overhoop gehaald. Iedere spellingwijziging brengt voor bepaalde groepen [meestal de ouderen] problemen met zich mee, maar déze wijziging is veel ingrijpender dan de vorige. Van contact naar kontakt was nog te doen, van meid naar mijt is een veel grotere stap, omdat nu enkele traditionele, volkomen ingeburgerde klanktekens eenvoudig verdwijnen [ou en el]. Het enige dat op dit moment zinvol was geweest was het corrigeren van de inconsequenties van de vorige vernieuwing [en wellicht het wegnemen van nog bestaande: paardebloem-vliegenzwam etc.], d.w.z. het wegnemen van de c-k-verwarring, t-th-verwarring etc., door kado, brankard, tee en teorie te gaan schrijven. Op zichzelf zijn daar natuurlijk óok bezwaren tegen, maar daar is niets meer aan te doen.
Zal dit alles voor het schrijven wellicht nog meevallen, voor het lezen zal het grote problemen gaan opleveren, temeer daar lezers zo geconditioneerd zijn op het woordbeeld. En het overgrote deel van de taalactiviteit van de meeste mensen bestaat nu eenmaal uit lezen, niet uit schrijven. De moeilijkheden die dit voor zóveel mensen gaat veroorzaken kun je niet eventjes afdoen met ‘och dat went wel’ of iets dergelijks. Hiermee zitten we meteen bij een tweede bezwaar.
Alles wat tot nu toe in het Nederlands geschreven is, en dan bedoel ik echt niet alleen de litteratuur, wordt véel moeilijker leesbaar, zeker voor de komende generaties die de el en de ou niet eens kènnen. Nu zal ik niet meteen opdraven met Vondel en Bredero [die worden compleet onleesbaar, alle vrijkomende tijd voor ‘taal- en litteratuuronderwijs’ ten spijt], want het geklaag over ‘onze cultuur’ e.d. spreekt mij ook niet zo aan - maar dit geldt voor àl het geschrevene tot 1972.
Goed, we laten de problemen van de huidige lezers even buiten beschouwing, want het gaat om de toekomst nietwaar, en kijken naar de problemen van de komende generaties. Hun wordt een stukje taal = denktraining onthouden. Men tast namelijk niet alleen de spelling aan, maar, door het veranderen van o.a. de werkwoordsvormen, ook het taalsysteem. En het Nederlands is, vooral in z'n werkwoordvervoeging, erg logisch, veel logischer en dus gemakkelijker dan bijv. het Russisch. Taaltraining is, daar zijn we toch zo langzamerhand wel achter, denktraining.
Taalonderwijs, in dit geval dus vooral het leren van de zeer logische werkwoordsvervoeging, waar de nieuwe spelling nu juist van àf wil, staat dus niet op zichzelf, maar is een belangrijk onderdeel van het ‘denkonderwijs’, dat moeilijk te vervangen zal zijn.
Zou o.a. de werkwoordspellingsvereenvoudiging het schrijven en lezen inderdaad eenvoudiger maken - wat op zuiver leer-psychologische gronden al zeer twijfelachtig is! - er rijzen nieuwe problemen. Paart-paarden bijv., en er zijn er nog talloze van dit soort. Niet zó'n probleem, maar toch. En is ik word-hij wordt zoveel moeilijker? Afgezien nog van het feit dat je bij ik wort-hij wort consequent ik ben-jij ben, ik heb-jij heb etc. zou moeten gaan schrijven [en zeggen!].
Dat men veel tijd beschikbaar zou krijgen om aan nuttiger zaken te besteden dan aan het ‘nutteloze’ spel-onderwijs, is eveneens een misvatting. De redenering is: in een dicteetje met el-ij, au-ou- en d-t-problemen worden, blijkens experimenten, in de nieuwe spelling zo'n 75% minder fouten gemaakt dan in de nu gangbare. Laten we zeggen per kind van 20 naar 5. Kinderen blij, onderwijzer nog blijer. Al die uren spelproblemen komen vrij voor iets anders. De vraag rijst hierbij direct of het niet nóg handiger zou zijn het schrijfonderwijs gehéel af te schaffen; de kinderen zullen àllemaal ontzettend knap worden, want ze maken allemaal 0 fouten, en de onderwijzer beschikt over nóg meer tijd! En dan