Nieuw Vlaams tijdschrift. Jaargang 20(1967)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 309] [p. 309] verbeelding Smaak van de aarde Kleine planeet eenzame vrucht in de herfst van de sferen wanneer wordt gij rijp voor de droom van mijn mond? Geboren uit vuur gekoesterd in regen gaf de zon u tot opdracht smaak naar de mens. Gij hebt u sindsdien in seizoenen verkleed aan zingende namen uw uitzicht verbonden uit zeeën en meren uw sappen gevonden langs bergen de sprong naar de ruimte geleerd. Van pool tot pool hebt gij kleuren ontstoken van morgen tot avond in elk uur een tint gij wentelt u om in een waaier van geuren terwijl gij bestendig gebaren verzint. Soms een nieuw lied. Hier de Oceanische mens van eiland tot eiland gedreven gekwetst aan koralen genezen aan bloemen als goden vulkanen die straffen met lepra lonen met onschuld. [pagina 310] [p. 310] Tot een tovenaar aan de einder verscheen met een wolk die de hemel verspert de wateren met ontzetting slaat onze tuinen verschraalt tot geraamtelijk rif. Geef ons de weerzin voor nog één regel lied: aarde gij smaakt naar solfer en sintels. Hier de Aziatische mens van steppe tot steppe gezworven steden gebouwd langs heilige stromen koninklijke tijgers getemd in tempels de goden tot inkeer gebracht uit leem hemelse schalen en vazen gewelfd een dichter de mensen tot kind weer herleid tot die kinderen met het oog van een dier de hand verkrampen tot hongerklauw. Geef ons adem voor nog één regel lied: aarde gij smaakt naar tepels van leder. Hier de Afrikaanse mens uit beenderig zand naar een palmboom gekropen uit een moeras naar het oerwoud geslopen diamanten aan het duister ontroofd vorsten gelooid tot eeuwigheid een stroom tot vader des lands vereerd de dieren uit het aards paradijs vergaard onze ziel in de donkerste dansen bewaard tot het Westen ons als huisdieren kocht onze huid de rouw van ons bloed moest dragen. Geef ons de dorst voor nog één regel lied: aarde gij smaakt naar ketens en schande. Hier de Amerikaanse mens van jachtveld naar jachtveld verdreven tussen vulkanen piramides gebouwd voor eeuwen lang kalenders gehouwen in gouden zalen de geesten gelokt [pagina 311] [p. 311] asiel en hel voor het wildst avontuur tot een oude wereld in vege tornooien haar moe en vernuftig gezicht verminkt haar kinderen hier in verstrooiing jaagt. Ik de Amerikaanse mens onmondig en koppig voor eigen problemen geklemd tussen goud en het wereldgeweten ik bid om de wil tot bekentenis: aarde gij smaakt naar ontaarde olie. Hier de Europese mens getreden uit de volkerenpoort westwaarts geslenterd als herders en boeren geremd door nevels elk eiland een anker elk dal een beschaving elke heuvel een vesting. Als een druif heeft het Zuiden de geest geperst rijp voor een dronk met de goden de vlakte daagde de wolken uit en bralde in zalen vol donder. Uit een stal is toen een boodschap gekomen lichaam en geest zijn één in de vader monniken baden gewijde getijden ridders knielden hoofs in hun trouw burgers bevochten de vrijheid van steden orde ging alle kunsten bewonen gelijkheid zocht bloedend haar weg. Europa huid van wonden en naden achter een masker van liegend papier geef ons een stem voor een lied met één vers: aarde gij smaakt naar edik en schmink. Kleine planeet gekneusde vrucht in de herfst van de sferen wanneer proef ik eens uw belofte in mijn mond? KAREL JONCKHEERE Vorige Volgende