nu beter zien wellicht dan in dien tijd. Ook wat haar van de oorspronkelijke Nieuwe-Gids-beweging onderscheidde: hier werd altijd, en van meet af, nadruk gelegd op het verband tusschen individu en maatschappij, kunst en leven. Dat verschil wordt me duidelijker, nu ik een leergang geef over den N. Gids en tevens een boekje voorbereid (voor een Hollandschen uitgever) over de nieuwste Vlaamsche letteren. In dat opzicht, geloof ik zelfs aan den invloed van de Vlamingen op de Hollanders, in '93-94 (en niet andersom). Ik kan bewijzen, dat ons tijdschrift zeker van rechtstreeksch belang voor het Noorden was (cf. bz. 30).
Veroorloof me enkele randaanmerkingen:
(Hier volgen zes correcties van jaartallen, eigennamen...)
Zoals U ziet, niets van groot belang.
Ja, die vraag nog, waarom sommige N.-&-Straksers zoo weinig hebben voortgebracht. Voor twee onder hen kan ik U een bepaald antwoord geven: Hegenscheidt heeft jaren lang tegen ziekte te strijden gehad (na zijn Starkadd) en had daarbij, als leeraar, de handen overvol. En wat mij betreft: ik schreef opstellen als er een tijdschrift was, omdat het tijdschrift er was, - en werk nu sedert jaren aan mijn ‘kunstgeschiedenis’, - maar voor het zuiver-literair werk dat ik maken wilde, na den Jood, en waar ik nog van droom, heb ik nooit de noodige rust kunnen vinden, omdat ik te veel tijd in mijn lessen moest steken. Het is zoo'n idiote hebbelijkheid van mij, dat ik me altijd zorgvuldig en gewetensvol... laat opslorpen door het werk dat me toevertrouwd werd. En ik benijd waarlijk de anderen, die er zich makkelijker van afmaken!
Nog eens dank, en met vriendelijke groeten.
Uw dw.
(get.) A. VERMEYLEN