de priknaald op, onder de gordel, waar het vlees zacht is - u had toch een speciale bajonet, eerste-sergeant-majoor? - ja joch, een Franse godverdomme, van veertienachttien, met weerhaken en bloedgleuven - marque déposé Clausewitz [fluistert de Bedwateraar] - enfin, de slijmbal draaft recht mijn bajonet op, een kloek aan het spit, hihi, zijn apebakkes wijdopengespalkt, de spleetogen spatten uiteen, gebarsten knikkers, gulpen bloed spuiten uit zijn geile rijstpens, mijn linkerlaars tegen zijn karkas, drilboren, stoten, trekken, duwen, wringen, de weerhaken weerspannig en dan de rokende, lillende darmen, ingewanden, maagweefsel, pezen, huidflarden, stank en stront, verdomme stinken deed de slijmjurk, hij had het in zijn broek gedaan en jezus, om nooit te vergeten, zijn penis, zijn enorm spul stond stokstijf, het ding stond waarachtig acht uren later nog kaarsrecht, aan zijn pens gevroren, jezus, wat een klier...’.
... En wij gierden het uit [wij zijn zestien, wij zijn uniform, blauwe battle-dress van officierenstof en -snit, witgeblankoteerde gordel, muts met badge: pro patria crescunt, twee gekruiste zwaarden en een koningskroon met in de top een kruis en vijf gestileerde palmen; op de linkermouw, badge van gele rubberletters: Koninklijke Cadettenschool; op de epauletten: de derdes: witte tres van gevlochten zijde; de tweedes: gele tres van gevlochten zijde; de eerstes, les futurs officiers: rode tres van geronnen bloed, lillende darmen, pezen, maagweefsel, huidflarden en rokende ingewanden], wij gierden het uit om de big stories van de grote jutter, van de lieve pestklier Clausewitz...
Met zijn paddekop, de weggekropen varkensoogjes en zijn Baloo-the-Bear-constructie was de drilmeester niet alleen een ware aanfluiting van het gangbare onderofficierentype, ook op een ander punt differentieerde hij zich opmerkelijk van zijn collega's: Clausewitz las namelijk boeken.
Bij mijn weten was hij de enige onderofficier die over een eigen bibliotheek beschikte; naast de