Nieuw Vlaams tijdschrift. Jaargang 13(1959-1960)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1119] [p. 1119] [Drie gedichten] Niets meer Dit niets meer beneemt adem en bloed langer dan om het najaar te merken noodwendig is. Niets meer, dieper dan niets. Als alles sneller trilt dan het trommelvlies en alles over het uiterste paars is gestegen, wat drukt dan op de slagader langs mijn hals, dat ik niet inslaap nu Venus morgenster is die niemand heeft gezien? Uw voorhoofd was droog en mat als behouwen marmer, toen uw laatste gebaar reeds bij zijn aanvang brak, moeder die gij niet meer zijt, wijl ik uw zoon nog ben. Als ik de rilling ken van uw voorhoofd naar uw neergevallen hand dan wekt de zon in [pagina 1120] [p. 1120] het brandpunt de vlam van de zekerheid. Waarom dan steek ik de lamp te zeven uur aan en luister ik verstomd naar de stompe toren? [pagina 1121] [p. 1121] Het moeras Het bos daarbeneden is - vergis u niet - een donkerblauw moeras en de huizen zijn dode vissen. Ook dat het licht aangaat mag u niet misleiden. In elke woestijn kwam iemand om door gelovigheid. Dit is mijn vlees, dit is mijn bloed. Dit is geen vloek over God. Zes chromosomen hebben bewogen: mijn moeder sterft. Zij leeft nog in de galaxie. Wanneer zij die verlaten zal is over de brug van Varol een eland gevlucht. Houd me dan voor waar het zenith is. [pagina 1122] [p. 1122] Grafiek Gij vindt de beelden rein van Hellas en van even witte tropen, terwijl de kruinen uit de nevel van de klei onder uw voeten helder zijn. Gij geeft het licht de namen van uw aders op de vier ivoren wanden. Maar in de tuin met de hortensia zijn wij bewust afwezig door het noorderlicht. De zee ruist van de nacht in de muscusring om Bali. Uw ademhalen ervaar ik niet. JAN VERCAMMEN Vorige Volgende