de hemel paars van donder en regen die dreigt maar die niet komt en wij vloeken en tieren als waanzinnigen tegen elkaars lijkbleke gezichten en wij porren mekaar aan om nog sneller vooruit te komen, halen het zeil tot het uiterste aan, maximaal, maar dan, wij zien het plots al van ver aankomen, dit keer halen wij het niet meer, onze snelheid is te groot, de banden hebben hun greep op de bodem verloren en glijden sissend en zonder verder nog omwentelingen te maken in de richting van de gracht die voor ons opduikt, rechts van ons, links van ons, weer rechts, en links, de gracht met de netels, de mollen, de hagedissen, de egels, de berm met de vingerige zwiepende takken, en met een harde klap slaat het wagentje de diepte in, gaat tweemaal overkop, spat uit elkaar, en ook de anderen die bij me waren zijn reddeloos verloren, dat weet ik, het is niet nodig me daarvan te vergewissen, het zou me trouwens niet eens gelukken dat te doen, half versuft en nauwelijks in staat te bewegen van de afschuwelijke klap waarmee ik tegen de grond ben geslagen, en als ik opkijk, oneindig veel moeite kost het om over mijn handen heen te loeren, zie ik het, gelukkig, het is mij niet overkomen, om een onverklaarbare reden ben ik uit de wagen gestuikt voordat hij in de gracht is terechtgekomen; ik blijf een ogenblik luisteren, betast mijn lichaam, de verzameling van gespaard gebleven delen, ik bevind mij vlak bij de rand weliswaar, maar ik ben niet verloren, de mogelijkheid me op te richten en opnieuw te verdwijnen in de oneindigheid van de vlakte achter me blijft bestaan, een vlucht, ik weet het, maar wat telt nu: ik ben nog niet verloren.
Ik sta op. Gaat beter nu, kost mij minder moeite. Ik klop het vuil en het slijk van mijn kleren en richt mij opnieuw in mijn volle lengte op maar op dat ogenblik een schicht wit vuur (bliksem, lichtkogels, spervuur) die in het struikgewas op de wal slaat en heel de omgeving in vlam zet, een korte hevige flits maar voldoende om het gezien te hebben, nooit meer te ontwijken lijkje dat aan een touw tussen de takken