Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 24(1971)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] [Twee gedichten] Iets om bladstil te lachen Ik begin meer en meer dingen te denken als Ouder worden is de genade om te horen Hoe de bijen verdroogde bloemstengels afraspen Gelatenheid is het geluk Van de galwesp in de nooit opgemerkte inktappel Nu ben ik eindelijk zó dat ik 's avonds Rustig kleine voorwerpen kan bekijken Zo lang dat ik er duizelig van word Ik ben verslaafd aan het bekijken Van het oude potlood bijvoorbeeld Met de tandafdrukken van mijn zoon erin Van de koperen asbak Die ik op een koopdag kocht En in wiens voetstuk ik een gaatje boorde Omdat ik dacht dat er wat anders inzat dan zand En ook in de tuin breng ik vele uren door Met het betasten van gewassen Met het proeven van afgeknakte takjes Ik heb zelfs een doodshoofd getekend Op het vergeelde blad van een ficus Onverhoeds soms en luidop Stel ik gekke vragen aan mezelf [pagina 19] [p. 19] Waarom zijn de mensen niet Als ik en moeder vroeger Bij de strijk in de boerenkeuken Toen wij gebleekte lakens opvouwden Waarom is de groene kikker uitgestorven En de koolhaas en de zwarte raaf Ach wil ik nog ooit behoorlijk Onder de mensen kunnen komen Dan moet ik absoluut eerst Een ontwenningskuur ondergaan Ik begin meer en meer te denken Dat ik een echte dichter ben. [pagina 20] [p. 20] Informatie op mikrofilm over staatsgevaarlijk individu voor Paul Snoek Hij doet tè anders hij plukt in juni Botergele lindebloesems aan de veldkapel En wrijft ze liefkozend uiteen Op zolder op grijsgele nummers van De Haardvriend Tussen muizekeutels en dorre vliegen En in de winter zit hij dan dwaas lachend De poëzie van de zomer te drinken In een dame-jeanne houdt hij de wilgekatjes van maart Speels binnen handbereik En dat zijn woorden als bijen beginnen te zwermen Voorkomt hij Met een bosje witte hei van september Ik moet bepaald om hem lachen Als hij levensgevaarlijke toeren uithaalt Om gele irissen te plukken Die toch verslenst zijn als hij thuiskomt Of als hij drie dagen lang het dwaalspoor volgt Van de laatste kievit in de Kempen Tussen Nete en Aa Tussen aalput en potstal Je kent hem niet maar hij is onweerstaanbaar [pagina 21] [p. 21] Monsterachtig gelukkig bijna Als hij kan afgeven Op het spoelwater van de zuivelfabriek Het bloed van de kippenslachterij De resten van de konservenfabriek Die in de open slagaderbreuken van Grobbendonk stinken Je moet hem zien staan en stampen Als een vuurbruin boerenpaard in de weidezon Met duizend dazen Tussen en op zijn ogen Zo zuigen woorden zich bloedig vet Aan zijn weerloosheid op de beurtrol van het noodlot En sla dan maar met je handen Of zoek maar een boom om dat ding te schurken Het zou allemaal niet zo erg zijn Maar naast het ouderhuis bloeide er dit jaar Nog één lelie en stel je voor Ik heb er de kleine naamloze rode kever Uit mijn zielige kinderjaren teruggevonden Zo zie je dat liefde iets vreemds is Iets dat wij vele jaren geleden gewoon achterlieten Maar dat toch nog niet is uitgestorven. Robin HANNELORE Vorige Volgende