door pater Maurice Claeys Bouüart S.J. Deze bezorgde hem mij terug met een paar bladzijden nota's die hier nog ergens liggen en er niets wezenlijks tegen inbrengen.
Nu las ik, in een vorig nummer van dit Nieuw Vlaams Tijdschrift, dat Georges Adé in een opstel over de gesprekken van Maria Rosseels met gelovigen en ongelovigen, meldt dat mijn gechromeerde volgende Europeeër voor onze deur staat, of liever reeds binnen is. Ik word in mijn oude dag wel verwend door feiten die mij gelijk geven, doch aan een zo snelle verwezenlijking van mijn voorspelling had ik mij niet verwacht. Ik meende dat de neiging om vaag te zijn en mysterieus en plechtig te doen nog vele decenniën zou stand houden tegen de grove materialisten.
Onze collega kleedt zijn bericht helaas in de stijl der ‘précieuses ridicules’ in, met hooghartig misprijzen voor de domkoppen die gelovigen en ongelovigen in zijn ogen zijn; hij beeldt zich in zelf een der allereerste exemplaren van het nieuwe mensentype te zijn; hij vermoedt niet dat dit type ouder is dan dat van de religieuze disputant, tijdens wiens bewind het nooit is uitgestorven; hij is niet in staat de niet-gelovige te naaste bij te beschrijven en stelt hem voor als een idioot die zich nooit wat dan ook afvraagt; met één woord: er is in dat opstel meer te laken dan te loven, meer om te lachen dan om te leren, maar dat alles doet weinig ter zake.
De interviews van Maria Rosseels hebben bewezen hoe weinigen het probleem van geloof en rede werkelijk kennen. Op zeer vele vragen wordt ontwijkend, naast de kwestie of sentimenteel geantwoord. Het is duidelijk dat de meerderheid der ondervraagden partij kiest in een debat dat hun de keel uithangt. Het is de verdienste van Georges Adé dat hij daaruit de enige passende conclusie trekt. De nieuwe jeugd zal het probleem dat al lang is opgelost negeren, zoals wij de oude bijbeltwisten, en zich resoluut en onverdeeld op de aarde richten.
G.W.