onbewust, door de betreffende psychische categorie; ze worden er als het ware constant door de maatschappelijke situatie met de neus bovenop gedrukt. In het laat-kapitalistische Europa is dat de eenzaamheid, de desintegratie (wij, stumperds, noemen het ook wel individualisme). Het beeld van de mens die met een wanhopig gebrek aan communicatie worstelt, communicatie tussen hem en zijn medemens, tussen hem en zijn omgeving, zijn werk, etc. - de eenzame mens kortom.
Het klopt exact; neem al onze belangrijke (wat wij belangrijk noemen) litteraire teksten van na 1945, leg alle recensies ernaast - het gaat allemaal over hetzelfde, over de eenzaamheid, het isolement, de niet meer te ordenen chaos van de werkelijkheid. Zózeer zelfs, dat het instrument dat de communicatie zou moeten bewerkstelligen en formaliseren, dat de orde in de chaos zou moeten aanbrengen, de taal, zelf gedesintegreerd raakt, dat zelfs een communicatiegebrek optreedt tussen de mens en zijn taal, wat in laatste instantie wil zeggen tussen de mens en zichzelf. De litteratuur (wat wij litteratuur noemen) geeft het exact weer, uiteraard, vermits schrijvers een soort van seismografen zijn, in dit geval dus eenzamen, eenzaten, bij uitstek; steeds kleiner wordt de laatste jaren de afstand tussen schrijver en personage, steeds meer lezen we ik-teksten, streams of consciousness, steeds meer ‘schrijven de ik-personages het leven’, steeds meer ís het onderwerp het schrijven, de taal; de meest geavanceerden onder onze auteurs doen nog slechts verslag van hun wanhopig pogen de chaos van de realiteit in taal te ordenen (Marcel van Maele, Willy Roggeman, Paul de Wispelaere, Ivo Michiels). Seteds geïsoleerder raakt de westerse mens, steeds dieper dringt de schrijver door in de kinkhoorn van zijn eenzaamheid.
Van zijn typisch westerse eenzaamheid. Want in andere maatschappijvormen is dit helemaal geen dominante factor - en zal het dus ook in de litteratuur van die maatschappijen nauwelijks een rol spelen! Om een zwart-wit voorbeeld te gebruiken: etaleert de litteratuur in ons dolgedraaide kapitalisme een bijna pathologisch individualisme, in een land als China veeleer een volkomen unieke sociabiliteit, wat dùs ook, het kan niet anders, een dominante factor in het beeld van de Chinese mens is - hoogstens wat aangedikt door de literatuur weergegeven, maar dat gebeurt met onze eenzaamheid ook, omdat schrijvers nu eenmaal, als seismografen, per definitie een graadje erger zijn.
Dit maakt direct duidelijk hoe onzuiver ons oordeel over andere litteraturen dan de onze is. We meten immers naar ónze litteraire criteria, die rechtstreeks voortvloeien uit óns mensbeeld, dat gedomineerd wordt door ónze individualistische eenzaamheid, die rechtstreeks voortvloeit uit ónze kapitalistische maatschappij. Zoals wij De heldhaftige werker van Nanking een onbenullig stuk pathos zouden vinden, zo heeft de Chinees evenveel recht Herinneringen van een engelbewaarder als onbelangrijk gebeuzel terzijde te leggen. Zoals wij het Russisch socialistisch realisme veroordeelden, zo veroordeelden zij met evenveel recht ons verfijnde bourgeois-intellectualisme. Zoals wij het werk van militante neger-auteurs als een wat al te gesimplificeerde benadering zien, zo zullen Julius Lester en Leroi Jones het werk van G.K. van het Reve irrelevant geleuter vinden. Enzovoort.
Uit dit alles volgt de unieke, en in feite tragische situatie van de geëngageerde westerse schrijver. Tragisch, omdat zijn engagement en zijn litteratuur elkaar eenvoudig uitsluiten. Willy Roggeman heeft dan ook gelijk als hij stelt: ‘Tussen