beter zijn dan de mijne, vooral wanneer u lauwering als maatstaf neemt. Trouwens, geachte Heer Vandeloo, heb ik nergens uw schrijverschap in het geding gebracht. Ik waardeer u met mate en naar verdienste als literaat, wat blijkt uit de zinsneden die u uitgerekend als beledigend beschouwt: zie hoger die over de ‘vlijt’ en zie ook die over de ‘valse schroom voor het déjà lu’. Wij zijn nu zo ver van het stenen tijdperk vandaan, geachte Heer, dat elk werk enigermate du déjà lu is; maar niet alle literaten zijn zich daar zonder valse schroom van bewust. Ik dissocieerde u daar, zoals nu blijkt ten onrechte, van zekere lui die menen de pest te moeten hebben aan al wat reeds gezegd en gevoeld is. Ook dat compliment is u, helaas, ontgaan.
Ik waardeer u echter niet als voordrachtgever en daarover ging het dan. Als voordrachtgever bouwde u, meen ik, niet zozeer aan de Mythe Van De Schrijver dan wel aan de mythe Vandeloo; een kanjer van een mythe, om u zelf te parafraseren (zie achteraan). Zelfironie ontdekte ik niet, wel zelfbewondering; zelfsport ontdekte ik niet, wel sneers aan confraters die nog meer succes hebben dan u. Nu zit het met me zo, geachte Heer Vandeloo, dat ik u als schrijver kan waarderen (met mate en naar verdiensten) doch dat mijn huid bobbels kreeg toen ik u over uw eigen werk bezig hoorde, m.a.w. uw werk lijkt me heel wat meer bescheiden dan wat u erover wist te vertellen.
Waarom ik de laatste tijd te pas en te onpas over jan en alleman schrijf, geachte Heer Vandeloo? Om kennelijk een andere reden dan waarom u zo graag (met naam en toenaam van firma, oplagecijfers en prijsvermelding) over uzelf spreekt doch over jan en alleman zwijgt wanneer u denkt dat u er van de weeromstuit een morele deuk zou bij krijgen, of waarom u, zoals tijdens uw lezing, geen namen noemt wanneer u insinueert dat andere auteurs hun vermeend succes in hoofdzaak aan stipendia te danken hebben. Over het geval Van Aken, geachte Heer Vandeloo, schrijf ik nu al maanden in mijn agenda, zelfs in het door u gewraakte stukje. Maar dat is u dan, helaas, ontgaan.
Het kan gebeuren dat ik ooit een lezing geef, zelfs over eigen werk (indien het honoraar me hoog genoeg lijkt te liggen en uur en dag me schikken), maar dan had ik net zo graag dat u niet kwam luisteren. Vijf jaar geleden hield Libera Carlier te Antwerpen een lezing over eigen werk; hij deed dat werkelijk met zelfironie en zelfspot en hij zei daar o.a. drie zaken: 1o dat hij kaal is doch niet noodzakelijk