Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 24
(1971)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |
zoek de mens | |
Anarchisme en neo-anarchisme
| |
[pagina 160]
| |
zinvolle arbeidsverdeling waardoor het individu meer produceert en presteert in minder tijd en met minder arbeid. Als je bedenkt over welke technologische middelen wij beschikken, dan is het totaal absurd dat neo-anarchisten of pseudo-neo-anarchisten met de oude clichés uit de negentiende eeuw komen aanzetten waarmee zij de economische ontwikkeling van het kapitalisme, die principieel niet negatief is, opzij schuiven en doen alsof het kapitalisme zo meteen door een revolutionaire sprong in een nirwana kan veranderen.
De neo-anarchisten schijnen overigens niet altijd aandachtig de ‘klassieke’ anarchisten te hebben gelezen. Hoe is het anders mogelijk dat een Daniel Guérin, auteur van o.m. L'Anarchisme, zich bijvoorbeeld situeert als half anarchist, half marxist. De vraag is of zoiets geen ideologische onzin is.
Dat is inderdaad tamelijk absurd omdat de toekomstvoorstelling van een betere [niet: ideale] socialistische maatschappij in het marxisme analoog aan de anarchistische is ontwikkeld. De idee van een wereld waarin men de staat niet meer nodig heeft als machtsinstrument is zowel een marxistische als anarchistische voorstelling. Alleen heeft het anarchisme niet de mogelijkheid tot deze ontwikkeling voor ogen, terwijl het marxisme met al zijn belangrijke denkers steeds precies onderzocht heeft hoe men van een of andere bestaande toestand zou kunnen overgaan tot een socialistische maatschappij. Denk aan de befaamde uitspraak van Engels in de Anti-Dühring: ‘Der Staat wird nicht abgeschafft, der Staat stirbt ab’. Dàt is precies het onderscheid tussen anarchisme en marxisme. De marxisten weten drommels goed dat je met een revolutie niet alles opzij kan vegen of iets totaal nieuws opbouwen, maar dat revolutie enigszins een voortdurende toestand is, een graduele ontwikkeling, niet alleen van een enkele staat maar van alle staten in de wereld, naar iets dat men tenslotte terecht een socialistische maatschappij zou kunnen | |
[pagina 161]
| |
noemen. Als ik vandaag iemand hoor vertellen dat hij ergens tussen het marxisme en het anarchisme staat, dan betekent dat in de grond niets anders dan dat hij weet dat het zonder marxistische kennismethoden niet gaat maar dat hij er geen ernstig gebruik van wil maken.
Misschien weten vele zogenaamde ‘revolutionairen’ helemaal niet waar het de marxistische ideologie om begonnen is.
Dat is nog iets anders. De feitelijke kennis van het marxisme: theorie en werkmethoden zijn heel wat minder goed gekend en bekend als wel eens beweerd wordt door onze jonge radicalen. Je kan dat makkelijk nagaan in om het even welke situatie: Frankrijk, Duitsland, Amerika of noem maar op. Overal blijkt het dat deze anti-autoritairen nauwelijks enkele slagzinnen van Marx in het hoofd hebben, die zij totaal willekeurig voor om het even welke doeleinden kunnen gebruiken. In het werk van iedere grote denker kun je moeiteloos passages aantreffen die je als slagwoorden kunt aanwenden. Wanneer men een zin die een quintessens uit een lange denkontwikkeling is, naar voren haalt, losmaakt van deze ontwikkeling en er zelfstandig mee opereert, pleegt men verraad. Bovendien kan je met deze methode de wereld niet veranderen.
Maar op welke anarchisten beroepen zich deze anti-autoritairen? Want ‘het’ anarchisme bestaat eigenlijk niet, het is een open begrip.
Wat de Duitse anti-autoritairen betreft geloof ik dat de meest geprononceerde studentenleiders aanhangers van het Bakoeninisme zijn. Sommigen blijken zijn werk overigens niet zo precies te kennen. Eigenlijk heb ik enkel bij Rabehl kunnen vaststellen dat hij Bakoenin niet alleen gelezen maar ook werkelijk begrepen heeft. Desondanks simplifieert ook Rabehl het Bakoeninisme dermate dat de vervalsing aanzienlijke vormen aanneemt. | |
[pagina 162]
| |
Verder lijkt het alsof een en ander uit Kropotkins werk gelezen werd. Bij Dutschke bijvoorbeeld duiken enkele cliché-begrippen op afkomstig van Kropotkin. Vermits deze laatste nu eenmaal geen interessant auteur is, heeft Dutschke zich beperkt tot het sprokkelen van enkele termen die hem bruikbaar toeschenen. Kortom: er is geen verdere ontwikkeling van het anarchisme te bespeuren bij de huidige links-radicalen die zich a.h.w. gratis bediend hebben van een aantal ‘klassieke’ anarchistische ‘theoretici’ - als men ze zo noemen kan -, net zoals zij zich trouwens bediend hebben van Marx en Engels tot meerdere eer en glorie van hun eigen doelstellingen.
Heb jij een verklaring voor de in de laatste jaren opvallend grote belangstelling van een aantal ‘nette’ uitgevers voor anarchistische auteurs? Kan het toeval zijn dat zij zich allen schuldig maken aan onverantwoorde keuzen uit het werk van de anarchisten?
Inderdaad gaat het hier om erg burgerlijke uitgevers die met hun onfeilbare zakelijke neus geroken hebben dat uit links-anarchistische literatuur munt te slaan was. Helemaal niet verbazingwekkend dat het Europäische Verlagsanstalt als eerste in Duitsland met een Landauer-tekst op de markt verschenen is. Landauer heeft werkelijk het treurigste anarchistische gewauwel geschreven dat men zich kan voorstellen. Dat gaat zover dat Gustav Landauer de klassepositie totaal willekeurig verandert en aan het eind van zijn Aufruf zum SozialismusGa naar eind* beweert dat de ‘eigenlijke’ proletariërs die van de ‘geest’ zijn, namelijk afgedankte officieren, leraren, kleine winkeliers, houtvesters en zo meer, en dat de producerende arbeiders in feite ‘kapitaalproducenten’ zijn. Na deze Landauer-uitgave zijn vele andere publikaties op de markt geworpen. Daarbij moet ik zeggen dat ik niet helemaal onschuldig ben aan deze ontwikkeling, want ik heb bij Hanser een Stirner- | |
[pagina 163]
| |
uitgave bezorgd met de geavoueerde bedoeling om Max Stirner als schrikwekkend voorbeeld van het anarchisme af te schilderen - dat hebben de recensenten mij trouwens kwalijk genomen. Maar de meeste uitgevers hebben andere bedoelingen met hun heruitgaven. Bij Rowolt is er nu een hele reeks die onder de slogan ‘Revolution’ het licht ziet en waarin men een wild-arbitrair mengsel teksten publiceert: marxisme, leninisme, sociaal-democratisch revisionisme, anarchisme en stalinisme. Dat is natuurlijk zuiver mercantiel.
Geloof jij dat wat tot dusver gepubliceerd werd over het anarchisme ons een wezenlijk inzicht kan verstrekken in deze ideologie? Zijn er onuitgegeven, belangrijke documenten die onze opinie over anarchistische denkbeelden zouden kunnen wijzigen?
Ik houd me al tien jaar bezig met opzoekingswerk op het gebied van het anarchisme. Mijn ervaringen hebben mij doen inzien dat beslissende documenten voor een goed begrip van de anarchistische bewegingen niet de lange tractaten van Kropotkin, Bakoenin of Stirner zijn maar wel de kleine artikelen, brieven en pamfletten die geschreven werden met het oog op concrete gebeurtenissen en die verschenen in allerhande weekbladen en tijdschriften. In vele gevallen is het moeilijk daar de hand op te leggen. In Spanje bijvoorbeeld is het onmogelijk systematisch speurwerk te ondernemen. De ervaring heeft mij ook geleerd dat de anarchisten verschillend denken wanneer zij publiceren en wanneer zij met elkaar omgaan. Zeer belangrijk voor de navorsing op het gebied van de anarchistische bewegingen is het samenstellen van de correspondentie tussen actieve anarchisten - niét de bekende maar de als fabrieksarbeiders in Frankrijk of Duitsland werkzame anarchisten die geen prettig leven hadden en al hun krachten ten dienste stelden van een illusie die de mensheid niets bijgebracht heeft. Zo'n compilatie zou werkelijk nuttig zijn | |
[pagina 164]
| |
want men zou inzien dat deze onbekenden vaak meer voor hun idealen geofferd hebben dan gelijk wie op politiek gebied - met uitzondering wellicht van de aanhangers van de communistische partijen in de eerste drie decennia van onze eeuw.
Wat vind je van de Bakoenin-uitgave die ondernomen wordt door Arthur Lehning en zijn team te Amsterdam en waarvan tot dusver reeds vier boekdelen verschenen zijn bij Brill te Leiden?
Eensdeels is het werk van Lehning van uitzonderlijk belang omdat hij voor het eerst teksten voorlegt die nooit eerder werden gepubliceerd, anderdeels irriteert mij de praktijk van het uitgeverswerk niet alleen om subjectieve, ook om objectieve redenen. Het lijkt mij niet verstandig in het geval van Bakoenin, die een zeer fragmentarisch auteur is, met bepaalde interessante perioden te beginnen in plaats van de chronologische afloop van zijn oeuvre te respecteren. Een intelligente uitgave zou moeten aantonen hoe de geleidelijke ontwikkeling van anarchistische denkbeelden door Bakoenin geformuleerd werd tot wat men later, min of meer terecht, is gaan omschrijven als Bakoeninisme. Dat zou betekenen: beginnen met de eerste brieven en artikelen en de ontwikkelingslijn van zijn denkwereld nauwgezet volgen. Lehning begint echter met de zeer gewichtige jaren 1870-3 en is kennelijk van plan om sprongen te maken in de perioden om het meest interessante eerst aan bod te laten komen. Lehning is al vrij oud en met het trage ritme waarmee de delen verschijnen vraagt men zich af hoe zijn opvolger zich van zijn taak zal kwijten en deze wel erg fragmentarisch begonnen uitgave zal weten af te ronden tot een intelligent geheel dat wetenschappelijk valabel is.
Ga je ermee akkoord als ik stel dat Bakoenin ongetwijfeld een gunstige uitzondering is in de groep niet bijzonder scherpzinnige anarchistische theoretici? | |
[pagina 165]
| |
Dat is juist wanneer je aan de bekende anarchisten denkt, al was het maar omdat hij meer vertrouwd was met de praktijk van de politiek dan een Kropotkin of Proudhon. Je kent de mislukte pogingen van Proudhon om ruilbanken op te richten en diens ongelukkige activiteiten in de assemblée nationale. En dan spreek ik nog niet van randfiguren als Stirner of Benjamin Tucker. Maar er zijn andere anarchisten van betekenis die, alhoewel minder bekend, dermate politiek actief waren in het eerste kwartaal van de 20ste eeuw dat ze gerust kunnen vergeleken worden met Bakoenin op het stuk van de politieke praktijk. Daarbij denk ik aan enkele Italiaanse anarchisten, o.m. Malatesta, een hele reeks Spaanse anarchisten met namen die niemand kent maar die met succes aan politiek hebben gedaan tot aan het uitbreken van de burgeroorlog. Tenslotte heb je de groep activisten die men niet als anarchisten beschouwt, namelijk de eerste syndicale leiders in Amerika, de leiders van ‘The International Workers of the World’Ga naar eind** die normaal socialisten genoemd worden, al lijkt hun ideologie zeer sterk beïnvloed door het anarchisme en al stonden ze per slot van rekening veel dichter bij het anarchisme dan het marxisme. Over al deze dingen is weinig materiaal verzameld - je zou het moeten gaan opzoeken in honderden bibliotheken en dan moeizaam bij elkaar brengen. Veel materiaal wordt nog vastgehouden, vooral in Spanje. Veel materiaal ging bovendien verloren met het fascisme in Italië en Duitsland. Hier ligt een enorm werkterrein braak dat waarschijnlijk nooit in zijn geheel zal kunnen onderzocht worden.
Maar afgezien van deze onbekende of relatief onbekende anarchisten vind ik het verbazingwekkend dat Bakoenin, dan toch de knapste onder de anarchisten, nauwelijks wordt gelezen door het groot publiek dat wél de zoutloze memoires van Kropotkin apprecieert en het naar mijn gevoel onleesbare Der Einzige und sein Eigentum van Stirner. Ook Proudhon is weer in de Franse mode. Hoe verklaar je dat? | |
[pagina 166]
| |
Ik geloof dat de reden zeer duidelijk is. De meeste protesterende jongeren in het Westen hebben niet de bedoeling politieke praktijk te bedrijven. Zij willen allerlei ideologieën, iets dat hun hersenen met een nevel van illusies omgeeft. Daarvoor dienen natuurlijk eerder anarchisten van het slag Max Stirner die op de koop toe nog het middenstanderselement sterk beklemtoont - zoals Proudhon trouwens, maar Stirner is nog explicieter - en die wellicht nog verder van de realiteit afstaat dan wie ook, zodat hij zich uitstekend leent tot het in het leven roepen van illusies waarmee je in je hoofd kunt rondlopen zonder aan de werkelijkheid iets te veranderen.
In de geschiedenis bestaat er de felle strijd tussen Marx en Bakoenin, rond 1870. Hoe ontstond die verwijdering, die tot een breuk leidde? Ideologisch of persoonlijk?
De samenhang is nog steeds niet erg duidelijk. Wat Marx en Engels aangaat ligt het materiaal ter beschikking maar dat is niet het geval voor de tegenpartij waar nog steeds aanzienlijke leemten bestaan. Misschien wordt de toestand overzichtelijker wanneer de Nettlau-verzameling die zich in het Bakoenin-archief te Amsterdam bevindt, meer geordend is. In elk geval is het duidelijk dat zowel ingrijpende ideologische verschillen hebben gespeeld - die tenslotte de doorslag gaven - als privé moeilijkheden tussen beiden. Men weet heel precies dat Marx Bakoenin lange tijd hoog aansloeg en hem toch van bij het begin heftig bekritiseerde omdat Bakoenin steeds de neiging vertoonde met revolutionair pathos over de realiteit heen te schuiven. In tegenstelling tot Marx en Engels nam hij er geen genoegen mee, zorgvuldig te analyseren en een stapsgewijze proletarische politiek te bedrijven op grond daarvan. Hij wou altijd meer dan wat werkelijk bereikbaar was voor het proletariaat. Dat was wel een wezenlijk verschillende instelling die scherper aan het licht kwam aan het einde van | |
[pagina 167]
| |
de jaren zestig en die ten spits gedreven werd tijdens het congres te Luik. Daarbij kwamen nog onprettige dingen die betrekking hebben op de vertaling van Das Kapital. Bakoenin had Marx aangeboden het eerste deel in het Russisch te vertalen. Marx of Engels - het is niet zeker wie van beiden - betaalde Bakoenin een aanzienlijk voorschot. Het geld verdween. In zover men nu kan nagaan [steunend o.m. op passages uit brieven van Bakoenin of van diens vrienden] blijkt dat Bakoenins toenmalige vriend Netsjajev dit geld verduisterde na het onder een of ander voorwendsel van Bakoenin afhandig te hebben gemaakt. Bakoenin, van wie bekend is dat hij nogal lui was - hij werkte zelden zijn geschriften af -, heeft geen regel vertaald, tot grote ergernis van Marx. Deze kleinmenselijke dingen hebben beslist een rol gespeeld in de ruzie te Luik die ontstond uit hun beider onverzoenlijke ideologische standpunten. Bakoenin heeft dan een grote fout begaan, die Marx hem erg kwalijk heeft genomen - terecht, zoals later uit de historie is gebleken. Bakoenin was in de Internationale begonnen met het vormen van geheime kaders die enigszins de revolutionaire voorhoede moesten worden. Marx verzette zich daartegen om een tweevoudige reden. Ten eerste zou het proletariaat onzeker worden wanneer het bemerkte dat zijn leiders dingen uitvoerden waarvan het zelf niets wist. Een nieuwe macht dreigde te ontstaan binnen de proletarische organisatie. Marx' tweede bezwaar heeft nog een grotere actuele waarde en sloeg vooral op Bakoenins grote invloed in Italië waar de toenmalige macht een voorwendsel zocht om de proletarische organisatie in het schiereiland uit elkaar te slaan. Dit voorwendsel werd natuurlijk uitstekend geleverd door de geheime groepen die Bakoenin in Italië opgericht had. Enige jaren later waren deze ‘nuclei’, zoals Bakoenin zijn geheime kaders noemde, voor de politie de aanleiding om de internationale organisatie van het proletariaat te breken zodat de daarop volgende twintig jaar in Italië geen proletarische organisatie meer bestond. | |
[pagina 168]
| |
Al deze dingen werden op het congres beslecht en toen Marx en Engels ze aan de orde stelden, overtuigden ze zo'n aanzienlijk deel van Bakoenins aanhangers dat het tot de uitsluiting kwam van Bakoenin en zijn nog trouw gebleven volgelingen.
Na de Russische revolutie werden de anarchisten politiek onmondig gemaakt. Was dat geen verraad jegens de revolutionaire medewerkers?
Het is erg moeilijk om te evalueren wat er destijds in Rusland gebeurd is omdat heel wat documenten ontbreken. Wanneer men echter rekening houdt en vergelijkt met de gebeurtenissen tijdens de Spaanse burgeroorlog twintig jaar later, dan moet men Lenin en Trotsky goeddeels gelijk geven. In Spanje bleek immers dat de anarchisten die natuurlijk veel talrijker waren dan in Rusland, met hun desorganisatie beslissend hebben bijgedragen tot de overwinning van het fascisme. Dat was natuurlijk niet met opzet, maar je kunt zoveel voorbeelden aanwijzen waarbij belangrijke posities in de Spaanse burgeroorlog verloren gingen door de meningsverschillen tussen de verscheidene anarchistische groepen onderling en vooral tussen de anarchisten en de marxisten-socialisten. Een uiterst belangrijke episode uit het begin van de burgeroorlog was deze. De anarchisten hadden de telefooncentrales te Barcelona, Bilbao, Madrid en enige andere belangrijke plaatsen bezet. Toen Franco uit Afrika met zijn troepen landde was het zaak zo vlug mogelijk communicaties tussen de diverse provincies aan te leggen om de reactionaire, militaire en bezittende klassen te ontwapenen. Dat is niet gebeurd omdat de anarchisten de ontzettend waardevolle telefooncentrales gedeeltelijk geblokkeerd hadden. Dat is slechts één geval uit honderd. Ik weet niet hoe de anarchisten zich destijds in Rusland hebben gedragen maar men kan aannemen dat zij soortgelijke dingen ondernamen, weliswaar niet zo ingrijpend, maar die een aanzienlijk wantrouwen bij de bolsjewiki zaaiden. Eén geval | |
[pagina 169]
| |
is uit documenten bekend: de geschiedenis van de Machno-beweging in de Oekraïne. Nestor Machno was strikt genomen geen anarchist maar eerder een afstammeling van de negentiende-eeuwse populisten. Zijn leger bestond wezenlijk uit boeren, landarbeiders en kleine luiden en speelde een merkwaardige schrizofrene rol in de Russische revolutie. Het streed gedeeltelijk naast en samen met het rode leger van Trotsky - zeer effectief overigens - maar eveneens tégen het rode leger en tegen de witten. Bovendien streed het vaak met de witten tegen de roden. Nu slaan de anarchisten de Machno-beweging hoog aan en beschouwen haar als een heroïsche beweging net zoals de Kronstadt-rebellie. Als je de zaken nader onderzoekt en merkt dat de volgelingen van Machno vooral landelijke kleinburgers waren, dan kun je hier bezwaarlijk spreken van typische anarchisten - al noemde Machno zichzelf een anarchist - en kun je het grootste deel van de toenmalige Russische anarchisten beter ‘populisten’ noemen die eerder vijanden waren van het proletariaat in de weinig geïndustrialiseerde Russische steden.
Frans BOENDERS |