wordt. Er had hier moeten staan: ‘dioriet, een hard groen gesteente, waaruit men in Egypte kevers sneed’.
- ‘Saïs: stad in Oud-Egypte’ verklaart niets. Hier moest een nota staan over de Isiscultus, de interpretatie bij Novalis. De leerlingen (en de lezers) kunnen met deze verklaring niets doen. Een verklaring dient om te gebruiken.
- Pastora Imperio is geen Andalusische zangeres, maar een danseres. Dat had ik er zelf nog wel bijgeschreven.
- Gedwee is een woord dat niet in de woordenlijst moet staan, als bijvoorbeeld Shiva, Parvati, Argushanden, ontbreken.
4) De vragenlijst vind ik nog veel erger dan de al zo erge woordenlijst. Men moet steeds vermijden de leerlingen met woorden te leren goochelen. Men moet er integendeel altijd voor zorgen, dat ze een tekst goed lezen en dat ze dan proberen te omschrijven, wat die tekst eigenlijk zegt. Deze vragen kunnen hen alleen leren liegen. ‘Hoe staat C.D. tegenover het transcendente’, ‘Hoe staat C.D. tegenover de dood’, ‘Kan je (die “je”!) neo-platonische kenmerken vinden in Rens' gedichten’, zijn eerder om ermee te lachen dan om te beantwoorden.
5) Ik heb er bezwaar tegen dat in mijn gedichten drukfouten staan. In ‘De Building’: Gangen vergaan in deuren, onbezonnen’ ontbrak de komma. In ‘Epithalamion’: ‘rhytmische riten dansen van de heilige verhalen’ ontbrak riten. Ik wil gratis de drukproeven verbeteren, dan ben ik tenminste zelf voor de fouten verantwoordelijk.
6) Een vraag: kunnen leerlingen zuiver seksuele teksten, zoals strofe 6 en 7 (ik heb zoveel bezwaar tegen deze uittreksels uit grote gedichten!) van ‘Epithalamion’, en ‘Mikrokosmisch Sonnet’ van Rens, begrijpen? Het is een ervaring veronderstellen die de meeste niet hebben.
7) Nu weer de schrijfster. Ziehier enkele uitspraken waartegen ik bezwaar heb.
- ‘C.D.'s poëzie wordt gevoed door DE (is er maar één antithese?) antithese tussen lichaam, d.i. positief en absoluut gericht leven (eros) en geest, d.i. twijfel, negatie en verbrokkeling dus dood (thanatos)’. Als men nu eens zegde: ‘Een van de tegenstellingen, die de mens ervaren kan, en die in C.D.'s poëzie een belangrijk element vormt, is die tussen positief en absoluut gericht leven, dat intuïtief en vitaal is (eros), en het denken, dat voor die levensdrang geen doel of verklaring vindt, en hem dus breekt’ - of