II.
Vanavond luisterde ik naar het Derde Programma van de Belgische Radio en Televisie. Naar een eigen tekst over Europese figuren, Miguel de Cervantes Saavedra. Toen het uit was, draaide ik de knop dicht en dadelijk rinkelde de telefoon.
- Allo? vroeg ik.
- Cervantes, antwoordde een verbrande stem.
- Hoe zo, zei ik blij, spreekt gij Nederlands?
- Hoe weet ge dat? vroeg Cervantes.
- Ik hoor het aan uw uitspraak van het Spaans, zei ik.
- Dit hoeft u toch niet te verbazen, jongeman. Een Engels kolonel, hij was weliswaar gepensioneerd, heeft onomstotelijk bewezen dat ik, Cervantes, Bill Shakespeare en uw Joe Vondel een en dezelfde persoon zijn.
- Ik herinner het mij, moest ik toegeven.
- Ziehier waarom ik u opbel. Ge hebt me zoëven ondergebracht in een reeks voorlopers van Europa. We hebben zitten luisteren, Sancho Panza en ik. Dulcinea ligt met onze griep in een andere kamer. Ik heb u begrepen, Sancho niet. Meent gij het werkelijk met dat Europa en mij?
- Ze hebben me gevraagd dat ik het zou zeggen. Hebt ge er iets op tegen? Uw boek...
- Welk boek? ‘Midzomernachtsdroom’ of ‘De Leeuwendalers’?
- Uw ‘Don Quichotte’ natuurlijk. Dat boek werd toch dadelijk vertaald in het Frans, het Engels enzovoort.
- Denkt ge dat dit uit Europese beweegredenen was of alleen om het boek te verkopen?
- Luister, Miguel. Als het kon verkocht worden, dan ging het toch naar diverse nationaliteiten die Europa bewoonden?
- Misschien. Maar nadien werd het ook vertaald in niet-Europese