| |
| |
| |
Uit ‘Modellen’
Betoog [I]
wat vorm heeft aangenomen kan ten hoogste nog
vervormd en waarvan aangenomen dat het vorml
oos neemt men aan dat het nog vorm zal aannem
en of van vervorming tot vervorming elke vorm [el
ke gelijkenis] verloren ging die men als vorm [die
men met iets wat men als vorm aanneemt kan ver
men gaat dus uit van een vorm die er niet dan wa
nneer er een tweede waarmee men, en van vorml
oosheid komt men bijgevolg tot vorm doordat wat
vormloos werd genoemd vorm wordt genoemd van
af het ogenblik waarop men het kan vergelijken m
et wat men vormloos noemt en met wat vormloos
door vergelijking krijgt iets vorm, vervormt, vervo
rmt dat wat met wat vervormd is vergeleken wordt,
wordt vormloos dat waarvan men niet meer aanne
emt dat het met dat waarmee men het vergelijkt [
nog] te vergelijken is, wordt vormloos wat men nie
t herkent [dat wat men niet herkent erkent men ni
| |
Betoog [II]
wat hieraan voorafgaat is bepalend voor wat volgt
wordt bepaald door wat niet aanwezig dan als aan
leiding tot wat opgeschreven te herkennen is als w
at volgt op iets wat moet vooraf gegaan in de geest
van wie zich de bedenking dat hij gewoon vervolgt
wat bezig [aanwezig] was in een andere vorm die
geen vorm kan genoemd in de materiële betekenis
van het woord is er steeds een begin
dit is dus materieel d.i. waarneembaar maar eigen
| |
| |
lijk niet verschillend van wat vooraf is gegaan en t
enslotte toch verschilt doordat het slechts gedacht
[bedacht, vermoed] werd als voorafgaand aan [al
s noodzakelijke aanleiding tot] wat men om deze r
eden vervolg noemt en begin is door vergelijking
met wat aan dit begin zou zijn [zeker is] voorafge
gaan, zoals de dag als een begin wanneer men ver
gelijkt met [ziet in tegenstelling tot] de nacht
bijgevolg maakt slechts een vergelijking het begin
tot wat verschilt van wat eraan vooraf, tot iets wat
volgt op en vermoedelijk zal gevolgd door, omdat
het alleen ‘begin’ kan in dit laatste perspectief, zic
h dus weer onderscheidend van wat komen moet [
verwacht, verondersteld te zullen] nadat het zal vo
orbij d.i. zijn naam verloren hebben ten opzichte v
an wat een begin zal zijn ten opzichte van het beg
vergeleken met dit tweede zal dit eerste een einde
genoemd van wat voorafgegaan, van wat door dit e
inde waarneembaar geworden, zodat men hetgeen
aan dit einde is vooraf misschien zal [kunnen/wil
len], d.i. men loochent het niet waarneembare dat
men alleen maar denken [bedenken, vermoeden]
kan waardoor men het bedenkingen [bedenksels]
, vermoedens gaat waarvoor geen [tastbaar] bew
ijs bestaat [aanwezig is]
hierdoor wordt het aanwezig zijn tot een criterium
voor [het] bestaan en dit laatste een bewijs dat m
en tastbaar wil d.w.z. waarneembaar en dus niet m
eer redelijk [door de rede] als waar [-schijnlijk, -a
chtig] aangenomen maar door de zintuigen als nie
t-hallucinatorisch [zodat men ervaringen gaat toes
chrijven aan de zintuigen die bij het eerste begin a
lleen hebben waargenomen dat zij iets wat zij het b
door de wetmatigheid van de vooruit-gang heeft zi
ch dus een verschuiving van het ideële naar het zi
ntuiglijke, een niveauverschil dat aanleiding tot ee
| |
| |
n waardebepaling omdat van het ogenblik dat zich
alternatieven zich onafwendbaar een keuze, waard
oor men een richting uitgaat die van een richting d
ie men had kunnen verschillend is
men verwijdert zich zodoende [zodanig] van zijn
oorsprong, van het punt dat in de tijd slechts een p
unt maar een tijdlang een plaats is geweest waar
men in afwachting tot de keuze zich onafwendbaar
, tot het niet anders zou mogelijk dan een weg op t
e gaan d.i. een weg af [uit] te sluiten en zich [zo
uitsluitend] te beperken tot de helft van de mogeli
jkheden die wel de tijd maar niet de geest ‘ter bes
chikking staan’ is in feite de naam voor zijn vrijheid
over vrijheid sprekende denkt men aan wat men al
leen heeft gedacht [bedacht, vermoed] in vergelij
king met [in tegenstelling tot] wat men gezegd, m
en gaat dit spreken vergelijken met een daad die e
en aanwezigheid mogelijk maakt [impliceert] en t
egelijkertijd een beperking onvermijdelijk in het v
ooruitzicht stelt zich de dualiteit van beginnen en
eindigen wat men zoals gezegd [als aangetoond] a
ls van gelijke orde is gaan zien omdat men niet me
deze wetmatigheid ligt aan de basis van de benam
ingen die zoveel woorden voor zo weinig dingen, z
ovelen nemen maar zo weinig waar en dit is onafh
ankelijk - [leidt een bestaan waarvan men denkt
[vermoedt] dat het onafhankelijk zou van de waar
neming waarin [waardoor] het eigenlijk [wezenlij
k] misschien alleen bestaat] - van de richtingen
die men denkt vrij uit terwijl men niet vrij uitgaat t
enzij men van de [veronder]stelling dat men ook z
indien men zou kunnen zou het kunnen dat men m
et zijn allen dezelfde richting zou uitgaan, waardo
or de andere [de mogelijkheid tot] zou opgeheve
n door de vrijheid om te kiezen [om de één te ste
llen boven], om een daad te stellen die dan maar
| |
| |
in woorden [woordelijk] zou afwijken [zich zou o
nderscheiden] van wat men denkt [bedenkt, vermo
edt] over de vooruitgang en over de wetmatigheid
van de verschijnselen [over het verschijnsel van d
e vooruitgang en over de wetmatigheid]
le passé nous tend le miroir zou dan kunnen aanto
nen dat men in hun veel[voudig]heid de vormen n
et zo afwijkend van [net zo gelijkend op] elkaar,
zoals men het begin van het einde door de dingen
die zij weerspiegelen d.i. de benamingen die de tij
d die de plaats d.i. het verschil aangeeft dat men
schijnt te willen kunnen zonder eigenlijk het weze
nlijke schijnt toch echt een [waan]idee van [uiter
aard natuurlijk] onze geest
| |
Verhaal
het werd voor het eerst door waarvan men graag a
annam dat hij gaarne dingen opmerkte die er gew
oon niet, dat hij moeilijkheden [afwijkingen] wild
e, zodat er weinig geloof werd gehecht aan deze d
ie echter hardnekkiger bleken dan men vooreerst,
waardoor een toestand waarbij ook meer ernstige
[erkende] zich met en een onderzoek van wat me
n [zogezegd] reeds had geconstateerd kwam ten
slotte neer op/ontaardde in een verificatie van al
wat onomstootbaar, wat vanzelfsprekend, wat het
gezond verstand al eeuwen lang
men zei terecht/ten onrechte: dat waar onze voor
ouders, waarvoor zij omwille van ons; men gebru
ikte de vergelijkingen: een vlekje op een witte, ee
n hondje dat zijn pootje tegen de gevel van een re
usachtig; men begon pas nu de schoonheid [de w
aarde] die men zo veronachtzaamd, pas dit vlekje,
dit hondje toonden aan hoe belachelijk de aantijgi
ng, hoe weinig in verhouding tot het geheel van h
met de bewustwording groeide echter ook het bew
| |
| |
ustzijn van wat tenslotte niet meer weg te denken,
een schaduw[zijde], een consequentie die men e
r alleen maar kon bijnemen [die eigenlijk een waa
rborg voor de verhevenheid [de onaantastbaarheid
] van wat het wilde aantasten], een gek op vrije v
steeds vaker [van [steeds meer] verschillende ka
nten] hoorde men nochtans van het sterker om zi
ch heen, van steeds grotere uitwassen, van het g
estadig wassende' zoals men het [men ging het w
oord ‘vloedgolf’, waardoor de uitdrukking ‘het getij
keren’ eerst minder vaak en dan verbetener], men
begon [steeds hopelozer] pogingen om een einde
[om paal en perk] aan iets wat alles in zijn stroo
m scheen te zullen, men nam zijn toevlucht tot
steeds grotere groepen betoogden dat men zijn toevl
ucht tot, steeds grotere klaagden het geweld aan dat
geleidelijk kleinere voorstonden, men stelde aan d
e kaak, het kwam tot botsingen waarbij, men werd
er zich in alle kringen van bewust [het werd meer
en meer mondgemeen] dat het daverde op zijn [d
at het schudde in zijn], dat het vieren van de missc
een reële strijd om de macht, het ging nu om alles
of niets [om naar welke kant de balans, om de an
dere het geloof [alle hoop], om de moraal van de
troepen die men tegen alle ‘tekenen des tijds’ bes
chouwde de andere zijde als tekenen aan de wan
d, als voorspellingen [als bewijzen]]
men kwam uiteindelijk met onomstootbare [met d
oorslaande] [de bewijzen en de argumenten waar
mee men heel de tijd sloegen uiteindelijk in en w
erden onomstootbaar], men begon stilaan alles be
ter [klaarder] naarmate de strijd beslecht werd [l
uwde], in massa liep men over/de vijand verloor z
ienderogen [manschappen], men leverde zijn [ou
| |
| |
men hoorde minder en minder dat het land was ov
erspoeld geworden, sprak van een nieuwe dageraa
d, een nieuwe mensheid die op het punt, de naam
van de gek [van het illegale groepje aanhangers]
was op ieders lippen, men was erg enthoesiast, me
n vond nog alles lang niet vanzelfsprekend
Mark INSINGEL
|
|