Nieuw Vlaams tijdschrift. Jaargang 19
(1966)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermdLes chosesDe roman Les ChosesGa naar voetnoot(*) is het bekroonde (Prix Renaudot) werk van een socioloog, Georges Perec, werkzaam aan het Centre Internatonal de Recherche Scientifique te Parijs. Maar is het wel nodig dat te weten? Kan een werk niet evengoed beoordeeld worden om zijn tekst alleen, omwille van wat het in se bevat? Men wil onwillekeurig een verband zoeken tussen het verhaal, de ideeën en het leven van de auteur; zo komt men bijna onvermijdelijk tot de slotsom dat men van een soort van autobiografie moet gewagen. Maar, is elk kunstwerk niet in zekere zin een weerspiegeling van het gemoed van de auteur zelf?
Les Choses wordt een roman genoemd, une histoire des années 60. Het zou echter evengoed een studie kunnen zijn, een poging om op een literaire manier een bepaald milieu weer te geven, om twee jonge wezens te begrijpen, om doelmatig binnen te dringen in een warboel van dromen, ontgoochelingen, illusies, verlangens, onrust en onzelfzekerheid. Georges Perec tekent raak en beschrijft als in een roes een droomkamer, een droomleven, een droomwereld, met een meewarig parfum van sympathie en spot. Jérôme en Sylvie, de twee figuren uit de roman, verschijnen in twee boven elkaar geplaatste beelden: het beeld dat ze voor zich zelf dromen en het ietwat ontgoochelend beeld van wat ze in afwachting zijn en tenslotte zullen blijven. Ze schrijden door het verhaal als in een mistige waan voort zonder al te veel energie, zonder grote bekwaamheid, zonder zelfzekerheid, geprangd tussen hun eigen kleinburgerlijke verlangens, gehecht aan voorlopige vrienden. Hun eigenlijk bestaan is de schaduw van hun wensen.
| |
[pagina 611]
| |
Het boek vangt aan in de voorwaardelijke tijd en eindigt in een toekomende tijd die waarschijnlijkheid is en toch reeds weer teleurstelling.
Maar laten we tot het verhaal komen, voor zover er eigenlijk van een verhaal kan sprake zijn.
Jérôme en Sylvie leven in een klein kamertje na onderbroken studies; ze verdienen hun brood met opiniepeilingen en interviews in opdracht van een of ander agentschap.
‘Ils se consolèrent de leur mieux, se félicitant de l'excellence du quartier, de la proximité de la rue Mouffetard et du Jardin des Plantes, du calme de la rue, du cachet de leurs plafonds bas, et de la splendeur des arbres et de la cour tout au long des saisons; mais, à l'intérieur, tout commençait à crouler sous l'amoncellement des objets, des meubles, des livres, des assiettes, des paperasses, des bouteilles vides. Une guerre d'usure commençait dont ils ne sortiraient jamais vainqueurs’ (blz. 19).
Langzaam verbetert hun materiële toestand, echter te langzaam om gelijke tred te houden met hun onwerkelijke verlangens. Wanneer de ontreddering te groot wordt, breken ze met hun uiteenbrokkelend milieu. Sylvie wordt lerares te Sfax, in Tunesië; Jérôme vindt het werk dat hem voorgesteld wordt te min voor zich en doolt verveeld rond. Heel vlug zet hun ‘vlucht’ zich weer definitief om in verveling en desillusie. Na een jaar keren ze naar Parijs terug met slechts enkele herinneringen aan mooie landschappen en aan een vreemde ontoegankelijke wereld.
Dan schetst de auteur een derde dimensie, die van de betrekkelijke verwezenlijking van enkele van hun aspiraties. En weer is hun werkelijk bestaan de schaduw van wat ze nu met meer zekerheid verwachten. Op reis naar hun nieuwe bestemming zien ze reeds hun Chesterfield divan, lederen zetels, tapijten, rustieke tafels, een eiken bibliotheek, standing. En totaal ontspannen zitten ze in de spijswagen van de trein, medeplichtig naar elkaar te glimlachen, nippend aan een whisky. Speels bijna, licht Perec even de sluier op bij wijze van besluit: ‘Mais le repas qu'on leur servira sera franchement insipide’ (blz. 130).
Langs Proust, Joyce, Musil en de ‘nouveau roman’ om, wil de tegenwoordige romancier steeds dieper binnendringen in de onbekende gronden van het menselijk hart. Het verhaal verzwindt, de gebeurtenissen wijken voor de steeds groeiende belangstelling voor de wanorde van bedenkingen | |
[pagina 612]
| |
en verlangens die diep in de mens woekeren en wassen en die ons, lezers, als het ware voeden, onze dorst naar onbescheidenheid lessen.
In Les Choses wordt, met een trage start, een sfeer geschilderd, een milieu waar liefde en incidenten bijna totaal afwezig zijn. Geen enkel ogenblik komt een hartstochtelijk element ten volle op de voorgrond. In de diepste en meest onbevangen gedachten van de twee protagonisten huist alleen het besef dat de liefdesverhouding tussen het koppel door de geldelijke situatie bepaald wordt. Dat wordt zonder meer vastgesteld, kalm en onbevangen.
Nu eens voelt de lezer zich aangetrokken naar beide figuren als naar een spiegelbeeld van zijn dagelijkse en kleine maar werkelijke beslommeringen, dan weer plots ziet hij duidelijk en pijnlijk in hoe ze in feite laf en bekrompen tegenover het leven staan en totaal onbekwaam zijn verheven menselijke ideeën of gevoelens te voeden. Vanuit de hoogte van hun dromen vallen zij in een grijze ontnuchtering, in dorre verveling. De toekomstvisioenen worden wazig, de ambities verslensen. De vijand heeft zich in hen vastgezet als een aanwas die onherroepelijk zijn tentakels uitspreidt en zich vastklampt in duizend vertakkingen.
‘L'ennemi était invisible. Ou, plutôt, il était en eux, il les avait pourris, gangrenés, ravagés’ (blz. 75). ‘... c'était un univers ratatiné, un monde à bout de souffle qui ne débouchait sur rien. Leur vie n'était pas conquête, elle était effritement, dispersion’ (blz. 76).
Ze zien hoe sommigen van hun vrienden toegeven aan de verburgerlijking, het avontuur de rug toekeren. Hun contact met welvarende industriëlen doet dan weer hun dromen ontvlammen en ze voelen zich opnieuw vermorzeld onder de pletrol van hun wensen en waanbeelden. Hun ‘vlucht’ naar Sfax brengt geen oplossing. Ze dwalen, verscheurd tussen hun waarschijnlijke toekomst - een eenvoudig of hoogstens een gemakkelijk leven - en het voortduren van hun minderwaardige situatie. Ze voelen dat ze weldra zullen moeten beslissen, ernstig worden. Maar automatisch slaat hun nadenken over in een dromendelirium.
Les Choses bevat veel meer dan op het eerste zicht schijnt. De typering van de twee jonge mensen gaat zeer diep; we begrijpen weldra dat hun noodlottige verveling voortduurt omdat ze tenslotte zich zelf bedriegen, omdat ze in een eenvoudig voorwerp als het ware de schamele afbeelding zien | |
[pagina 613]
| |
van het luxueuze object dat eens komen moet en dat beantwoordt aan hun waardigheid, aan hun standing, aan hun superioriteit. Onnodig te zeggen dat beiden, kinderen van zeer eenvoudige burgerij, helemaal geen sociaal gevoel bezitten; al hun denken, al hun tijd wordt opgeslorpt door verheven (lees: luxueuze) dromen en door hun verbeten klauteren naar omhoog, naar standing, naar een helaas zover afgelegen nieuwe sociale klasse.
De lezer wordt gegrepen door de meewarige, soms bittere sfeer die de twee hulpeloos rondtrappelende wezens omgeeft. Bestaat de kans eigenlijk ooit eens los te geraken uit het moeras van verveling, hulpeloosheid en onvoldaanheid? En wanneer het boek eindigt, wanneer we terechtkomen aan het onvermijdelijke eindpunt van de etappe die Jérôme en Sylvie dromend en verlangend aflegden, dan blijft niets meer over, dan staan we nog even ver. Ze zijn beiden leeggezogen door hun verlangens naar luxe, comfort, gezelligheid, boeken, discotheek, vrienden, meubels.
Men kan echt lang nadenken over dit boek. Is alles werkelijk nutteloos geweest, vraagt men zich af. De schrijver helpt ons even in zijn epiloog. In de toekomst ziet hij wat ze wellicht zullen worden maar we vrezen dat ze nooit totaal iets zullen worden omdat hun progressieve neigingen te irreëel en te groots zijn geweest, omdat ze gevangen zitten in de hoogmoedige toren die zij voor zich zelf hebben opgebouwd.
Perec schrijft een heldere en verzorgde taal. Opvallend is zijn voorliefde voor beschrijvende zinnen die de lezer plots overvallen met een stortvloed van voorwerpen, kleuren en gedaanten. De lezer geniet ervan, echter niet zoals hij normaal van een spannend verhaal zou genieten; de tekst die hem voorgeschoteld wordt is verfijnd, uitgezocht. En de beschrijving is ook weer niet die van een geïllustreerde cataloog maar de weerspiegeling van een gemoed, van een bewustzijn, van een levensvisie, de incarnatie van de diepste roerselen in een jong koppel. De charme ligt hier dus niet zozeer in een verhaal, maar in de kracht die uitgaat van een milieuschets.
‘La première porte ouvrirait sur une chambre, au plancher recouvert d'une moquette claire. Un grand lit anglais en occuperait tout le fond. A droite, de chaque côté de la fenêtre, deux étagères étroites et hautes contiendraient quelques livres inlassablement repris, des albums, des jeux de cartes, des pots, des colliers, des pacotilles. A gauche, une | |
[pagina 614]
| |
vieille armoire de chêne et deux valets de bois et de cuivre feraient face à un petit fauteuil crapaud tendu d'une soie grise finement rayée et à une coiffeuse. Une porte entrouverte, donnant sur une salle de bains, découvrirait d'épais peignoirs de bain, des robinets de cuivre en col de cygne, un grand miroir orientalble, une paire de rasoirs anglais et leur fourreau de cuir vert, des flacons, des brosses à manche de corne, des éponges. Les murs de la chambre seraient tendus d'indienne; le lit serait recouvert d'un plaid écossais. Une table de chevet, ceinturée sur trois faces d'une galerie de cuivre ajourée, supporterait un chandelier d'argent surmonté d'un abat-jour de soie gris très pâle, une pendulette quadrangulaire, une rose dans un verre à pied et, sur sa tablette inférieure, des journaux pliés, quelques revues. Plus loin, au pied du lit, il y aurait un gros pouf de cuir naturel. Aux fenêtres, les rideaux de voile glisseraient sur des tringles de cuivre; les doubles rideaux, gris, en lainage épais, seraient à moitié tirés. Dans la pénombre, la pièce serait encore claire. Au mur, au-dessus du lit préparé pour la nuit, entre deux petites lampes alsaciennes, l'étonnante photographie, noire et blanche, étroite et longue, d'un oiseau en plein ciel, surprendrait par sa perfection un peu formelle’ (blz. 13-14).
Het onderwerp laat inderdaad zeer veel beschrijvingen toe die telkens de droom en het drama van twee jonge mensen weergeven. Het koppel gaat helemaal in dit dromen op. Daarom wellicht hecht Perec zo weinig belang aan het belichten van hun huwelijksleven; met moeite slaagt men erin de twee karakters te onderscheiden. Jérôme valt alleen wal luier uit dan Sylvie. In feite zijn ze beiden slechts een enkel karakter, een enkel verlangen. De roman is eigenlijk vooral geaxeerd op een bepaalde uiting in een zekere sociale klasse, die van de kleine burgerij.
Jérôme en Sylvie sukkelen voort als twee afgietsels van een zelfde banale vorm, naast elkaar maar ook vreemd aan elkaar, gebonden door materiële verlangens en tevens erdoor gescheiden en bedreigd. Ze realiseren werkelijk niet dat, naarmate de vraatzuchtige droommachine visioenen brouwt, de kansen op een doordacht en bewust geluk vervallen. Zie hoe de auteur, in het midden van het boek plots rauw hun drama schetst; tussen twee dromen in zien we in een flits klaar het droefgeestige van hun avontuur, het fenomeen tevens dat Les Choses ver boven een romanprodukt verheft.
‘L'économique, parfois, les dévorait tout entiers. Ils ne cessaient pas d'y penser. Leur vie affective même, dans une | |
[pagina 615]
| |
large mesure, en dépendait étroitement. Tout donnait à penser que, quand ils étaient un peu riches, quand ils avaient un peu d'avance, leur bonheur commun était indestructible; nulle contrainte ne semblait limiter leur amour. Leurs goûts, leur fantaisie, leur invention, leurs appétits se confondaient dans une liberté identique. Mais ces moments étaient privilégiés; il leur fallait plus souvent lutter: aux premiers signes de déficit, il n'était pas rare qu'ils se dressent l'un contre l'autre. Ils s'affrontaient pour un rien, pour cent francs gaspillés, pour une paire de bas, pour une vaisselle pas faite. Alors, pendant de longues heures, pendant des journées entières, ils ne parlaient plus. Ils mangeaient l'un en face de l'autre, rapidement, chacun pour soi, sans se regarder. Ils s'asseyaient chacun dans un coin du divan, se tournant à moitié le dos. L'un on l'autre faisant d'interminables réussites.
Entre eux se dressait l'argent. C'était un mur, une espèce de butoir qu'ils venaient heurter à chaque instant. C'était quelque chose de pire que la misère: la gêne, l'étroitesse, la minceur...’ (blz. 62-63).
Na enkele bladzijden reeds heeft men spontaan aan Flaubert gedacht, maar later constateert men dat de schrijver - zij het met een moderne taalbeheersing - nader bij Balzac staat, in die zin dat de beschrijving niet enkel een decor schept maar een soort van initiatie is, een soort van onbescheiden indringen in een individueel of zelfs en liever collectief gemoed.
Op zich zelf biedt de stijl in feite dus niets werkelijk vernieuwends, ook al is hij schitterend; de manier echter waarop Perec vanuit voorwerpen, ‘des choses’, een levensstijl schept, geeft hem een bijzondere, een belangrijke en misschien een vernieuwende plaats.
Realisme in zijn puurste vorm, bezielende schildering, niet meer de gewone psychologische benadering of verscheurdheid, maar het fluïdum dat opstijgt uit een stapel geordende of verwarde ‘dingen’ en dat de mens regeert.
Hugo Brutin |
|