Nieuw Vlaams tijdschrift. Jaargang 21
(1968)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 677]
| |
[pagina 678]
| |
[Wie dit leest kleurt mij zonder zon]Wie dit leest kleurt mij zonder zon
blijft aan mijn rechterhand
onvoldaan in het duister staan
We weten samen aan één keten dan
hoe behoedzaam de heerser zwijgt
als in de hoek waar ik niet huilen kan
de schedel in de handen
van mijn vader
met het spookbeeld van de dood
mijn schrik te voorschijn tovert
ik later afvaar
naar een wereldvreemd verlangen
We raden dan dezelfde moed
een wankele gewoonte slechts
die ons ontbreekt
het strelen van een huid
het roemloos zoeken van een blik
en ondergaan
zoals ons goeddunkt uit de smaak
de aanslag van het voedsel
op ons gebeente levenslang
Wie dit leest
bekijk ons van kop tot teen
| |
[pagina 679]
| |
Onze ogen smeken:
druk uw lot de hand
wek de booswicht niet
zolang zijn angst verwijst naar woorden
hij droomt misschien niet eens
zo mag het even
Om blij te zijn
ontvouwt wie bidt zijn handen
breekt het brood
kromp ons toekomstbeeld
tot vier voeten aarde
| |
[pagina 680]
| |
[Ik proef genoeg de druiven in je borst]Ik proef genoeg de druiven in je borst
om te weten dat ik afdwaal
waar het hartstocht ter hoogte van een mond
een stem een mens streelt
met de zweep der woede
Wat ik aanraak in de holte van het woord
gunt geen hand
de warmte van uw bekken
wentelt in een ademwolk
eindeloos de klanken achterna
vult straks de onschuld van mijn kogelpen
met stollend bloed
Daaruit ontsta ik dan
even verzadigd
JULIEN VANGANSBEKE
|
|