[Deel 1]
Julien Kuypers
1892-1967
Toen Herman Teirlinck, na de voltooiing van de 18-de jaargang, de leiding van het tijdschrift aan Julien Kuypers toevertrouwde, had hij, in onze ogen, door zijn literair prestige en diplomatische menselijkheid, het mirakel bewerkt, een heterogene groep letterkundigen van verschillende leeftijd, opvattingen en karakter, elk afzonderlijk boven alles gehecht aan hun individualistische vrijheid, gedurende achttien jaren harmonisch te doen samenwerken aan een zelfde, door August Vermeylen uitgestippelde taak.
Julien Kuypers was er zich zeer goed van bewust dat hij, met minder literair prestige en veel vinniger strijdbaarheid, een zware opdracht aanvaardde, waaraan hij de rust van zijn laatste jaren en de lust tot eigen werk zou moeten opofferen. Maar de gedachte dat dit de laatste dienst was, die hij, in de traditie van zijn voorgangers en vrienden Vermeylen en Teirlinck, kon bewijzen aan de Vlaamse cultuurdroom, die geheel zijn leven heeft beheerst, heeft hem bezield; rijke ervaring opgedaan in de leiding van de administratie en van internationale conferenties, heeft hem gediend. Hem werd niet meer de tijd gegund zich hier op volle kracht te tonen, zoals in de ministeries en de Unesco. Maar allen die hem in de redactie terzijde stonden, weten met zekerheid dat èn de artistieke leiding èn de menselijke verhoudingen onder zijn hoede veilig waren.
Hij laat zijn vrienden mederedacteuren ontsteld en onthutst achter, maar bij dit laatste vaarwel aan een dapper en integer man en een trouwe vriend, nemen zij zijn laatste bekommernis, die ons tijdschrift gold, van hem over en beloven hem, in zijn geest en met zijn overgave, voort te arbeiden aan de Taak.