raakbaar sacrosancte signum van thans. Ik bezit gegevens over een naamgenoot die in de eeuw van Rogier in een Vlaamse akt van Walscapele, in een Franse de Waloncapelle en daarna weer van Walscapele wordt genoemd. Het vertalen van de familienaam mee met de voornaam was niet alleen in die eeuw iets gewoons. Dank zij wijlen de verdienstelijke Jan Lindemans weten wij dat van enkele Franse gezinnen, door oorlogsfeiten in Opwijk terechtgekomen, de familienaam, bijvoorbeeld Fournier = De Backer gewoon door de gemeentesecretaris voor eeuwig en altijd werd vertaald, nog in de achttiende eeuw.
Uit de naamverandering van Rogier van der Weyden te Brussel kan men dus niet besluiten dat de meester deze heeft gewild en aangevraagd, zelfs niet dat hij zich zelf te Brussel Van der Weyden heeft genoemd. Het is zeer goed mogelijk dat hij in de toenmaals Vlaamse stad Vlaams sprak, er echter uit familiale piëteit op stond de la Pasture te blijven heten, terwijl hij er helemaal geen bezwaar tegen had in officiële Vlaamse stukken volgens plaatselijke gewoonte zijn naam te zien vertalen.
Ook over karakter en inborst van Rogier weten de kunstkenners verwonderlijk veel. Uit schilderijen, zoals gezegd zo weinig geïndividualiseerd dat werk van twee andere meesters ook van hem, en werk van hem ook van andere meesters zou kunnen zijn, leiden zij, zonder enig portret van hem, de welafgelijnde psyche af van een zacht, verfijnd, melancholisch, diep-vroom mens.
Wanneer over vijfhonderd jaar van de drankzuchtige reus en wallebak Modigliani nog slechts vijftig schilderijen zouden overblijven, de naam van zijn ouders, zusters, leermeester, de data van zijn huwelijk en overlijden, zullen de kunstkenners zeker het beeld zien rijzen van een angelieke, leptosome geheelonthouder en drankbestrijder met een langehalscomplex, maar dat schrikt onze kunstkenners nu niet af.
Zij zijn gerust, want zij zien de mythevorming in actie. Men begint al goed te vergeten dat de lieve sprookjesdichter Andersen een weinig beminnelijke klaploper was en impresario van zich zelf. Over vijfhonderd jaar is hij zo sympathiek als het lelijke eendje, zo etherisch als de prinses op de erwt.
Welk zielebeeld de kunstkenners over vijfhonderd jaar zullen zien oprijzen uit het vierde deel van het oeuvre van Picasso en Permeke, vermengd met wat werk van Paul Klee, Marc Chagall, Frits van den Berghe en Gust de Smet, men