| |
| |
| |
zoek de mens
Ontmoetingen met Georg Kaiser
Hij was een der eenzaamste mensen, die ik ooit heb ontmoet. Wanneer ik hem in de jaren 22-27 trof, maakte hij iedere keer opnieuw de indruk dat hij vervolgd werd door hem onbekende vijanden - hoewel dat toch pas tien jaar later, na het uitbreken van het Duizendjarig Rijk het geval zou zijn en toen had hij gelukkig een veilig heenkomen kunnen vinden.
Nu ik - bijna veertig jaar later - terugdenk hieraan, besef ik plotseling dat Georg Kaiser met z'n profetische intuïtie toen al gevoeld moet hebben, wat in z'n vaderland zou komen en tien jaar later ook gekomen is: eerst op 10 mei 1933 het auto-dafé op de Opern-Platz in Berlijn, waar de werken van die Duitse schrijvers verbrand werden, die door Goebbels terecht verdacht werden van vijandige gezindheid tegenover het nieuwe regime, daarna - toen Hitler vast in het zadel zat - de vlucht van zovele zijner collega's naar het buitenland en - nog later - het verdwijnen van andere schrijvers, die gebleven waren of geen gelegenheid meer hadden om de wijk te nemen: in gevangenissen en concentratiekampen... en gasovens.
Of Georg Kaiser ook om die reden destijds al niet alleen een huis in Berlijn en tevens een villa in een der voorsteden bewoonde, doch bovendien enkele gemeubileerde kamers in verschillende delen van de stad had gehuurd?
Toen ik hem voor de eerste keer ontmoette had hij al een lange reeks werken geschreven, die het Duitse toneel tot 1932 beheerst hebben: ‘Die Bürger von Calais’, ‘König Hahnrei’, ‘Der Brand im Opernhaus’, verder ‘Gas’ (twee delen), ‘Hölleweg-Erde’, ‘Nebeneinander’, ‘Die jüdische Witwe’, ‘Die Koralle’, Kanzlist Krehler’, ‘Kolportage’, ‘Octobertag’, ‘Die Flucht von Venedig’, ‘Papiermühle’, ‘Der gerettete Alkibiades’, ‘David und Goliath’, ‘Der mutige Seefahrer’ en ‘Zweimal Oliver’ - om hier alleen nog maar de belangrijkste te noemen. De meeste stukken werden niet alleen in Berlijn en in heel Duitsland, doch ook in het buitenland gespeeld, in New York zo goed als in Tokio, in Rome en in Madrid, in Moskou en in Amsterdam, in Brussel, in Praag en in Londen, in Warschau en in Athene.
Op de schrijver zelf maakte het wereldsucces van z'n werk echter niet de minste indruk - ik zou zelfs bijna willen zeggen, dat het hem koud liet. Hij was bij elk nieuw stuk dat hij schreef zó bezeten van z'n werk, dat hij er helemaal in opging. Terstond daarna doemden dan weer nieuwe projecten in hem op, die hem geen tijd lieten voor iets anders. Kaiser bezat een rotsvast geloof in z'n Roeping - die hij
| |
| |
waarschijnlijk zelfs als een soort goddelijke opdracht beschouwd heeft. Velen, die hem niet nader kenden, hebben hem waarschijnlijk van hovaardigheid beschuldigd - van mateloze zelfoverschatting. Ik heb Georg Kaiser in de jaren, waarin ik hem placht te bezoeken, voldoende leren kennen om met zekerheid te durven zeggen, dat hier geen sprake was van pose of aanstellerij en dat hij in dit opzicht ook nooit iets deed om op te vallen of de aandacht op zich te vestigen.
Het tegendeel was zelfs het geval. Ik ken onder de vele schrijvers, die ik in die jaren in Duitsland ontmoette, niemand die zóveel moeite deed om zich aan de publieke belangstelling te onttrekken, niemand die zó weinig gaf om het beroemd-zijn, niemand die zoals hij - nooit de kritieken over z'n werk placht te lezen. Dit ging zelfs zover, dat hij pertinent weigerde de opvoeringen van z'n stukken bij te wonen.
Toen ik hem bij onze eerste ontmoeting, enkele dagen na een première van een zijner stukken, waar de hele Berlijnse pers vol over stond, vroeg naar zijn eigen oordeel over de opvoering, was z'n antwoord: ‘Ik heb ze niet gezien - Ich liebe das Theater nicht. Maar U kunt natuurlijk altijd kaarten van me krijgen’. Dit was geen pose van hem, daarvan ben ik nu nog stellig overtuigd.
In de dagelijkse omgang was hij eenvoudig en bijzonder hartelijk. Desondanks constateerde ik telkens een gevoel van angst bij hem - van eeuwig opgejaagd zijn en vervolgd worden. Ik geloof niet dat hij veel vrienden had - ook hen zal hij meestal wel ontlopen hebben om de volledige eenzaamheid te zoeken van de een of andere neutrale pensionkamer, die hij na een paar maanden telkens opzegde om weer een andere te nemen.
Melchior Vischer, de expressionistische dichter van ‘Sekunde durch Hirn’ en ‘Der Teemeister’ - die vele jaren later een historische monografie over Jan Hus zou schrijven - nam me in de zomer van 1923 op een dag mee naar pension Hanforth, aan de Luisenplatz in Charlottenburg. Kaiser kwam daar meestal alleen om te werken en koortsachtig uren achter elkaar te schrijven, dikwijls tot de vroege morgenuren.
Het eerste wat me opviel, was dat in deze ‘spiessbürgerlich’ gemeubileerde kamer nergens een boek lag. Niet eens een tijdschrift of een courant. Ook op de schrijftafel, waar Kaiser tot diep in de nacht had zitten werken, lag niets.
Melchior Vischer vertelde me later, dat Kaiser juist die ochtend weer een stuk aan Kiepenheuer, z'n uitgever, had gestuurd, waarvan de laatste akte de vorige nacht was geschreven.
De eerste indruk, die Kaiser op me maakte, was niet die van een schrijver - eerder die van een ingenieur of zakenman. Hij wilde immers, begreep ik later ook, wat z'n uiterlijk betrof, vooral niet opvallen en hij gaf er daarom de voorkeur aan zo onopvallend mogelijk gekleed te gaan. Ook dit hield weer verband met z'n vervolgingsmanie.
‘Georg Kaiser’, heeft Herman Kesten eens opgemerkt, ‘hätte ganz durchschnittlich-bürgerlich ausgesehen - wenn er nur nicht die Augen eines Wahnsinnigen gehabt hätte’.
De uitdrukking in Kaisers ogen en dit zich-steeds-opgejaagd-voelen, gaven hem inderdaad iets verontrustends, al viel dat, toen ik hem nader leerde kennen, minder op. Wanneer ik echter in de weken na dit eerste bezoek in de pers gelezen zou hebben, dat hij een moord had begaan, zou me dat niet verwonderd hebben, maar ik zou er wel van overtuigd
| |
| |
zijn geweest, dat dit niet uit lagere motieven was geschied, doch omdat hij nu eenmaal was zoals hij was: een bezetene van z'n Roeping, waarvoor al het andere in z'n leven wijken moest...
Melchior Vischer had hem verteld van mijn sympathie voor Gustav Landauer. Ik koesterde in die tijd - en nu zovele jaren later nog - niet alleen een diepe eerbied voor diens werk over Shakespeare, z'n essays over Kleist, Eckhardt en Goethe. Ook voor z'n ‘Aufruf zum Sozialismus’, doch vooral voor z'n ontwapenend-eerlijke, volmaakt onbaatzuchtige revolutionaire houding, die hij met de dood heeft moeten bekopen. In november 1919 doodgeslagen als een hond door de voorgangers der nazi's, omdat hij meegedaan had aan de Beierse Revolutie, bekommerde zich in de Republiek van Weimar niemand om z'n werk, ook de sociaal-democraten en de communisten niet, wat me toen al bijzonder ergerde.
Kaiser deelde mijn bewondering voor Gustav Landauer ten volle. Hij verheugde er zich over en ook daardoor is een band tussen ons ontstaan.
Melchior Vischer heeft me later eens een brief laten lezen, die Kaiser geschreven had terstond nadat ze Landauer vermoord hadden: ‘Gustav Landauer ist tot. Sie haben in seinem Kopf den Himmel entzweigeschossen. Ich fühle mich masslos beraubt; was das Leben bisher gegen mich katastrophierte, wirkt klein vor dieser Verstümmelung meines Seins’.
Ik heb later nog vaak met Kaiser over Landauer gesproken, doch nooit in het bijzijn van anderen of op straat - wat hij vermeed - alleen bij hem thuis. Hij vreesde toen al de haat van Landauers vijanden, die immers ook de zijne waren en dit - tien jaar later - duidelijk zouden demonstreren.
Zo helemaal ongegrond is z'n angstige houding in die jaren dus niet geweest. Desondanks stuurde hij een cheque van 20.000 mark aan een comité, dat voor Gustav Landauer een gedenkteken wilde oprichten en dat men later inderdaad op het kerkhof in München ook heeft opgericht.
Kaiser was in die periode van z'n leven innig bevriend met Biecht, die hem op die kamer vaak bezocht. ‘Ein grosser Dichter lebt in dieser Nachtzeit’, verklaarde hij me eens - ‘und das ist Bert Brecht’. Ook op dit punt bleek hij dus een visionair.
Voor Georg Kaiser was de menselijke waardigheid, die hij - toen ook al - om zich heen zo vaak met voeten getreden zag, de spil waar voor hem alles om draaide. Z'n leven lang heeft hij in z'n kunst gepoogd om alles wat volgens hem het geluk van de Mens belemmerde, uit de weg te ruimen. Hij was bereid daarvoor elk denkbaar offer te brengen. Ik twijfel er geen ogenblik aan, dat hij er ook z'n leven voor zou hebben gegeven, zoals Gustav Landauer, indien de omstandigheden dat van hem verlangd zouden hebben.
Het was niet altijd gemakkelijk om Kaisers theorieën en opvattingen over zijn werk te aanvaarden. Ze vonden hun oorsprong in een grenzeloze eenzaamheid, die vooral niet met ijdelheid mag worden verward. ‘Ich bin auf den Tod erschöpft’ - schreef hij, toen hij het laatste bedrijf van ‘Der gerettete Alkibiades’ had geschreven, het drama, waaraan hij lange jaren had gewerkt, wat met z'n andere
| |
| |
stukken niet het geval is geweest, want de meeste schreef hij in een wilde koortsachtige spanning in enkele dagen of weken: ‘Ich zittere gehend - sitzend - unruhig ruhend - schlaflos. Ich glaube - fühle - weiss - dass ich fast Unmögliches geleistet habe, der ganze Plato darin - der ganze Nietzsche - und alles aufgelöst in szenischer blutvollster Gestaltung. Ich habe Griechenland neu geschaffen - und das des Goethes Winckelmann umgestürzt. Die Menschheit muss mir danken - oder es gibt sie nicht. - Was tue ich nun? Für einige Zeit untergehen - abseitsgehen - wiederaufstehen’. Kaiser deed me toen denken aan Nietzsche - aan de geniale Eenzame van Sils Maria.
Het was overigens niet de enige keer dat Kaiser zich zo uitliet over z'n werk en z'n Roeping. Verklaarde hij niet op een goede dag aan z'n uitgever Gustav Kiepenheuer: ‘Sinds Martin Luther heeft niemand de Duitse taal meer verrijkt dan ik’. Ik heb toen begrepen, dat ik bij hem een andere maatstaf aan moest leggen, wat ik trouwens al bij een van onze eerste gesprekken had bemerkt, vooral nadat ik hem gevraagd had of hij het eens was met sommige critici, die van mening waren dat hij de invloed had ondergaan van Wedekind, Shaw, Strindberg en zelfs van Carl Sternheim. Hij maakte toen alleen een wegwerpende beweging met z'n hand, doch voegde daar dadelijk met een diepe eerbied in z'n stem, die me bijzonder trof, aan toe: ‘Mijn grote voorbeelden zijn Plato, Schopenhauer, Nietzsche, Hölderlin en Dostojewski’. Ik kon met dat antwoord toen niet veel beginnen en het zou nog maanden duren alvorens ik zover in z'n werk was doorgedrongen dat ik kon bevroeden wat hij daarmee bedoelde.
‘Das Drama schreiben ist: ein Gedanke zu Ende denken’ - trachtte hij me een paar maanden later te verklaren. Ik begon toen te begrijpen, hoe consequent hij zich z'n leven lang aan deze opvatting gehouden heeft. - ‘Zur Bewältigung seiner Aufgabe muss der Dichter sehr früh aufstehen: nämlich mit Weltanfang - und sich spät schlafen legen: mit letzter Zukunft. Zwischen diesen Terminen liegt seine Aktion geordnet. Er schichtet den Krimskrams. Er schaft Linie in den Wirrwarr. Er konstruiert das Gesetz. Er filtert den Sud. Er entschuldigt den Menschen, er leistet Dichtung... Dem Unfug von Natur und Historie steuern - das ist die Arbeit des Menschen. Die anderen verrichten sie nicht - so muss der Dichter eingreifen’.
Kaiser was steeds boordevol nieuwe ideeën en gedachten en daar zó van vervuld, dat hij voor niets anders meer tijd had. Hij ging eronder gebukt en het was dan ook werkelijk geen pose of aanstellerij, wanneer hij zich beklaagde: ‘Wer die Vielheit ungedachter Ideen begriff, hat kaum Zeit zur Liebe’. Nauwelijks had hij de laatste zin van het laatste bedrijf van een drama geschreven, of hij ging al weer helemaal op in een nieuw werk: - ‘zu dem ich wie über Stufen einer unendlichen Treppe vorwärts gedrängt werde’.
Maar hij moest z'n taak als schrijver volbrengen en deed dit met een gehoorzame overgave aan dwingende krachten in zich zelf, die er een - bijna religieus karakter aan verleenden. Het merkwaardige daarbij was, dat z'n werk, dat op die manier na heftige barensweeën ter wereld was gekomen, hem, nadat het geboren was, vaak vreemd was.
Las hij enkele vrienden z'n laatste werk voor, dan viel het telkens op, dat hij de toch door hem zelf gevormde zinnen nauwelijks meer scheen te kennen. Hij las dan onbeholpen en vergat daarbij vaak elke interpunctie.
| |
| |
Ik heb pas jaren later begrepen, waarom Georg Kaiser zo weinig belangstelling had voor de opvoering van z'n stukken: ‘Ich habe die Figuren nicht für die anderen, sondern für mich geschaffen’ - probeerde hij me eens te verklaren -, ‘und habe die tiefe Überzeugung, dass es niemanden geben kann, der meine Figuren klarer und wahrer sieht als ich’.
Wanneer hij een drama geschreven had met al de intensiteit die in hem was, het voltooid had en het manuscript aan de uitgever gezonden, heeft hij waarschijnlijk het gevoel gehad, dat hij er nu voorgoed afscheid van had genomen en dat het hem niet meer toebehoorde.
Deze opvatting leidde tot verregaande consequenties, waaraan een bijna humoristische kant somtijds niet ontbrak. Ik had tijdens de Duitse tournee van het Joodse Staatstheater uit Moskou Georg Kaiser op een avond overgehaald mee op bezoek te gaan bij Alexei Granowski, de regisseur, met wie ik al vele jaren bevriend was. Hij had zich daartoe laten overreden. Hoewel hij aanvankelijk erg terughoudend was, ook twee der belangrijkste spelers van de troep - Micholsk en Süsskind - waren aanwezig, kwam langzamerhand een geanimeerd gesprek tot stand en constateerde ik, dat het milieu hem beviel. Granowski, die Kaisers oeuvre kende, stelde voor een van z'n stukken - ik herinner me niet meer welk - in z'n schouwburg in Moskou te regisseren. Kaiser stemde toe. Granowski begon enkele maanden later met de repetities en stelde hem enkele veranderingen voor. Kaiser liet z'n brieven daarover aanvankelijk onbeantwoord. Toen hierna enkele telegrammen arriveerden, waarin de voorstellen werden herhaald en Granowski een spoedig antwoord verzocht, telegrafeerde hij terug: ‘Verander wat ge wilt. Indien ge ook van plan zijt de titel van het stuk en de naam van de auteur te veranderen - verzoeke naam van de schrijver te willen handhaven - Georg Kaiser’.
Voor anderen - voor z'n collega's - had hij alles over en voor de opvoering van hun werk getroostte hij zich vaak veel moeite.
Toen ik hem eens vertelde, dat een van m'n Nederlandse vrienden een drama had geschreven en van mening was dat daarvoor ook in Duitsland belangstelling zou moeten zijn, was hij onmiddellijk bereid daaraan z'n medewerking te verlenen. Impulsief als steeds, las hij het manuscript nog dezelfde nacht en hij belde me de volgende morgen er al over op: ‘Dein Freund Van Vriesland ist ein guter Kerl und sein Stück ist mir sympathisch. Es muss aber noch etwas umgearbeitet werden. Ich werde ihm dabei helfen und sorgen dass es hier auch gespielt wird. Er soll zu mir kommen’.
Van Vriesland kwam in Berlijn en Kaiser hielp, zoals hij beloofd had, en het stuk ‘Der verlorene Sohn’ werd in Frankfurt vele malen gespeeld.
Van dank wilde Kaiser niets weten: Einem guten Menschen soll man immer helfen. Und die Gedanken in seinem Stück sind gut’ - was z'n enige repliek.
Nog herinner ik me een woord van hem op diezelfde dag uitgesproken - ik weet niet meer precies naar aanleiding waarvan, wel dat Kaisers uitspraak toen een diepe indruk op me maakte en me aan het denken bracht: ‘Einen Menschen auf eine Formel festlegen ist Schurkerei’.
Geen andere Duitse toneelschrijver heeft in die jaren waarschijnlijk zoveel verdiend als Georg Kaiser. Niet minder dan vele duizenden
| |
| |
‘Goldmark’ incasseerde hij b.v. in 1919 en 1920 aan honoraria. Amerika bood hem enkele filmcontracten aan ten bedrage van enkele tienduizenden dollars en er ging in Duitsland bijna geen week voorbij of ergens vond een première plaats van een zijner stukken.
Kaiser zelf echter bewoonde in die jaren weliswaar een grote villa in de omgeving van München, doch - leed gebrek. Het ging hem financieel niet alleen slecht, de familie Kaiser leefde in een luxueuze villa - vrienden hebben me deze onwaarschijnlijk klinkende mededelingen herhaaldelijk bevestigd - vaak dagenlang bijna alleen van water en brood.
Conflicten met de ‘gewone’ wereld om hem heen, waarin hij toch ook leefde al vertoefde hij met z'n gedachten meestal in een andere, konden niet uitblijven.
Over het proces in München, waarin hij toen enige tijd later veroordeeld werd wegens ‘oplichting’, heb ik nooit met hem durven spreken. Ik heb echter aan vrienden van hem gevraagd me er bijzonderheden over te willen vertellen, omdat ik begreep met behulp daarvan dieper in zijn, ook mij vaak raadselachtig wezen, te kunnen doordringen, en hem en z'n werk wellicht beter te kunnen begrijpen.
Waar het in het proces ten slotte op neerkwam, was dat Kaiser ver ‘boven zijn stand’ had geleefd, zoals men dat pleegt te noemen. Hij had er stellig op gerekend, dat hij uit de inkomsten van z'n stukken binnen korte tijd de genomen voorschotten, die inderdaad een belangrijke hoogte hadden, wel zou kunnen terugbetalen.
Tijdens dit proces is toen opnieuw gebleken, dat Kaiser in heel andere regionen leefde en dat de realiteit van het gewone maatschappelijke leven van iedere dag nauwelijks tot hem doordrong. Hij was immers zo doordrongen van z'n Roeping, van z'n Zending, dat hij zich daardoor ontheven achtte van elke verplichting tegenover de maatschappij waarin hij leefde. Voor geld en bezit, in zijn ogen alleen hulpmiddelen om z'n Roeping te kunnen volgen, koesterde hij eigenlijk alleen maar verachting. Hij is dat trouwens ook z'n hele verdere leven blijven doen.
Dit bezeten-zijn van z'n Roeping, die - en dat mag nimmer vergeten worden - het geluk van zijn medemens tot doel had, heeft hem in conflict gebracht met de strafrechter. ‘Ein Dichter muss zu allem fähig sein, wenn er sich dadurch die Möglichkeit zum Schaffen geben kann!’, riep hij z'n rechters toe. Over z'n persoonlijk leven, over de oorzaak van z'n financiële moeilijkheden, die hem met de justitie in aanraking brachten, sprak hij tijdens dat proces nauwelijks, alleen over het Recht van de Kunstenaar, die volgens hem altijd de plicht had het werk, waar hij aan bezig was en dat in hem leefde. te voltooien. ‘Wir haben so wenig selbständig produkive Köpfe, dass niemand von uns es wagen dürfte, auf ihre Leistung zu verzichten. Und wenn Frau und Kinder darüber zu Dreck und Blut werden sollten - der produktive Mcnsch muss leisten bis zum Äussersten’.
De man die deze woorden sprak was inderdaad een bezetene, doch ik heb in m'n hele leven niemand ontmoet, die zó aan z'n vrouw, aan z'n gezin hing. Dit gezin vormde voor hem een laatste troostende toevlucht in z'n tragische eenzaamheid. Verklaarde hij tijdens het proces niet ook deemoedig - en die deemoed was bij hem echt - dat een Dichter eigenlijk alleen maar een werktuig was: ‘Wir sind der stöhnende Amboss unserer Berufung’. Maar die Roeping - die Zen- | |
| |
ding - moést hij volbrengen, ook al zou het hem het leven kosten en het dierbaarste wat hij bezat, z'n vrouw en kinderen.
Velen, die niet z'n kracht, z'n talent en z'n menselijke grootheid bezaten, meenden hem toen te moeten veroordelen en verweten hem zelfs liefdeloosheid voor z'n naasten. Kaiser heeft op deze laag-bij-degrondse aantijging nooit gereageerd hoewel ze hem stellig diep getroffen zal hebben en pijn gedaan.
Die toen zo dachten, zouden - indien ze nog in leven waren - zich beschaamd voelen indien ze Kaisers laatste brief aan z'n vrouw konden lezen, die haar pas een half jaar na de dood van haar man bereikt heeft: ...wenn wir uns wiedersehen, wirst Du erkennen, wie sehr Du mir gefehlt hast - wie einsam und alt und still ich geworden bin’.
Hoe wereldvreemd Kaiser vaak was, bleek tijdens z'n ondervraging plotseling, toen aan het licht kwam, dat hij in Argentinië waar hij vóór hij met schrijven begon enkele jaren werkzaam was geweest voor de AEG, nog uitgestrekte landerijen bezat, waarvan de verkoop hem rijkelijk in staat zou hebben gesteld om in z'n materiële behoeften te voorzien.
In de gevangenis - want hij werd tot enkele maanden veroordeeld - schreef Kaiser toen in een periode van innerlijke nood het drama: ‘Noli me tangere’.
De boekuitgave ervan ligt voor me en ik lees op de eerste pagina: ‘Raum ist Haftzelle - Figuranten werden die Gefangenen (16) und ihre Aufseher’. Als laatste consequentie droegen de personen in dit stuk, als zuivere belichaming van ideeën, geen namen meer - alleen nog nummers...
Ik ben ervan overtuigd, dat Kaiser onder dit alles zwaar geleden heeft en hieraan terugdenkend begrijp ik niet dat hij onder die zware last niet bezweken is.
‘Tut dem Geist nicht weh’, had hij in z'n proces de rechters toegeroepen, ‘denn Geist ist schon eine unheilbare Wunde’.
Weten degenen, die hem en z'n werk menen te kennen uit de jaren vóór Hitler eigenlijk, dat Kaiser in één zelfde bezetenheid ook tijdens z'n ballingschap in Zwitserland - ja tot de laatste dag van z'n leven verder heeft gewrocht aan z'n levenswerk en dat in z'n literair nalatenschap de manuscripten van talrijke drama's, romans, gedichten en dramatische ontwerpen werden gevonden en dat al dit werk gericht gebleven is op ‘die Erneuerung des Menschen’? Ernst Toller, die al in 1924 verklaarde: ‘KAISER SCHAFFT AUS DER GROSSEN LIEBE’ bleek dus wel gelijk te hebben gehad.
Weten ze ook, dat Kaiser in die donkere jaren plannen koesterde voor een nieuw leesboek voor de Duitse scholen - waarvoor hij ook en vooral de medewerking van z'n vriend Brecht wilde inroepen? Verschillende stukken ervan had hij al geschreven o.a. een ballade ‘Der Enkel’, waarin een kleinzoon zijn grootvader in het gezicht spuwt, omdat hij prat ging op z'n daden in de oorlog en z'n geweten probeerde schoon te wassen met de theorie: bevel is bevel.
‘Ein Drama schreiben ist - einen Gedanken zu Ende denken’, had hij verklaard toen z'n eerste stukken werden opgevoerd. Hij is dat z'n leven lang blijven doen met de kracht en het genie dat hij bezat.
‘Ich habe der Menschheit auf den nackten Nabel gesehen’, kon
| |
| |
hij dan ook terecht in een van z'n laatste brieven schrijven, ‘ich will aufschreiben, was ich sah. Das ist mein Mut und mein Fluch’.
Nico Rost
|
|