wel een voorbehoedmiddel gebruiken (of ook een kapotje). We zien hem kordaat overal de weg der duidelijkheid, der vanouds zo geroemde plasticiteit, beeldrijkheid, Hollandse degelijkheid en Vlaamse openhartigheid inslaan: weg met de clitoris (of klitoris?) maar leve de kittelaar. Geen bibs maar een zitvlak. Geen erectie (wel erek-omitee) maar een oprichting of een verheffing. Wij horen daarin nog de manhaftige, kloeke en kruimige taal van Tollens en da Costa. Er zijn echter ook fysiologische lacunes in de procedure der Nederlandse paring. Er is wel sperma aanwezig en ook kloten zijn er of zaadballen, daar niet van. Maar waar blijft de ejaculatie of zelfs de zaadlozing? Geen sprake van. En de inseminatie? Bedroevend afwezig. Helaas, de syfilis ontbreekt niet. Het is verbazend dat een taal, zo rijk en veelzijdig, dat zij het paleozoïcum kent, die de galactometer, het kakkestoelemeien en het pauweëi zo flink en dapper heeft opgenomen, kleine, korte woorden die in het buitenland - buiten onze grenzen - een zekere toepassing vinden, niet heeft weten te absorberen! Heeft nog geen enkel Vlaams romanschrijver - hij verkeert toch in de reeds zo lang durende Naturalistische Era - de nood gevoeld te rebelleren tegen de druk van de Staatslijst die hem verhindert om, zoals Vermeylen het uitdrukte, ‘Europeër’ te zijn? (Maar het woord ontbreekt. We moeten schrijven Europeaan).
Ik, al had ik er maar toe bijgedragen, dat een bescheiden ‘orgasme’ ons, Vlaamse schrijvers, van hogerhand welwillend en wettelijk zou worden toegestaan - ik zou niet tevergeefs geleefd hebben.
C. D'Haen