Nieuw Vlaams tijdschrift. Jaargang 19
(1966)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
2.Het leeft niet en
het sterft -
zo onbelangRijk,
zo zinvol
stof dat zich
op dode vingers neerzet.
Sporen in ons laat het
van raadsels onoplosbaar.
| |
[pagina 132]
| |
3.Het water kent mij:
angstig een haas
maar haastig een stap
en daarmee jezus worden,
hand in hand.
| |
4.Zodoende achter de horizont
schrijft zijn avondwerk
de rode zon -
twee kinderen
in duel;
de komkommer
van een kreet
half doorgesneden
roept voorbijgangers in de kring.
| |
[pagina 133]
| |
5.Neptunus nadert
kinderen in blote poepjes
spelen penis met elkaar.
Komen ze klaar?
Neptunus nadert.
| |
6.In hun pluche de sporen
van te ronde mensen,
vier zetels aan de zee.
Morgen worden
als zand zijn best doet
duinen deze zetels;
een duif die meeuw wil zijn
(een kinderwens, je kent ze)
droomt op de leuning
van een scheepsboeg.
| |
[pagina 134]
| |
7.Haar verzilverd silhouet -
wie bouwt tot op de grond
zijn raam zodat als sprokkelhout
haar schaduw brandt?
Warm de handen aan de haard,
maar koel als melk het hart.
Het baart mij zorgen.
| |
8.Uit de kantlijn van haar nachtkleed
zij klatert op.
Onder haar handpalm
sluit zijn lichaam
meteen mondeling een verdrag.
Zo loopt ongekroond een koning
schaamteloos en naakt.
| |
[pagina 135]
| |
9.Als een dief in de nacht
de sneeuw die neen zegt.
Jonkers eigengerijd en
rijdend op het ritme van de hoorn
laten als druppels bloed
hun sporen na.
Onuitroeibaar als de zonde
staat een herfst in ons.
HEDWIG SPELIERS
|
|