Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 25
(1972)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
Reflex | |
Frank C. Maatje:
| |
[pagina 93]
| |
upon inner form [attitude, tone, purpose - more crudely, subject and audience]’Ga naar eind[4].
De behandeling van het begrip genre is bij Maatje daarentegen voorbeeldig. Verhelderend is tevens het onderscheid van hoofd- en subgenres. De bespreking van de principiële ruimte- en tijdsrelaties is zowat het beste wat ik tot nog toe in het Nederlands heb gelezenGa naar eind[5]. Het gehele tweede hoofdstuk, ‘de manier waarop [in literair werk een wereld wordt opgebouwd door middel van woorden]’, is bijzonder geslaagd, en ongetwijfeld het meest relevante deel van deze Literatuurwetenschap. Het is dan ook wel jammer dat het niet nóg verder werd uitgewerkt en met méér voorbeelden geïllustreerd.
In het eerste inleidend deel [sic - het beslaat 57 pagina's] tracht de auteur, vertrekkend van het axioma van de niet-referentiële taaluitingen [m.a.w. het principe der fictionaliteit van het literaire werk], een wetenschappelijk verantwoorde benaderingswijze van de literatuur op te bouwen. Het bevat verder een [zeer] bondig geschiedkundig overzicht van de literatuurwetenschap. Het boek wordt verder uitgewerkt aan de hand van de definitie van het begrip structuur: ‘Structuur is de manier waarop in een literair werk een wereld wordt opgebouwd door middel van taaltekens’ [p. 55]. In de volgende delen worden dan achtereenvolgens ‘het begrip literair’, ‘de manier waarop’, en ‘door middel van taaltekens’ behandeld. Naast de bespreking van een aantal elementaire begrippen zoals parafrase, stof, thema, idee, motief, Leitmotiv, metafoor, symbool etc., bevat dit laatste deel ook verwijzingen naar de recente ontwikkelingen in de linguïstiek, meer bepaald de transformationeel-generatieve grammatica. Naar het voorbeeld van dit G-[grammatica]model poogt Maatje een analoog P-[poëtica]model op te stellen. Dat stuk blijft echter vrij abstract; een bezwaar dat trouwens ook geldt voor andere delen van dit overigens verdienstelijke werk. Een groter aantal voorbeelden [deze zijn werkelijk schaars] ware wenselijk geweest.
Een bezwaar dat slaat op de gehele opzet van Maatjes Literatuurwetenschap, is dat het zich beperkt tot de studie van de ‘feno-tekst’ en geen gebruik maakt van en geen aandacht schenkt aan benaderingswijzen ontleend aan de psychologie en de sociologie. Problemen in verband met het ontstaan van de tekst en de achtergronden ervan blijven onaangeroerd. Evenmin wordt enige aandacht besteed aan de literatuur als sociaal fenomeenGa naar eind[6]. Uiteraard kon dat alles moeilijk binnen de grenzen van één boek worden behandeld; wat niet belet dat er in het huidige werk grote leemten zitten. Eigenlijk is deze Literatuurwetenschap volledig geschreven op de enge maat van de autonomiebewegingen, die zich - soms al te strikt - beperken tot een pseudo-wetenschappelijke studie van de op papier geformuleerde tekst. Pseudo-wetenschappelijk en evenzeer pseudo-objectief omdat het element interpretatie hoe dan ook niet kan worden weggecijferd, wat Maatje overigens op verscheidene plaatsen expliciet toegeeft. Daarenboven is Maatjes uitgangspunt, het axioma [sic] van de niet-referentiële taaluitingen en het principe van de fictionaliteit, als basis voor een wetenschappelijke studie van de literatuur onvoldoende | |
[pagina 94]
| |
inductief gefundeerd, voor betwisting vatbaar, en in feite dus niet [strikt] wetenschappelijk! Waarmee dan meteen een vraagteken komt te staan achter de wel vrij boude titel Literatuur-‘wetenschap’.
Anderzijds had de beperking van de stof tevens een positief gevolg: de coherentie van het geheel werd er sterk door verhoogd. Overigens munt het werk uit door zijn logische uitbouw en heldere stijl, en mag het een geslaagde poging heten tot het opstellen van een wetenschappelijk verantwoord literair-theoretisch model. Het is dan ook voor al wie zich van dichtbij met de literatuur bezighoudt een echte must. Een materieel nogal zwaar doorwegend nadeel is echter de erg hoge prijs, 390 F voor nauwelijks 250 bladzijden.
Jean-Marie MAES |
|