| |
| |
| |
Zonder clan
voor Erna
Vielleicht muβ man biegsamer sein um glücklich zu sein. Ich habe alles versacht; ich weiβ nicht woran es liegt.
Andreas Okopenko
Ik wrijf met beide handen over mijn gezicht en de druppel rolt traag van de ruit en buiten in de straat onder het licht van de neonbuizen met eronder het schuine regengordijn staan zoals altijd de wagens op het asfalt in de plassen en
ze had weer zwaar liggen snurken-en-blazen zoals dit nu wel iedere nacht het geval zou wezen en nadat hij met een verwilderde schok ontwaakt was (met daarna het koude beloeren maar vol haat) was hij de kamer uitgeslopen want het werd onhoudbaar. Uit het ledikantje naast het echtelijke bed had het hortende gesnerk van Koentje geklonken, wiens slikorganen, van wie alles nu na twee jaren wel ontredderd zou blijven en die dus vochtig gorgelde en ongeveer iedere tien seconden in een kramp de stekkebeentjes uitsloeg, doorlopend koud zweette en dus zuur rook, zelfs vijf minuten na het baden-en-poederen waarbij hij hulpeloos, een vermagerde
| |
| |
kikker, een gestroopt konijn, tegen de wand van het badje hing en idioot blaatte, zich verslikte, kwijlde en soms vooroverknikte terwijl de moeder de gewone liedjes zong met op het laatst meestal tranen over haar gezicht (o, het was zo eenvoudig geweest, de verliefde verpleegster met de mooie benen en de verliefde maar nog zo onervaren dokter hadden zich samen na het verschijnen van de typische gele-kleur-der-resuskinderen vergist in het bloedonderzoek van de ouders en toen het kind de melk niet binnen hield, ze integendeel langs de neus eruit kotste, na drie dagen koperkleurig was uitgeslagen en het tweede bloedonderzoek het bewijs had geleverd, had de dokter de ader in het buikje maar niet kunnen vinden en hij had gestoken, gestoken, gestoken met de naald (dokters zijn lafaards) en toen het dan definitief te laat was, had de zuster een uur daarna met zachte, besliste stem gesproken van hersencellen die te lang zonder bloed waren gebleven met als gevolg wellicht in dit geval het gedeeltelijke verlies van evenwicht en spiercoördinatie maar er was natuurlijk dit spreekt vanzelf een redelijke kans op beterschap, de geneeskunde deed tegenwoordig wonderen op dit gebied, de starende kraamvrouw had een schreeuw gelaten, daarna was het worstelen geweest om haar in het bed te houden met ten slotte het geroutineerde gebaar met het spuitje van de zuster, haar bleke hand raakte even zijn schouder toen hij oneindig verbaasd maar zeer aandachtig het wegebben van het gekerm zat te volgen, en na de onbegrijpelijke zin van de zuster met minstens tweemaal god erin, had hij dit woord gespeld met de stem van een vreemdeling en hij had zorgvuldig de zenuwtrekkinkjes om de dunne mond van de zuster geregistreerd toen ze zich geluidloos terugtrok, de nikkelen doos op het roltafeltje voor zich uit duwend)
en
Claude snurkte niet (de koele verschrikkelijke
| |
| |
Claude) en de hoer van de rue Saint-Denis ook niet (maar die hem tot 's morgens had laten blijven en koffie had opgeschonken en pauv' petit had gezegd toen hij haar alles had verteld) waarom snurkten zij niet
en
de hoer van de rue Saint-Denis (waarom heeft ze dit verteld aan mij de cliënt het nummer in de reeks die straks zal weggaan of misschien nu onmiddellijk als de teller op 20 NF afslaat het is vreemd maar ik voel me hier thuis op het mansardekamertje met het schuine plafond het dakraam met de ijzeren stang het koninklijke behang met de gestileerde lelies de veel te rode lampekap met de linten het kale karpetje op de planken de peignoir aan de nagel in de groene deur het gasfornuis met de moor en de koffiepot van bruin email met stukken erafgesprongen het paravent met de schelle dahlia's de foto's van Maurice Chevalier guitig lachend de strohoed schuin op het hoofd het verwrongen snuitje van Edith Piaf je ne regrette rien zingend en Fernandel als Lavarède met een verschrikt paardegezicht onder de olifantspoot en ze rookte heel de tijd en inhaleerde tot de laatste trek terwijl ze nerveus met een accent van de Midi soms hees kuchend aan één stuk door vertelde en daarna zweeg stillag en het pakje Gauloises naar me toeschoof haar hand ligt nu tegen m'n dij ze speelt automatisch met de haartjes zacht ademend haar grote zwarte ogen wijdopen ze wacht op iets op mijn gebaar waarom voel ik nu de behoefte haar alles te vertellen)
‘...een hoog huis met witte glazen deuren en grote ramen, een ouderwetse villa met een breed pad errond met grind dat prettig knerpte onder je voeten, een grote verwilderde tuin met kastanjelaars, struiken, een fijn ruikende vijver met riet, kroos en kikkers die 's nachts kwaakten, een gestreepte grijze kat en een zwarte hond die altijd achter me aanliep
| |
| |
en blaffend het katje verjoeg als het te dicht naderde. De villa was zeer gezellig wanordelijk, ik mocht in elke kamer vrij in en uit, niemand verbood me ooit iets zelfs niet toen ik met m'n kruiwagen aarde in de gang voerde om een middeleeuwse burcht te bouwen. Mama was lief en mooi en vriendelijk, warm en zacht en m'n papa had lachende donkere ogen en een snor waaraan ik mocht trekken en een neus die grappig kraakte als ik hem een halve slag probeerde om te draaien. Ik heb nooit een kwaad woord van hem gehoord. Ik heb nooit een klap van hem gekregen. Ik liep dag in dag uit in blauwe overall en rijglaarzen. Volledig vrij. De tuin had natuurlijk m'n voorkeur en ik was alleen in huis om te eten of tussendoor de maaltijden als ik honger had. Dan haalde ik brood en boter en confituur of bruine suiker uit de kast en smeerde boterhammen met de hond en de kat naast me die gretig toekeken en meeaten en 's avonds werd ik met heet water afgeschrobd in de badkamer waar de petroleumkachel grillige figuren op het plafond projecteerde en gezellig pruttelde. Iedere avond mocht ik bij papa op schoot en hij vertelde dan een spannend verhaal en ik kreeg een klein glaasje bier voor het slapengaan. En de volgende morgen wekte de kat me door haar kopje tegen m'n gezicht aan te duwen en ik sprong uit bed terwijl het huis nog stil was, schoot in m'n overall, wekte de hond en liep de natte tuin in, voerde de kippen, liet de konijnen in de ren, kroop op de duiventil en ging zitten kijken naar de koerende trippelende duiven die zaad uit m'n handen pikten en op m'n schouder kwamen zitten, schommelde uren aan één stuk, spande de hond in het karretje, viste kikkers met een vlieg aan een vishaak en ging geregeld in huis bij mama om limonade te bedelen en ik dronk met een rietje tot m'n maag bijna barstte. Ik herinner me dat mama en papa zeer verliefd op elkaar waren en vaak door de kamer stoeiden en stoe- | |
| |
len omvergooiden en papa ging op zijn hoofd staan
en bootste de haan na en de duiven en een geit en een koe en een paard dat hinnikend door de wei rent terwijl ik op zijn rug hing...’
(tot er plots op een nacht eigenaardige geruchten waren er stopte een wagen op het grindpad ik hoorde vaag in m'n slaap stemmen en 's morgens kwam er een vreemde dame in het wit ze was aardig en zeer mooi en ze waste me en kleedde me aan papa zat in de huiskamer aan de tafel sigaretten te roken en koppen koffie te drinken en hij was zeer bleek en hij had een verdwaasde blik hij ademde met z'n mond half open en ik voelde zijn hart kloppen en vreemde snokken in zijn borst toen hij me op schoot nam en me zeer dicht tegen zich aan trok)
‘...niet lang na de begrafenis vertrok hij naar Kongo. Hij was ingenieur. Hij heeft daar een tropische ziekte opgedaan waaraan hij twee of drie jaar later gestorven is. Ik heb hem nooit weergezien. Hij was nooit erg gezond geweest, schijnt het. Ik was toen al lang door oom en tante geadopteerd. Ze waren zeer vriendelijk voor me. En toch hield ik niet van hen. Het was vreemd. Er waren allerlei redenen voor. De vloertegels glansden als spiegels en de parketvloer was zo glad geboend dat ik soms op m'n gezicht terechtkwam. Ik moest speciale gebreide pantoffels aantrekken om het huis niet te bevuilen. Ze hadden een winkel, zeer lang en koel, vol porselein, vaatwerk, potten en pannen. Hij zou interessant geweest zijn om in te spelen maar de winkel was verboden gebied. Ik kreeg ongeveer alles wat ik vroeg, prentenboeken en kleurboeken en krijtjes en zo en toch hield ik niet van hen. Misschien was het omdat er geen tuin aan het huis was, alles was immers winkel. Het was zeer vreemd. Toen ik een hond vroeg en een kat, zeiden ze dat die vies waren. Ik vroeg een fiets maar dat was te gevaarlijk. Op straat mocht ik niet spelen want dat was niet deftig. Een
| |
| |
kameraad wilde oom niet in zijn huis. Ik doolde soms door de kamers op m'n gebreide pantoffels, prutste aan de meubelen, opende in het geniept schuiven, lag in het salon op de divan in de lucht te trappen, de pekinees op het kussen. Overdag hield niemand zich met me bezig. Geen tijd. De winkel eiste alle aandacht op. ‘Kleur plaatjes’, zei tante als ze me ineengedoken in een hoek zag zitten, ‘of lees’. ‘Ja’, zei ik, maar bleef op m'n nagels bijten. Ik wist dat dit ‘kleur plaatjes’ louter formaliteit was, onmiddellijk daarna vergeten als de bel rinkelde plus ‘en voor u, madame?’ 's Avonds als de winkel gesloten was hield tante zich een uurtje met me bezig. Ze deed verhaaltjes maar ze kon niet zo goed vertellen, ze zei altijd dat het haar slaperig maakte. Toen ik vragen stelde, zei ze meestal: ‘Er was eens een klein lief jongetje dat véél te veel vragen stelde, hij was véél te nieuwsgierig, hierrrr is dat jongetje’, en dan kneep ze in m'n neus. Toen ze steeds maar hetzelfde antwoordde, stelde ik geen vragen meer. M'n mama had altijd goede antwoorden voor m'n vragen gehad. 's Nachts lag ik vaak te huilen in m'n kussen. Tante sprak nogal ontwijkend over mama. Later vernam ik dat het een miskraam geweest was. Een bloeding. Het kind, een meisje, was ook gestorven, (ik zou nu een zus gehad hebben o ze zou m'n beste vriend geweest zijn) Soms benijdde ik m'n neef Christiaan die vier jaar ouder was dan ik en zijn vader haatte. Ik had graag iemand gehaat zoals hij, maar oom en tante waren te vriendelijk daarvoor. Ik had veel liever gehad dat ze zoals de vader van Christiaan geweest waren (hij was een van de zeldzame mensen waarbij het voldoende is dat je hen in de ogen kijkt om te weten dat ze gans de hel in zich dragen). Ik vond elk warm gevoel een verraad tegen papa en mama. Ik zwoer dat ik nooit van iemand anders
zou houden dan van hen.
Christiaan was m'n vriend en hij vertelde dat z'n
| |
| |
vader hem oorvegen gaf alsof hij een wesp doodsloeg en dan slepend zei kijk in m'n ogen of ik kan je niet meer luchten of bijna vriendelijk maar achteloos buiten (hij doet net of ik er niet ben, zei Chris, onze hond wordt tenminste menselijk behandeld, hij mag met slijkpoten door de gang rennen, men zegt niet doorlopend koest, als hij een poot op een knie legt wordt hij gestreeld en men roept soms op 'm want hij heeft een naam en mijn lekkere père kent zelfs m'n naam niet eens maar de hond, ja, hij is de grote kindervriend van het huis en iedereen doet vertederd als hij zich voor het waggelende Gertje op de rug legt, vandaag of morgen knijp ik dat mormel de keel dicht, dan kunnen ze hem opvullen en op de canapé zetten met een roze strik rond z'n nek).
Op een mooie dag was het bezoek, de ouders van Chris waren er en Chris ook en een heleboel ooms en tantes (ooms die sigaren roken en borrels drinken en goed gevoede tantes die kirren en knabbelen en Advocaat uit glaasjes likken). Chris had een wit matrozenpakje aan. We lagen op het tapijt in prentenboeken te kijken. Plots werd Chris van de grond geheven door z'n vader en ik hoorde het geluid van een oorveeg. Hij werd zwijgend de kamer uit gedragen zoals een konijn bij het nekvel. Ik was zo geschrokken dat ik bij tante op schoot ging zitten om uit te huilen. Ik voelde me misselijk en m'n keel deed pijn. Toen raakte de vader van Chris me aan, hij trok even aan m'n oor en lachte en zei dat ik een flauw meisje een Treesje was. ‘Laat me gerust, beest’ riep ik en toen gaf tante me een klap, de enige die ik ooit van haar kreeg. ‘Onbeleefd kind’, zei ze, ‘ga nu ook maar naar buiten’.
Chris zat in de kelder op de hoop aardappelen. Hij zat met een pennemes één voor één de knollen te doorsteken. Als ik iets zei, deed hij alsof hij me niet hoorde en ging voort met steken. Zijn vader had hem in de aardappelen gesmakt omdat er een
| |
| |
vlekje op zijn wit matrozenpak gekomen was. Toen het over was hebben we een hele pot pruimenjam leeggegeten en een fles Spa uitgedronken. Plots zei hij: ‘Ik wilde dat ik druiven had gehad in plaats van aardappelen’.
‘Ja?’, zei ik.
‘Ja’, zei hij, ‘dat lijkt meer op ogen’.
(en ze bekijkt me opnieuw met haar holle blik ze slaat de ogen niet neer en ik wend de mijne af want ik voel me hier (waarom) de mindere en de hoeveelste Gauloise steekt ze nu op het vlammetje even onder de sigaret zodat ze gaat gloeien door het aanzuigen van de hitte ze bekijkt me vaak te vaak opdat ik op de duur niet zou aanvoelen dat ze op sommige ogenblikken meer doorziet dan ik zeg misschien omdat ze zelf ook eenzaam is we hebben contact op een vreemde manier en ik voel me (hoeren zijn outlaws) op een vreemde manier tot haar aangetrokken ze moet vroeger zeer mooi geweest zijn de huid van haar schouders is glad ze heeft een gespannen platte buik en nog stevige borsten (het is alleen maar een kwestie van spieren zei Claude haar vagina omvatte me als een ingezeepte hand hier is het alsof er een sterke elektrische stroom door haar heen gaat) ze heeft iets dat ik voortdurend in de mens zoek iets enigmatisch iets nog van haar alleen dat ze wellicht nooit zal prijsgeven en dat me zou blijven boeien omdat het me nog hoop geeft ik voel dat ik misschien op de duur erg van haar zou gaan houden deze vrouwen moeten goede echtgenoten zijn ze hebben te veel beleefd ze vinden ontrouw zinloos ze begrijpen veel (als jurylid in een gemene assisenzaak zou ze zeer mild zijn) het heeft hier wellicht geen zin meer om nog te vertellen wat ik die avond deed nadat ik met Chris op de hoop aardappelen in slaap was gevallen en verkleumd door tante in bed werd gedragen en weigerde haar een nachtzoen te geven en ze zei niets ze stond langzaam op terwijl haar ogen vol tranen
| |
| |
schoten maar het liet me koud omdat zij evenmin iets had gedaan om het te verhelpen medelijden op het slechte ogenblik verwekt alleen maar minachting (zelden wordt hier iets op het goede ogenblik gedaan)
Ik vergat het voorval vrij spoedig en bleef op die vreemde manier van oom en tante houden. Ze zorgden goed voor me. Materieel. Maar daar bleef het ook bij. Ze waren overtuigd dat ze hun plicht deden. Ze trachtten het gebrek aan geestelijk contact te compenseren met cadeautjes. Ze waren rijk. Het kostte dus geen moeite. Ik voelde dat zeer sterk aan. Ik sloot me op in mezelf. Ik had behoefte aan warme gevoelens, niet aan met pralines gevulde katten. Ik heb hun daarom veel voorgelogen en verborgen gehouden. Zij zijn de schuld dat elke zin die ik uitspreek eigenlijk een halve leugen is. Ik voelde me alleen maar veilig als ik loog. Het was een soort van wraak. Een dubbel leven leiden. Doorlopend stukjes opvoeren. Ik leefde alleen maar werkelijk met mezelf. Het overige had geen belang. Niets buiten mezelf had belang. Ik heb me praktisch alleen moeten vormen. De zware taak van ieder enig kind. Eenzaam bouwen aan zijn eigen gespletenheid. Ofschoon ik in deze taak niet heel alleen stond.
Andere mensen hebben zich daarna zeer actief met me beziggehouden. Enfin, gelukkig was er m'n grootvader waar ik nogal vaak naartoe mocht, hoewel men zich smalend uitliet over zijn lage stand (hij was ploegbaas aan de dokken) maar ik was gek op hem, ik was zijn spitsbroeder, we vertelden elkaar al onze geheimen, we waren de beste kameraden. Vreemd, als ik van iemand houd ken ik geen grenzen. Van iemand houden is heerlijk. Ik had daar een goede tijd’.
(in het zeventiendeëeuwse bouwvallige huis aan de haven waar je het zware poeoeoew van de zeeschepen op de Schelde kon horen de klemmende deur de uitgesleten wenteltrap het scheepstouw als hou
| |
| |
vast het doorloopje met het vlekkerige papier en gas-urine-spekvet-en-afwaswaterlucht dan de kamer met de krakende plankenvloer waar je at sliep en leefde waar grootvader eens halfdronken met grootmoeder een gekke ouderwetse dans rond de tafel uitvoerde en opeens pardaf door de vloer trapte zodat de bewoners van de benedenverdieping een vracht kalk op hun donder kregen er kwam protest een vuistgevecht en politie bij te pas en de gezellige maaltijden waarbij grootvader allerlei kunsten vertoonde onder meer een hele boterham opgevouwen in z'n mond stoppen een lege eierdop tegen het achterwerk van grootmoeder blazen die dan zotte vent zei rook uit z'n oren laten komen als je op zijn buik duwde en dan vooral de wandelingen met hem langs de havenkant met de geuren van verbrande olie-en-stoom van de rangeertreinen het tegen elkaar aanstoten van de wagons de blaffende tractoren onder de hangars de eethuisjes met de walm van frieten en bakkende beefsteak kerrysaus en mosselen en onverstaanbare gehakt pratende zeelui met rode gezichten en blonde wenkbrauwen in kleine groepjes op de terrassen bier drinkend wild dansend met opzichtige gillende vrouwen in de tingeltangelkroegen de schepen met vreemde namen met de reuk van zeewier pek en verre landen (soms als het heimwee naar het onbepaalde te groot wordt dan keer ik daar terug dan hang ik urenlang over de reling van het wandelterras en kijk naar het laden en lossen de sleepboten de lichters de Schelde dan slenter ik door de smalle straatjes van het schipperskwartier met de lucht van armoede ik houd van deze lucht ze roept herinneringen in me op van ziltige gangen afbladderende muren donkere doorloopjes bleke gezichten met moeë ogen gebogen gestalten met petten afhangende kleren en pantoffels en ze hakken brandhout klein op binnenkoertjes ze gieten vuil water uit in rioolgaten ze zeulen trappen op met koolemmers het
| |
| |
zijn arme vriendelijke mensen met het hart op hun tong ik houd van arme mensen ik zal altijd van arme mensen houden) en de eindeloze vragen aan grootvader waarom cacao soms bonen en soms poeder is en hoe ze katoen in balen persen en waarom huiden stinken en waarom tram 2 groene lichten heeft en tram 24 blauwe en 's zaterdags de tocht naar de vogelmarkt om een levende kip te kopen die 's anderendaags in de soep zal gaan en die in het doorloopje boven een emmer zal geslacht worden ik mocht de poten vasthouden terwijl de kip stuiptrok sidderde en slap viel de flauwriekende damp als ze in een emmer kokend water werd gedoopt de afgesneden poot die open en dicht ging als je aan de pees trok ik heb jeuk zei grootvader en je mocht hem krabben met de poot en als het goed weer was mocht je de straat op en je kreeg wat geld voor een ijsje of lekkers of blikken autootjes van twee voor één frank in het bazaartje en soms gingen we erop uit en er werden pinten Bock gedronken in de lange rij cafés aan de kade waar grootvader zeer goed bekend was als een kwade penning zei grootmoeder en vrijdags kreeg je een mossel vers uit de schelp aan de stootkar van Mie Kanon het zeer dikke viswijf met het zwarte wollen mutsje ze had een grote leren geldbeurs aan een lint onder haar rok hangen en ze lachte schel met de grappen van m'n grootvader ook de dag toen ze met hem danste en zich de heupen liet kittelen in het café op de hoek waar meestal een elektrisch orgel speelde maar grootmoeder kwam het te weten en ze had een tamelijk jaloers karakter ze krabde nog dezelfde avond zijn gezicht open en hij sloeg haar een blauw oog in datzelfde café hadden ze een grijze papegaai met een rode staart die ik soms aardnoten mocht voeren hij liet zich dan op zijn kop krabben hij kon schelden en vloeken in verschillende talen maar meestal zat hij stil op zijn stok één poot ingetrokken en Harry-van-de-Chinees uit de
Stoelstraat
| |
| |
was m'n beste kameraad hij had spleetogen en dik zwart haar zoals zijn vader een zeer vriendelijke kleine Chinees die zacht sprak en zijn moeder was een lange knokige Engelse ze lispelde wegens een slecht passend gebit maar ze kon uitstekend varkensvlees-met-rijst-en-bamboescheuten-en-ananas klaarmaken en we speelden meestal ergens aan de droogdokken tussen de houtstapels waar het naar terpentijn en de zee rook en waar het vol afgedankte natiewagens stond met verroeste wielbanden en eens had hij een rioolrat doodgeslagen en die gingen we 's avonds tussen de eetwaren gooien bij die kruidenier uit wraak omdat we niet met zijn trekhond mochten spelen hij ranselde hem regelmatig met een gevlochten zweep en trapte hem gemeen hoewel het een gewillig beest was en vriendelijk kwispelstaartte en piepte als je het aansprak we zouden een bende stichten de Broederch van Chorro oem al die beestebeule te klote zei Harry terwijl hij op zijn gewone manier lachte zonder geluid zijn spleetogen halfdicht maar op een morgen stond het huis in de Stoelstraat leeg en niemand kon me zeggen waar de Chinees heen was en ik voelde me dagen lang zeer ongelukkig en toen kwam alles ineens op een dag werd grootmoeder door een buurvrouw naar beneden geroepen en ik moest bij de buurvrouw blijven die me over het haar streelde en een koekje gaf en toen grootmoeder terugkwam waren haar ogen rood van het huilen en ze had het leren vest van grootvader op de arm ze zei altijd maar aan één stuk wat moet ik nu gaan doen wat moet ik nu gaan doen (grote mensen die huilen vond ik verschrikkelijk) en toen de buurvrouw zei dat grootvader in de hemel was (in het ruim van een schip gevallen morsdood zijn nek gebroken) kwam voor het eerst de klem rond m'n keel ik voelde een groot verlangen ook te gaan waar hij nu was en een vreemd ongeloof dat ik hem niet meer zou zien en zijn hand vasthouden en met hem praten
| |
| |
zoals de beste kameraden en nog lang daarna bleef ik hetzelfde voelen toen ik van hem droomde en wakker schoot en daarna in het kussen lag te huilen omdat hij m'n grote vriend was geweest en ik alleen hem wilde en me afvroeg waarom al die anderen nog leefden en hij doodgegaan was en toen riep ik op hem maar hij antwoordde niet (als er iets van hem overgebleven was had hij moeten antwoorden) en niet lang daarna gedurende een retraite toen de jezuïetenpater vanop de preekstoel het griezelverhaal vertelde van de familie die aan het opgebaarde lijk van de Spaanse koning vroeg waar hij nu was en het lijk richtte zich op en antwoordde met een stem die niet van deze wereld was in de hel ik brand ik ben eeuwig verdoemd toen wist ik dat die pater loog want een dode zwijgt ik heb zo vaak op mijn dode grootvader geroepen en hij zou zeker geantwoord hebben want hij weigerde me nooit iets en toen ik vijftien jaar was stierf ook grootmoeder in een gesticht voor oude lieden verlaten door haar kinderen ze was halflam haar mond hing scheef ze liet alles lopen en de familie zei dat ze nu eindelijk gelukkig was maar ik kreeg het door dat vooral zij nu eindelijk een zucht van verlichting konden laten omdat ze van de vervelende bezoeken in het ongezellige gesticht af waren de hypocrieten en na de eigenlijke lijkmis volgde ik zeer aandachtig dan verbaasd daarna razend het gedoe van de pastoor met zijn kwispel koperen emmer en wierookvat (de ontsmetting met DDT) de koorkap hing hem scheef over de schouders hij was onfris zijn schoenen waren afgelopen en hij deed slordig de gebeden liet lettergrepen vallen en keek naar alle kanten over zijn boek geef haar de eeuwige rust o Heer en dat het eeuwige licht haar verlichte herhaalde hij wel tienmaal waarom moest hij dat zo dikwijls herhalen nu haar lot door de Heer toch al bezegeld was doodgraver vampier mestkever fluisterde ik
inwendig zijn prevelende mond in het oog houdend laat m'n groot- | |
| |
moeder met rust je kent haar niet eens je hebt haar nooit gezien je bemoeit je hier met zaken die je niet aangaan haar lijk ligt in die kist en straks gaat ze onder de aarde en dan zullen we nooit meer iets van haar vernemen en al dat Latijn van je helpt daar geen zier aan ik zat koel te denken maar inwendig razend en vastbesloten tot iets ik wist toen nog niet wat misschien voelde ik op dat ogenblik de eerste tekenen van de revolte nog smeulend en latent niettemin duidelijk aanwezig ik spreek daarom m'n grote dank uit aan het adres van de beroemde orde van de Sociëteit van Jezus beter gekend onder de naam jezuïeten omdat ze zich tien jaar lang intensief met mijn ziel hebben beziggehouden dit wil zeggen tien jaar lang m'n natuur gefrustreerd mijn instincten aan de banden van hun ijzeren tucht hebben pogen te leggen zo iets doet men natuurlijk niet ongestraft de revolte is dan ook laat losgekomen te laat daarom zeer hevig en niet meer te stuiten en waarom is dit ook mogelijk met deze vrouw die ik voor twintig N Francs huurde en die zich daarstraks op de trap van het huis omkeerde en zei je ziet er sympathiek uit tu as l'air sympa dat gaan we vieren en daarna bijna verontschuldigend met een lachje ik heb dat ook soms nodig weet je wij zijn ook niet van steen en op het kamertje kleedde ze zich uit en op het bed fluisterde ze fais le vite très vite en toen het er was non non non en ze sloeg met de vuist in de matras en daarna rookten we en zwegen en plots zei ze viens en na het wetenschappelijke daarna dolle voorspel brak het zaad en voor de tweede maal (Claude) voelde ik van binnen iets scheuren het deed pijn het was geen extase maar langzaam groeiend leedvermaak omdat het zelfs met een hoer lukte (en waarom is dit niet mogelijk met haar voor wie ik indertijd alles wilde betekenen vooral dan de
dag dat de bevende oude man een Latijns gebed over onze hoofden had uitgesproken toen ze nog altijd dacht dat de vroeger
| |
| |
verboden kus de voortplantingsdaad was en 's nachts op de slaapkamer duwde ze wild haar tong in m'n mond en fluisterde gejaagd een kind een kind een kind en toen zei ik haar alles en ze had veertien dagen nodig om eroverheen te komen en na de reeks onvoorstelbare taferelen in het duister met het lange molton slaapkleed tussen haar benen getrokken en alleen maar in paniek neeneeneeneeneeweesgegroetmaria-volvangenadedeheerismetu waar ik bij zat als een suffe hond want ik wilde er het beste van maken en ik bad de Heer vurig dat hij ons zou helpen maar een dokter deed het ten slotte met een bistouri terwijl ik in de wachtkamer koppig in een magazine las zelfs de elementaire daad van mannelijk bezit mocht ik niet stellen en nog lang daarna was het altijd ik wil eerst een kind van je mond dat is beter en toen er na twee maanden nog altijd niets was raadpleegde ze een priester die zei dat dit nu toegelaten eerder plicht was en toen moest ik eerst zweren op het kruisbeeld dat ik nog maagdelijk was omdat die priester haar een boekje met de encycliek van Pius XII Casti Connubii had gegeven en daarin stond ergens een allusie in op het mooiste geschenk van de jongeman aan zijn bruid namelijk zijn ongereptheid) en waarom was het ook in Spanje mogelijk met Claude (één seconde de twee polen raken samen gillend in de diepte storten daarna alle spieren als doorgeknipt) die dan haar hoofd heen en weer begon te slaan en haar kin strekte terwijl de adem tussen haar tanden siste en daarna lag ze zwijgend te staren naar niets en te roken en ze antwoordde niet als je iets zei of alleen moe smekend maar zeer gespannen raak me enkele minuten niet aan wil je en als je dan keek draaide ze het hoofd om terwijl de kans op dialoog misschien nabij was maar definitief verloren ging want louter lichaam (het instrument van de goed gesynchroniseerde partner de toeschouwer die daarna alleen wenst te
zijn met zich zelf) is verschrikkelijker dan
| |
| |
het frigide wezen dat nadien met je praat over gewone zaken niet beseffend dat een man deze nederlaag nooit aan een vrouw kan vergeven
‘...in de gemeenteschool ging het er gemoedelijk toe en ik was er nogal graag, vooral de meester van de eerste klas hield van me, hij was een van die vriendelijke mensen die warmte verspreiden waar ze ook komen. Hij kon zeer goed tekenen en vertellen. Ik hield in die tijd erg van mensen die goed konden vertellen. Maar oom en tante vonden dat de gemeenteschool niet genoeg standing had en op een mooie dag werd ik zonder verwittiging naar een andere school gestuurd en daar ging het niet zo gemoedelijk toe...’
(de degelijke constructie de aard van de materialen het hoekige silhouet van het gebouw alles ademde strengheid ook de kerk met de twee torens in rode baksteen elk kwartier sloeg het klokkenspel een spookachtig deuntje er waren de door de halfduistere gangen schuivende gestalten in zwarte togen beheerste Erasmiaanse gezichten met boeken onder de arm altijd met iets bezig altijd op geheime zending altijd hogerop humanior plus est en vous Ad Majorem Dei Gloriam de waardige opvolgers van de eerste groep vastbesloten jongelingen die Ignatius van Loyola na een liederlijke jeugd rond zich schaarde zich nu al eeuwen bezighoudend met de opvoeding van de bleke afstammelingen (heden ten dage met flanellen broeken en blazers) de zoontjes van de chirurgen notarissen advocaten de vervallen adel der stad de lui met de ivoren kruisbeelden boven hun hoofden tegen de wand die je zitten te beloeren terwijl je geld akten zieke galblazen op hun mahoniehouten tafels neerlegt want ze zijn de uitverkorenen de besten de elite van het land deftig met vrouw en kroost ter Heilige Tafel naderend ondertussen met dikke ogen denkend aan de maîtresse op het knusse flatje ook de vaders waren gevormd geweest in de- | |
| |
zelfde uitstekende leerschool waar nu de zonen zich op het echte leven voorbereidden volgens strenge regels want de jeugd moet kortgehouden worden later mogen ze wel eens uit de band springen hoewel niet te erg de basis moet stevig solide zijn dit alles nietwaar stond klaar en duidelijk vervat in het reglement van het college waarin verboden werd op straat te lopen te fluiten te spelen te roken het nabije stadspark te doorkruisen (wegens een bronzen naakt) langs omwegen naar huis terug te keren herbergen bioscopen theaters te bezoeken gescheiden ouders te hebben gedurende de uren normaal aan studie gewijd buitenshuis te vertoeven tot andere jeugdgroepen dan die van het college te behoren in dit reglement werd onder meer ook de voornaamheid in handel en wandel
geroemd en op de zware verplichting werd gewezen dagelijks de heilige mis bij te wonen in een kerk naar keuze waar paters onverwacht kwamen controleren of je er wel was plus natuurlijk maar dit hoeft niet gezegd zo vaak mogelijk ja dagelijks de heilige communie aan het Latijn werd wegens de buitengewoon vormende eigenschappen en ook wegens andere redenen meer dan gewone aandacht besteed voor en na de lessen werd in deze uitstekende taal gebeden de grammatica ervan werd door specialisten uitgelegd en daarna in de hogere klassen werd vooral de nadruk gelegd op de harmonie en de klassieke schoonheid in de werken van de schrijvers der Oudheid die vertaald en gecommentarieerd werden ook vergat men natuurlijk het godsdienstige leven der studenten niet integendeel het belang ervan werd hun voortdurend voor ogen gehouden de heiligen der Orde en ook de gewone kerkelijke feesten werden gevierd in plechtige missen met schitterend licht gouden gewaden dreunende orgelmuziek en vierstemmige zang (toen ik het de eerste maal als verwonderde kleine jongen bijwoonde keek ik gefascineerd naar de mannen die met gespreide armen klaag- | |
| |
zangen aanhieven knielden bogen en elkaar ernstig bewierookten) de vooravond van iedere eerste vrijdag der maand toegewijd aan het Allerheiligste Hart van Jezus werd er gezamenlijke biecht gehoord verplicht voor al de studenten de Goede Week werd bijna integraal in de kerk doorgebracht en jaarlijks werd bovendien een grote retraite gehouden onder de leiding van een zorgvuldig uitgekozen predikant die de zielsproblemen van de jeugd ongenadig tot op de wortel blootlegde (buigen wij ons neer over de spiegel van onze ziel was telkens de eerste zin het retraiteleitmotiv van de bleke pater met het sombere hertog-van-Alvagezicht en ogen die je hypnotiseerden en een stem die dwars door je heen ging met abnormaal duidelijke r en p en d als in een versterkte
bandopname zodat je die keer langzaam in een soort trance geraakte alles rondom je werd grijs en mistig alleen de preekstoel met de gebeeldhouwde heiligen bleef ongewoon duidelijk afgetekend en daarboven stond hij in wit koorhemd met gloeiende ogen gestrekte armen zijn mond open en dicht gaand als van een vis in een aquarium alleen deze geestesverschijning bestond nog en dan plots het suizen van de kokende waterketel de wereld die traag deint en zou gaan wentelen als daar niet plots de klik was geweest met de verademing het bibberende ontwaken uit een koortsdroom) hij verstond zoals alle goede retraitepredikanten de kunst om je langzaam ziek te maken dus zwak dus ontvankelijk voor zijn entstof natuurlijk waren het niet allen wezens met haast occulte eigenschappen neen gedurende vijftien jaren doorlopen jezuïeten een zo strenge geestelijke training die al hun menselijke dus verkeerde neigingen moet onderdrukken dat ze ongewoon heftig loskomen wanneer ze de controle over hun zenuwen een ogenblik verliezen zodat het dan soms lijkt of je met een abnormale te doen hebt smerige dromer schreeuwde plotseling de godsdienstleraar toen de achtjarige jongen
| |
| |
in het Heilig Land vertoefde terwijl hij de gekleurde plaat De Vermenigvuldiging der Broden zat te bekijken en de zware houten regel als een bijl op zijn hand viel hij werd brutaal uit de bank gesleept en op de knieën voor het versierde Mariabeeld neergesmakt en na de les werd hem een brief aan vader gedicteerd papa de professorë (één f en twee s asjeblief) was deze namiddag zeer verontiuaardigdë toen één van de studentenë gedurende de godsdienstlesë en de leraar Nederlands die de zestienjarige student bij zich op de kamer ontbood (één van hun geliefde procédés) om uitleg te verstrekken over de zin in zijn opstel mei met armen wit als melk en geen enkele interpretatie was de juiste hij moest een andere hebben hebt u nooit aan een vrouw gedacht mijnheer vroeg hij na twee uren met een kort lachje want dit hoe zouden we het noemen naturalistische beeld is haast ziekelijk van inslag en u zoudt best doen de vierkante decimeter huid te vergeten terwijl u zich wàst MIJNHEER schreeuwde hij plots zonder overgang en dan na een poos zeer zacht moe droevig u mag gaan gelukkig was er één uitzondering en ter wille van hem alleen zou ik graag al het andere willen vergeten maar dat gaat niet zo gemakkelijk hij was een goed mens en hij hield van me hij had zeer blauwe ogen achter brilleglazen blond krulhaar een hoekige kin en mooie tanden (de meeste jezuïeten hebben stekende ogen en donker haar ze lijken niet op katholieken) hij was fijn voor me en een fijn mens maakt me altijd weerloos ik kwam vaak op zijn kamer en we praatten als vrienden hij gaf me boeken die studenten eigenlijk niet moesten lezen zei hij maar jij bent geestelijk te rijp om met de gewone dingen nog vrede te nemen deze interpretatie was
natuurlijk niet geschikt voor iedereen zonder onderscheid en wat in de klas werd gezegd was wel waar in zekere zin maar in alles moet men het distinguo vooropstellen omdat alles te ingewikkeld is om het in enkele
| |
| |
woorden of zinnen samen te vatten en zelfs in de klas gaf hij les op een speciale boeiende manier hij speelde grammofoonplaten las voor uit moderne schrijvers die je verstaat omdat ze over zaken spreken die je zelf goed kent en volgde dus nauwelijks het programma rond Pasen toen hij wegens zijn individualistische houding uit het onderwijs naar een eenzaam klooster werd verwijderd begreep ik dat hij een rebel was en een ongelukkig mens en zijn opvolger werd na één blik mijn doodsvijand het feit dat een gentleman door een ongeschikte werd vervangen heeft me voorgoed aan hun systeem doen twijfelen hij was echter een idealist een vurig strijder voor de verbreiding van Kristus' Kerk op aarde en eenmaal vertelde hij van een bijbelvaste generaal uit de laatste wereldoorlog die voor elke veldslag bad opdat God hem de overwinning zou schenken ik geloof Montgomery ik zei hardop hij bad tot God alvorens mensen de dood in te jagen voor een zaak die het niet waard was hij zweeg kwam langzaam op me toe en begon de toespraak met een verstijfd lachje en koude ogen in een zeer bleek gezicht maar zijn stem was haast vriendelijk terwijl hij een half uur lang kleineerde geraffineerd vernederde soms gemeen schold en ik rechtstaande over hem heen keek en intens haatte en gedurende de roepingsretraite in het zeventiende-eeuwse barokke klooster waar de retraitanten zeven dagen lang moesten zwijgen en daarom elke gelegenheid te baat namen om elkaar in het geniep dingen toe te fluisteren die na twee dagen stuitend obsceen waren de predikant sprak echter krachtige taal want dit was nu rechtstreekse voorbereiding (de eerste duidelijke allusie) op het leven hij riep onder meer dat de slechte gewoonte (een eufemisme voor masturberen) noodlottig was voor de gezondheid maar dat in het huwelijk de frequentie van driemaal per nacht ons aanvankelijk niet hoefde te verwonderen voor de meeste studenten de eerste onthutsende
con- | |
| |
frontatie met het geslachtsleven van de mens en gedurende het uur bezinning of gewetensonderzoek lag ik op het harde bed te dromen en door het open raam hoorde ik opeens een kerkorgel dat Aeses Dood van Grieg begon te spelen ik luisterde met ingehouden adem het was zeer mooi en na het orgelpunt begon het opnieuw zeer krachtig en pathetisch en ik sloop uit de cel door de witte kloostergang naar de kerk de trap op naar het oksaal en aan het klavier van het orgel zat een jonge kale pater en hij speelde Aeses Dood op een vreemde manier soms met het gezicht bijna tegen de toetsen soms het lichaam achterover gestrekt het hoofd heen en weer zwaaiend zingend met ver open mond na het slotakkoord roerloos een zittend stenen beeld met starende ogen duidelijk krankzinnig kort na de retraite werden we ten slotte met het hoofd vol datums vervalste opvattingen namen citaten niet gestaafde regels en nevelachtige dogma's op het leven losgelaten onhandig links schuchter geremd vol illusies naïef eerst door terreur angst voor de zonde het Kwade daarna door ijzeren tucht zelfbeheersing versterving zodat jonge arbeiders meer levenskunst bezitten dan wij (de leiders de elite zoals het ons voortdurend verzekerd werd) ik vergeef het hun niet dat ze me een vervormd spiegelbeeld van de realiteit hebben gegeven dat in hun fictieve wereld vol mythen past dat ze me onbruikbare theorieën hebben meegegeven over vrouwen en het woord liefde en de gevoelens in het algemeen zodat ik maagdelijk in de klauwen van een maagd terechtkwam die in het begin bad toen ik haar opeengeklemde lippen zoende en vervuld van dezelfde illusies bad ik mee in plaats van haar rond de oren te slaan en voorgoed weg te gaan ik vergeef het hun vooral nooit dat ze me zodanig met schuldgevoelens hebben besmet dat ik nu niet zonder angst voor een immanente straf atheïstisch dus vrij durf denken ik besefte te laat dat ik bedrogen was gewor- | |
| |
den door
hypocrieten van het gevaarlijkste soort omdat ze te verstandig zijn om zelf nog langer te geloven in wat ze hun leerlingen fanatiek blijven voorbehouden (they create monks or drunks zei de Londense advocaat in Granada die te veel Bacardi met Jerez had gedronken en op het laatst bekende dat hij een gewezen Ierse jezuïet was) en na twee maanden werkelijk ademen leven eindelijk mens zijn keer ik terug en reik polsen en enkels en de boeien zullen dichtslaan en ik zal zelfs niet meer alleen m'n wonden kunnen likken één van de ergste dingen die een mens kunnen overkomen ze begrijpt deze woorden denkelijk niet helemaal ik zie het duidelijk aan haar ogen maar ze zegt niets ze rookt alleen wat nerveuzer een echte vrouw zegt niet ik begrijp je niet druk je beter uit of zwijg liever een echte vrouw wacht tot de tijd gekomen is dat je het gesprek herneemt en dan is één woord één intonatie soms voldoende om alles zeer duidelijk te maken en misschien zou het met haar hier mogelijk zijn of misschien ook niet want denkelijk is de wereld achter onze woorden anders zoals meestal (daarin vooral mag geen verschillende taal gesproken worden) en binnen twee dagen zal ik terug bij de andere zijn de congenitaal frigide maar kerkelijke ernstige degelijke ietwat plompe maar wettige echtgenote (de heilige koe) met de grote voeten de zware handen de zware heupen de zware borsten de zeurende stem het snuiven het snurken het blazen die blijft redeneren volgens modellen die ik al lang verworpen heb ze spreekt dus met woorden die een vreemde klank hebben die ik niet versta ze leeft in een andere wereld ze is een andere wereld ze neemt belangstellend deel aan gesprekken waarvoor ik op de vlucht sla ze zingt de liederen der jeugdbewegingen waarvan ik nooit deel uitmaakte ze bespreekt
prijzen van handelsprodukten alsof ze het aanschijn van de wereld zullen veranderen het middelpunt van haar wereld is het
| |
| |
zingend verwisselen van bruine luiers terwijl ik walgend voor het raam sta de handen in de zakken naar de lucht kijkend wanneer zal de witte gloeiende zuil de hoogte ingaan en ze haalt de schouders op als ik zeg vind je dit geen mooie melodie of vind je deze zin niet goed geschreven ze had als enige commentaar het woord de ploert toen ik haar het verhaal Een Ontmoeting van Claus liet lezen dat me op één plaats of twee of meer plaatsen even de adem had doen inhouden zoals ik soms de adem even inhoud voor sommige portretten van El Greco of Rembrandt of Goya en binnen twee dagen zal ik weer kotsen van haarklissen in de kam op de lavabo en de zoetige weeë geur op het toilet en haar doorlopend vuile broeken in de wasmand en waarom wond alleen het zien van Claude's haarborstel me op en soms zijn er ogenblikken dat deze zeer vergrote en zeer versterkte en zeer belangrijk geworden details me langs alle kanten bespringen zodat het onhoudbaar wordt en als tegelijk Koentje begint te blaten dan krijgt ze de oudachtige trek over de samengeknepen mond waarin ik dadelijk de schoonmoeder de afbraak herken en in een flits al wat me die jaren nog te wachten staat en dan vlucht ik naar de studeerkamer en drink slokken cognac de lafaard die zijn verantwoordelijkheid uit de weg gaat of soms naar buiten in de straat om de hitte-en-koudegolven kwijt te raken het kloppen in m'n schedel en het verschrikkelijke dat fysiek voelbare weerzin heet zodat je mond vol lauw speeksel komt)
JEF GEERAERTS
(Fragment uit een nieuwe roman: ‘Zonder clan’)
|
|