zichzelf is ontstaan. De wederzijdse integratie in het geheel sluit elke fysische of geestelijke zelfstandigheid uit. Vorm is reeds geest. Prendre conscience, c'est prendre forme, zegt Focillon. Wat zonder inhoud mocht wezen, is totaal vormloos. Zelfs niet de begripswaarde is buiten de vorm te onderscheiden. Daarvoor getuigt in het bijzonder de literatuur, waar het woord niet de vorm is van een inhoud, die het begrip zou zijn, en nog minder van een inhoud, die het gevoel zou zijn, hetgeen een ondenkbare voorstelling is. Literaire vorm dat is de houding, de stijl bij de functie van het woord. Zo zegt men van een schilderij dat het goed in de kleur zit, zonder dat hier kan kwestie zijn van een kleur die de vorm van een inhoud zou zijn. Vorm en inhoud zijn één bij enigerlei kunstverschijnsel. De vorm is reeds de inhoud, en men ziet het klaar in de beeldhouwkunst, alwaar een beeld toch niet de ijle vorm is, een soort matrijs, waar men een inhoud zou in gieten.
De inhoud is een zielige lading, die begint te bestaan zodra zij vorm heeft gekregen. Er is tijd noch ruimte tussen vorm en inhoud te bespeuren, zodat het onderscheid in de grond een soort fictie is, die ons helpen kan klaar te zien in de waarneming en de beleving van een poëtische affectie.
Terwijl de stelling zich zonder veel moeite laat bewijzen wanneer het de plastische kunsten geldt, is het gevaar van verwarring in de literatuur uiterst listig en insinuerend. Oorzaak zal wel zijn dat de woordkunst gebieden bestrijkt die niet met een en dezelfde techniek kunnen worden bediend.
Poëzie en proza bijvoorbeeld zijn verschillend door de techniek, al gebruiken zij beide woorden. Dit onderscheid reeds laat Paul Valéry, die een tijd- en geestgenoot was van Van de Woestijne, beweren dat poëzie loutere kwestie is van techniek. In proza is het woord veeleer het voorkomend teken van een gedachte. Het woord ontstaat en vergaat met de gedachte. In poëzie is het woord vorm dat aan de gedachte kan overleven, vanwege zijn geluid en zijn cadans. Wanneer Valéry dicht:
dan overleeft aan het beeld, dat plots vluchtig wordt, een dans, een muziek, een beeldecho, dat in de diepte ongeraden associaties wekt. Zo ook wanneer Karel roept als een merel: