zo vriendelijk in de weergaloze maar verschaalde luister van onze gouden gildehuizen en dit monumentaal stadhuis, sieraad van het westelijk continent, hij is voorbij, hij is slechts nog aandenken en verleden. En zonder levende Vlamingen die weigeren een verstorven heerlijkheid te worden, zal Brussel dan niet blijken een Brussel zonder Brusselaars te zijn?
Met de voornaamheid bekleed van het algemeen beschaafd, verlaat de Vlaming de vitrines van het folkloristisch museum. Hij wordt een vurige, werkzame aktualiteit en wil opgenomen worden in de levende wereldrevolutie.
Zoals toch onze heind en ver befaamde Grote Markt de nieuwe stadsombouw, met zijn tunnels en skyscrapers niet in de weg komt te staan, wil het leuke ketje zich opwerken tot een waardige tijdgenoot van de moderne Europeanen in Londen, Rome of Parijs.
Dit betekent allerminst een aanslag op de ontroerende Vlaamse eigenaard. Dit betekent een weigering om in een verstrakt verleden te worden achteruitgeweerd.
Hoe hij ook de sappigheid mag proeven van het onsterfelijke Brussel, hij zal zich voortaan aanstellen met de distinctie van een wereldburger en hij zal Nederlands spreken.
Er is, beneden en benoorden de Moerdijk, maar één taalgebied dat zich uit alle Dietse dialecten heeft gepuurd, en dat is het gebied der Nederlandse taal, gemeengoed en wellevende gedraging van Hollanders en Vlamingen.
Mijnheer de Burgemeester, help ons als Belg die hogere standing veroveren’.
Het zou niet de laatste keer zijn dat Herman Teirlinck ten aanzien van de actualiteit zijn stelling verkondigde. Waarom doet hij dit? ‘Wij, Vlamingen, zijn allen in meerdere of mindere mate geëngageerd in de democratische vrijmaking van Vlaanderen, en dat zullen we dienen te blijven, en met groeiende toewijding ook, tot de ontvoogding