven we dat te weten? wie vraagt
daarnaar, of ‘de grondstoffen wel van
ons’ zijn of ‘welke grootten hebben we
van doen?’ ‘hoe werkt dit dat wij wer
ken?’ ‘welke kleur hebben we feitelijk?’
zodat ‘in het maal zit het dat rood ziet
en waarom wij malen. maalt het niet’
‘wie wat!’ die dat... vivat! ‘alles is maal
alles zoals’ geweten wordt verweten dat
‘molenraderen van de mallemolen ons
raden’ - wetenschap zweet - ‘uien zich
| |
[pagina 777]
| |
vermenigvuldigen in lagen’ gulzige ‘wie
eet ze?’ - vragen wie weet ook wijzer
- ‘“uit” nul, maal nul ijzer’ - wordt ijz
er - ‘ui 0 × 0 één’ beweert ‘olie
smeert’ zweert erbij ‘olie -ui 1 × 1 twee
watert’ in ‘tweevuldig water’ waadt tot
‘wordt uien’ het woord ‘wordt 3 ui en’
verwoordt ‘0 × 1 × 2’ hoort ‘3’ [boort ‘=’
voort in ‘0=0’ zwart dagen [waarin over
o... ‘uit het hol’ de eis aei aeidoo’ do
num over [of ‘dodo in dit holst’] ‘kie
mend 1’ oriënt [‘bleke krent’] dan riant
[‘in de krant’] ‘2 priant wordt orant’ [‘ol
ifant corybant’] en zo rond] wil zonlicht
komt ‘1 = I’ voor [zenith in [‘neem dit
in, slik’] gemikt uit de bron loog ‘hólon
kenón’ -leeg heel ‘cenoloog’ wordt dit
zindelijk ‘zinvol gezind’ [‘sinoloog’] w
at vanzins’ planologisch ‘in zandlaag’
ligt ‘saamgezant’ [‘zanik niet’] inzinkt
en inrint] rood glanzend ‘2 = A’ [na
hitte baden pothen ‘uit den oorsprong
voortgekomen’ [‘pflotsj’] teken - epi.
‘binnenste in het gezin in’ dià-tekent
[‘met keet, met retige teken’] ‘waarna
aller’ anà-‘ands aanlanden’ [‘theekt en
theemt en theest’] aan de rand] voert
tot na zo'n en na dit en na dat en
na [na ] na door door
het nadir en door het daarna en hier
namaats en na [na ]?]?
| |
1:3
| |
[pagina 778]
| |
ben voor zulke lopertjes
naar kopertjes op zoek.
ook smoeltje in en propertjes
en desgewenst met koek.
wacht totdat jouw vingertje
óók op een vriendje aast,
en 't windt zich als een wingerdje
om 't vingertje ernaast!
[soms vind ik in een holletje
een vogeltje van fruit
floreren als een snolletje
en snuiten dat het tuit
óók] ...god! ik voel 't poliepje
waar ik schrikkelijk mee strijd
ineens mijn krijsend creepje
binnenslikken als ontbijt!
‘nu tip ik op een kappertje
zijn tapje in het kapje,
dat ik [njam] dat happertje
in 't napje doe als hapje!’
WELK VREUGDEVOL GEKLAPPER
ALS IK IN DE KACHEL POOK
DAN VOEL IK ME ZO DAPPER
EN DIE GOEIE KACHEL OOK
ja, had ik in een kokertje
geen tongetje van kak,
dat... likte lief elk mokertje
dat leuk deed onderdak?
teer... bijvoorbeeld lepel of -
daarvóór een pruimenmondje
wel smeer er elk halfrondje
in met elk zijn tepelhof.
| |
[pagina 779]
| |
of stel ‘dat uit haar lippehuis
haar slakje stiekem sluipt’
en strakjes neuzelt aan een muis
d'r neus die zwakjes stuipt...
Michel LECLERC |