Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 12
(1958-1959)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 689]
| |
[pagina 690]
| |
Eerste tafereelEén van de barakken bij de suikerfabriek te Verrières, waar de buitenlandse arbeiders ondergebracht zijn. Dit is de barak der Vlamingen, die uitgeeft op een gang links. Er staan een tiental bedden waarvan er vier op elkaar gestapeld zijn. Eén der bedden dient als kleerkast. Er is een klein raam met traliewerk in het midden van de fond-muur. Uiterst rechts slapen de twee Minnes naast elkaar. Zij hebben samen een kastje in gebruik waarvan de oudste de sleutel heeft.
Naast hen slaapt Max. Naast hem Kilo. Uiterst links dan, iets apart, staat het bed van Jager. Kilo deelt een kast met Max. Jager heeft een eigen kast. Het is 7 uur 's avonds. De twee Minnes zitten op hun bed, twee identieke, oeroude kale mannen. Een tweeling. Men noemt de Oudste zo, omdat hij een kwartier eerder werd geboren. De Jongste zit in lange onderbroek en grijs wollen onderhemd. Jager, een 50-jarige man die zich zeer afzijdig houdt, poetst zijn schoenen terwijl hij fluit.
Jongste Minne
Minne.
Oudste Minne
(knort)
Jongste Minne
Vraag het hem nog eens.
Oudste Minne
Hij wil niet. Hij is moe.
(Kijkt naar Jager)
. Maar niet te moe is hij om zijn schoenen te poetsen. Waarom hij zijn schoenen poetsen moet? Ah, vraag het mij niet. Vraag het hem
(Pauze)
. Zodra hij daar in het moeras aankomt morgen-
| |
[pagina 691]
| |
ochtend zijn zijn schoenen toch weer doornat en geel van de modder. En hij mag herbeginnen met poetsen.
Jager
(zonder op te kijken) Het houdt het leer soepel, dan gaat het langer mee.
Oudste Minne
En geen laarzen willen aandoen zoals wij allemaal, he, neen, hoor, daar is Jager te goed voor.
Jager
Ik krijg er hete voeten van
(Pauze).
Oudste Minne
Hij doet het om zich bezig te houden. Dat is het. En ik kan hem geen ongelijk geven. Want rust roest. Maar als wij ons willen bezighouden, en samen een partijtje klaverjassen, dan kan het niet zijn.
Jongste Minne
Toe, Jager. >Jager
Voor hoeveel?
Oudste Minne
Een frank het punt
(Jager haalt schouders op)
. Voor hoeveel zouden wij moeten spelen misschien? Voor vijf frank het punt misschien? Groeit het geld ons op de rug misschien?
(Pauze)
. Ik zeg het, wij gaan met geen duizend frank terug naar Evergem en wij hebben het hele godse seizoen gebeuld als paarden in de mijn. Mijn rug is van rubber, geplooid en gewrongen en gekraakt! Ah, dit seizoen zal ik onthouden, mijne heren!
Eerst de mooie janklaassens die een staking begonnen de eerste week al, wij hadden met moeite een suikerbiet in de karren gegooid of daar staken zij al hun armen in de lucht. Stop! riepen zij, wij verdienen niet genoeg...
Jager
Dat is de goeie volgorde niet, Minne. Eerst komen de Franse janklaassens die ons in Vlaanderen twee en twintig frank beloofd hadden en eten voor niets, en die toen wij hier aankwamen er ons maar één en twintig gaven en ons eten lieten betalen. Daarmee moet je beginnen!
Oudste Minne
En hoeveel heb je nu per uur? Ah! En moet je nu je eten niet betalen? Ah! En ik mag werken voor zeven man, | |
[pagina 692]
| |
sedert zij naar huis gevlucht zijn, de mooie troep, en ons hier achterlaten aan één en twintig frank per uur. Wij waren met vijf en dertig en wij zijn nu nog met vijven. Reken maar uit. Ik werk voor zeven man, mijnheer Jager. En dan reken ik die
(met knikje naar Jongste Minne)
er nog bij.
Jager
Je moest niet blijven.
Oudste Minne
Neen. Maar wat moesten wij thuis doen?
Jongste Minne
Wat moesten wij thuis doen, ja, zeg het?
Oudste Minne
(tegen jongste Minne) Wij waren er in ieder geval beter dan hier. Met die koolsoep elke middag, ik krijg er buikloop van, de hele winter straks. Trek maar geen bek, Minne. Je hebt ook buikloop.
Jongste Minne
Ik heb het altijd. Vanaf mijn vijftigste al.
Oudste Minne
Bij mij komt het van die koolsoep. Het verzwakt de mens
(Pauze).
Jongste Minne
Nog negen dagen.
Oudste Minne
Doe wat kolen op
(Jongste Minne doet het)
. En de dweil tegen de deur
(Jongste Minne doet de dweil tegen de deur)
. En dan met die Polen in één ploeg, het is mij nog nooit overkomen en ik doe al veertig jaar het seizoen! Zij stinken, zeg ik je, en geen woord komt uit die gasten of het is bedrog en gelach en onverstaanbare zever. Ah, wij die anders samenwerkten, onder elkaar, Vlamingen ondereen! Met de lange Zwarten. En Oster. En met Pier de Stier, die de smerigste verhalen kan vertellen zonder dat hij een spier vertrekt in zijn kop. Ah, wat konden wij lachen. Nu is het afgelopen met de suiker, zeg ik. Het leven in de suiker bestaat niet meer. Ik kom hier niet meer weer.
Jager
Dat zeg je elk jaar.
Oudste Minne
Dit keer is het raak. Die Polen wil ik niet meer zien. Want wat zeggen zij, Jager, weet jij het, als zij vlak in je gezicht | |
[pagina 693]
| |
staan te smoezen? Zij spelen met je voeten en je weet niet eens waarom of hoe of wat!
Jager
Maar als wij samen bezig zijn in het Vlaams weten zij het toch ook niet!
Oudste Minne
Dat is hetzelfde niet! Wij komen al jaren elk jaar naar de suiker. Wij horen hier thuis, wij zijn hier baas. Zij niet. De Duitsers hebben hen hier achtergelaten, als het vuil in een vuilbak
(Pauze).
Jongste Minne
Geef mij wat, Minne.
Oudste Minne
Nu al weer?
(Jongste knikt. Oudste Minne opent met de sleutel het kastje, geeft hem zijn fles. Jongste Minne schudt het flesje heftig en drinkt. Oudste wacht, steekt zijn hand uit naar het flesje, maar Jongste Minne schudt het hoofd terwijl hij zijn mond spoelt. Oudste Minne gaat weer zitten. Kijkt naar jongste Minne)
. Je hebt al meer dan de helft op. Nog twee uur en dan gaan wij slapen. Zorg maar dat je toekomt.
Ik kan alles eten, zelfs kool gedurende een week. Er is niets dat ik niet eet. Kijk, er zijn mensen die niet tegen kool kunnen, of tegen darmen of varkenspoten omdat het te vet is, wel ik niet, ik eet en drink alles - ik moet wel - maar dit, Minne, wat jij daar voor jezelf brouwt, neen, voor geen honderd frank krijg je dat door mijn keelgat.
Jongste Minne
Ik drink het al heel lang, het is een goed recept. Ik heb het van Fernand den Dooven gekregen, God hebbe zijn ziel.
Oudste Minne
En een geluk dat ik er voor zorg dat je niet meer dan je fles per dag drinkt, en een geluk dat ik beloofd heb aan ons moeder om op je te letten of, Jager is getuige, je ligt binnen het jaar met je poten in de lucht.
Jongste Minne
Dat zou ik nog moeten zien.
Oudste Minne
Zijn wij niet gemakkelijk, Jager en ik, met ons drankje? Puur alcool, de puurste, geen vuiltje aan, wat suiker, wat | |
[pagina 694]
| |
water en hoplà
(maakt het gebaar van drinken) (Pauze) (Hij kijkt met verwondering naar zijn broer)
. Dat je er koffie in doet, dat zou nog kunnen maar je overdrijft, Minne! Koffiedik, laurier, kruidnagel en stukjes biet! En dan warm water! Het is niet normaal, Minne.
Soms, Minne, weet ik echt niet of jij wel écht mijn broer bent, als ik je daar zo aan je fles zie lurken.
Jongste Minne
Het is een goed recept.
Oudste Minne
En, Jager, je zou zeggen: hij drinkt er niet zoveel van, het komt goedkoper uit. Neen, mijnheer, Minne drinkt er zijn liter van net zoals wij van onze jenever
(Hij neemt de fles af van zijn broer, kijkt hoeveel er nog is en bergt de fles in het kastje) (Pauze)
. Mijn rug is van rubber. Nu al drie dagen doen wij de dagploeg, vergeet het niet
(tot Jager)
. Daar heb jij geen last van. Kilo en Max ook niet. Die hebben de goeie baantjes als altijd. Ik wou dat ik ook Frans kon, zoals die Max. En God weet dat ik het had kunnen leren in al die jaren. Ik zou ook in de kookkamer kunnen gestaan hebben, wees daar zeker van. Een beetje aan de hete kant, dat wel en veel griep in de winter, maar wat een lui, zacht leventje.
Maar zelfs in de kookkamer wil onze vriend Max niet eens, dat is nog te lastig. Neen, hij werkt in het sproeihok. Waar je niets doet de hele nacht lang, dan slapen, een sigaretje rollen, babbelen met Kilo, en als je wil vrouwvolk naar boven halen.
Jager
Maar dat doet Max niet.
Oudste Minne
Neen. Dat heeft hij niet nodig, hij heeft zijn vrouwvolk in het dorp.
Jager
En toch zou ik met Max niet willen ruilen
(Jongste Minne begint zijn nachthemd aan te doen).
Oudste Minne
Omdat het niet kan! Hi! hi! hi. Hij zou ook met jou niet willen ruilen, daar verwed ik mijn kop voor. Zelfs ik zou niet met jou willen ruilen, Jager. De hele godse dag daar, | |
[pagina 695]
| |
zoals jij, daar in dat moeras zonder een mens kilometers in het rond, naar die buizen die vuil water spuwen staan loeren. Nooit een woord met iemand, nooit een lachertje, alleen maar naar die plas viezigheid met padden en kraaien en modder die uit de buizen gutst. Het is niet lastig, akkoord, maar geef mij maar de kookkamer. Zelfs met de Fransen die op je vingers staan te kijken alsof het hun eigen werkuren, hun eigen suiker is. Sais-Pas bijvoorbeeld, die maakt zich zo druk om die suiker, o, je zou denken dat hij aandelen heeft in de fabriek.
Jongste Minne
(die nu in bed stapt en er rechtop in gaat zitten) Ik houd het meest van Verviers.
Oudste Minne
Daar zeg je een verstandig woord, Minne. Ik ook. Hard werk en droog en heet, maar je werkt onder eigen volk. Iedereen verstaat je, iedereen gaat samen op café. En daarbij: in het metaal, het is toch deftiger werk dan in die suikerrottigheid hier. Seizoenwerker in het metaal, het klinkt beter. Alhoewel, wat ze je daar in Verviers te vreten geven, neen, daar heb ik mijn maagzweer opgedaan, vier jaar geleden. Alles in de olie gebakken, neen, ik eet alles maar mijn vlees en aardappelen in de olie gebakken, neen, dat krijg je niet door mijn keelgat.
Jager
Dan moet je doen zoals Max. In de stad gaan eten. Bestellen wàt je wil.
Oudste Minne
Ah, maar om dat te doen zoals Max, moet je alles doen zoals Max. En zeg wat je wil over deze Minne, zeg dat hij een dronkelap is, dat hij nauw bij zijn centen is, goed, maar nooit zal je kunnen zeggen dat hij rot is van binnen, zoals Max. Al kon ik mijn kop in jonge plooien trekken en mijn linkeroog zou weer goed zien en ik had al het vrouwvolk zoals hij en al zijn geld in mijn zakken, neen, wat er in het binnenste van die kerel omgaat, dat zou ik voor geen honderd frank willen zien van binnen. Een mesthoop. Gal en rottigheid. En zenuwen. | |
[pagina 696]
| |
Jongste Minne
Hij vreet zijn eigen op.
Oudste Minne
En almaardoor aan het beramen, aan liet verzinnen, aan het jagen en loeren. Waarom? Weet hij het zelf? En over en weer lopen met mieren in zijn broek, de zenuwlijder!
Jager
Je bent zelf al niet beter.
Oudste Minne
(in paniek) Jager! Jager! Ben ik een zenuwlijder?
Jager
Ja.
Oudste Minne
(woedend) Kan het anders! Met mijn leven hier en thuis met die vent
(steekt zijn kin uit naar Jongste Minne)
achter mij aan! Een schaduw overdag, een wind des nachts, aldoor maar bij mij. Ik heb er mijn nierziekte van opgedaan, van toen ons moeder gestorven is, het is dertig jaar geleden en ze zei: Michel, zei ze, zorg voor hem, het is je broer.
Jongste Minne
Nog negen dagen, jongens.
Oudste Minne
Zorg voor hem, gemakkelijk gezegd. Maar
(hij maakt kruisteken)
zij lag op haar doodsbed.
(Pauze)
. Het zou me niet verwonderen als ik een maagzakking had.
Jongste Minne
Een maagzak, iedereen heeft dat.
Oudste Minne
Een maagzakking, Minne. Ik voel het, er is hier iets niet in orde.
Jager
Wees blij dat je zoveel kwalen hebt. Het is iedereen niet gegeven. Sommigen gaan zonder dat zij ooit ziek zijn geweest de put in. En altijd vóór hun tijd.
Jongste Minne
Arme Dree.
Oudste Minne
Dat mag je zeggen, Minne, arme Dree. Vier en vijftig, gezond en bijna zo sterk als Kilo en in één keer, hop, weg. | |
[pagina 697]
| |
Jongste Minne
Hij dronk.
Jager
Niet meer dan jij.
Oudste Minne
Maar hij was zoveel jonger, dan gaat het naar het hoofd. En hij dronk terwijl hij werkte, Dree, dat maakt een groot verschil
(tot Jongste)
. Drink nooit terwijl je werkt, Minne. Hij had het gemakkelijkste baantje, Dree. Niets anders dan aan de spuit te staan en de bieten naar de wasserij te spuiten
(Pauze)
. Ja, maar als je met je zatte hoofd tussen de bieten in het kanaal gaat rollen, ah, dan kom je in de wasserij terecht, tussen de tanden van de spoelbak, Mijne Heren.
Jongste Minne
Hij was veel te jong.
Oudste Minne
Het is een kalm seizoen geworden. Twee doden. Dree en de Duitser die onder de wagon geraakt is. Een goed seizoen. Ah, twintig jaar geleden, als vliegen... Kijk eens, Minne, zijn zij dat?
(Jongste Minne kijkt door het raampje).
Jongste Minne
Ik zie niets.
Kilo
(komt hijgend binnengelopen) (Hij valt op zijn bed neer, nadat hij een witte zak suiker onder zijn hoofdkussen heeft gestopt. Een dikke jongen, rond de vijf en dertig)
Oudste Minne
Daar zit minstens twintig kilo in.
Kilo
Vijf en twintig.
Jongste Minne
Hij zweet.
Kilo
O, ik lach mij ziek met die Sais-Pas. Hij had het zo veilig weggeborgen, zijn zakje suiker onder zijn rugzak met zijn flessen wijn, en hij had er zelfs nog een deken over gespreid. ‘Hou de wasserij in het oog’ zei hij en hij tippelde weg, heel vlug in het donker. Ik hem achterna. Want ik heb Bobik in de wasserij gelaten. Sais-Pas, hij tippelde voorzichtig en hij keek om elke drie stappen maar het was te donker en hij zag geen hond en toen... | |
[pagina 698]
| |
Jongste Minne
Toen, Kilo...
Kilo
Toen, bij het muurtje van de keuken bij de vuilbakken hurkt hij neer en kantelt er zijn zak suiker in en begint te rennen, terug naar de wasserij. Daar is hij nu, in de wasserij, hahaha, en zijn suiker...
(hij slaat met zijn achterhoofd tegen het hoofdkussen)
. Dat zal hem leren opletten, ook de laatste dagen van het seizoen.
Oudste Minne
En als hij jou niet meer ziet in de wasserij?
Kilo
Max is er.
Oudste Minne
De engelbewaarder.
(Pauze)
Het zijn altijd dezelfden die het geluk hebben in de wereld.
Kilo
God, ik zou zijn hoofd willen zien als hij straks in de vuilbak scharrelt en krabt en zoekt. Oei, oei, oei. Purper zal het zijn, dat hoofd, en zwellen zal het, oeioeioei
(wrijft het achterhoofd nu tegen de zak suiker)
. Je zou denken: het is fijn zand in een zak, maar het loopt veel lichter tussen de vingers, als goud, poedergoud.
Oudste Minne
Heb je ooit goud gezien? Poedergoud?
Kilo
Neen.
Oudste Minne
Praat er dan niet over.
Kilo
Je hebt gelijk, Minne
(Hij drinkt van een blikken pul).
Oudste Minne
Dat spreekt over goud en wij gaan met geen duizend frank terug naar huis, zeg ik, met wat wij voor het eten moeten betalen.
Kilo
(lachend)
Je moet maar sparen.
Oudste Minne
Doe ik iets anders dan sparen en schrapen? Met deze Minne hier die vreet voor zes! Ik rook zelfs niet meer, en jullie, | |
[pagina 699]
| |
jullie gooien de Engelse sigaretten weg na vijf trekken, jij en Max. Jullie peuken rook ik!
Kilo
Je moet maar slimmer zijn en ook suiker te pakken krijgen!
Oudste Minne
Hoe dan? Ik ken geen woord Frans en de Fransen van de kookkamer jagen mij elke dag weg.
Kilo
Dan moet je maar Frans leren. Max heeft het wel moeten leren. En Duits ook. Zelfs met de Polen kan hij praten. En het is niet voldoende van Frans te verstaan, je moet ook kunnen redeneren, babbelen met de bedienden van het bureau!
Jongste Minne
Viens, jolie, baiser. Vingt francs. Minette.
Jager
Dat is van lang voor de oorlog, Minne.
Jongste Minne
(plots nijdig en trots) Maar wij doken het nest in, lang voor de oorlog!
(Hij kraait)
Une fine! Encore!
Kilo
(tegen oudste Minne) Pisnijdg ben je omdat wij geld hebben, omdat wij het verteren kunnen. En wie geld heeft, heeft vrouwen!
Oudste Minne
Staan er dan geen vrouwen op mij te wachten, misschien, de Zaterdag voor het hek? Elke Zaterdag?
Kilo
Die oude wijven uit het dorp, in hun zwarte rokken met hun zwarte sjaals dicht rond hun hoofd geknoopt opdat je hun gezicht niet zou zien, dat zijn toch geen vrouwen, Minne.
Oudste Minne
Wacht tot je mijn leeftijd zal hebben, wij zullen dan eens spreken.
Jager
Hoeveel vrouwen heeft je goeie geld je dan al opgebracht, dit seizoen, Kilo?
Kilo
Geen een. En ik begin er niet aan ook. Ik heb andere dingen | |
[pagina 700]
| |
te doen dan mijn weekloon aan die zwarte wijven te hangen zoals jullie! Of aan stadswijven zoals Max!
Oudste Minne
Want mijnheer kan wachten, hij trouwt in de lente.
Kilo
Precies.
Oudste Minne
Denk je dan dat je Jenny thuis zoveel verschilt van de wijven hier aan het hek, de Zaterdag?
Jager
Doe je mond maar dicht, Minne, het tocht hier.
Kilo
Laat hem vertellen, Jager, het is gal, het is nijd die overloopt, anders niet.
(Schudt het hoofd tegen de suiker)
Het is geld waar ik tegenlig en het is zacht in mijn nek. Wat zou ik kopen met dit wit zakje hier tegen mijn nek? Raad eens?
Jongste Minne
Een hoed, Kilo.
Kilo
Neen.
Jongste Minne
Een horloge.
Kilo
Een tapbiljart. En niet een van die wobbelige, kromgeregende biljarten van de openbare verkopingen. Neen, een gloednieuw, recht uit de winkels in Gent. Dan mag je er de eerste vijf partijen voor niets op spelen, straks, in mijn café, Minne. En jij ook, Minne. Dan mogen jullie zeggen: Wij spelen op het biljart van Sais-pas, de domste meestergast uit de suikerfabriek van Verrières. Want het behoort hem toe, dat biljart. Misschien komt Sais-Pas wel eens naar Evergem en speelt hij, zonder het te weten, op zijn eigen eigendom. Hahaha.
Oudste Minne
O, wanneer ga jij eens grote-mensentaal uitslaan!
Kilo
En een uithangbord zal er zijn met een enorme zak suiker op geschilderd. Daarop met grote letters: Bij Kilo. Er zal veel volk komen. | |
[pagina 701]
| |
Oudste Minne
Ja, voor je Jenny.
Kilo
Zij zal goed staan achter de toonbank, dat is waar. En ik, ik doe de hele zomer geen slag. Dacht je dat ik nog bij de boeren werken ga, de oogst ga binnenhalen? Alleen het suikerseizoen nog en twee maanden het metaal in Verviers. De rest van het jaar zit ik op mijn kont in de tuin en drink ik bier van mijn eigen betaald vat in de kelder.
Max
(een magere, lange jongeman, rond de vijf en dertig staat in de deuropening) En als ik niet in de buurt was, kon je je hele café na een jaar opvouwen.
Kilo
Waar is je suiker van vanavond? Heb je er geen gehaald?
Max
De Polen dragen er zorg voor.
Oudste Minne
(flemerig) Ah, Max zullen ze nooit betrappen met gestolen suiker onder de arm!
Max
Neen, Minne. Jou hebben ze te grazen als je ooit maar een halve kilo in je broekzak stopt om je spiritus aan te lengen, zoals verleden week, maar daar ben je ook een domme, oude Minne voor.
Oudste Minne
Wij kunnen niet allemaal slim zijn. Het zou eentonig zijn in de wereld. Neen
(geheimzinnig)
maar wij kunnen wel onze oude oortjes spitsen en aandachtig luisteren naar wat er zo allemaal verteld wordt in de wereld. En dan horen wij dat er een meisje uit de stad is teruggekeerd gisterenmorgen. Ja, een zwartharig mager meisje uit Arras. En iedereen dacht, zij is in Arras, zij is daar goed, maar gisterenmorgen is zij teruggekeerd naar hier, naar Verrières. Ja.
Max
Hoe weet je dat?
Oudste Minne
Van horen zeggen. En... van zien. ‘Dag, meisje’, zei ik en ik deed mijn pet af, maar zij zag mij niet, wie ziet er Minne? | |
[pagina 702]
| |
en zij is er niet op verdikt in dat lange jaar. Hetzelfde haringkutje is het gebleven als verleden jaar.
Jongste Minne
Wie is het dan?
Oudste Minne
Dat weet Max het best.
Jongste Minne
En mij zeg je niets daarvan. Mij vertel je nooit wat. Ik ben je broer toch.
Oudste Minne
Zij kwam uit de bakkerij en zij at chocolade. En ik ben er naartoe gegaan en ik heb gezegd ‘Dag, Malou, ben je op wandel? Of zoek je iemand? Zoek je Max misschien?’ En zij lachte haar tandjes bloot. ‘Max’, zei ze, ‘die kan naar de hel lopen’.
Jongste Minne
Dat is ver.
Max
Dat heeft zij niet gezegd.
Oudste Minne
Naar de hel, zei zij.
Kilo
Wie is dat dan?
Max
Malou, de andere dochter van Flamin. Zij is kamermeisje in Arras.
Oudste Minne
Niet meer.
(Max kijkt vragend)
Je dacht dat je alles wist van de fabriek, alles over ons en over Verrières. Mis. Je bent te nat achter je oren nog, mijn leperd, je moet nog leren van die oude, domme Minne. Ik weet alles over deze mooie vogel.
Kilo
Is zij een wilde vogel zoals haar zusje Lily?
Max
Neen.
Oudste Minne
Zij is veel jonger
(Pauze).
Max
Wat weet je nog meer? | |
[pagina 703]
| |
Oudste Minne
(drinkt langzaam van zijn pul) Héhé. Dat verwarmt de mens
(kijkt lang naar Max)
. ‘Dat hij naar de hel loopt’ zei zij en toen met haar mond vol chocola zei zij: ‘Maak je weg, Minne’. En ik ging weg en toen begon ze in het Frans te praten, en wie zie ik langs het trottoir? Meneer Lambert, die daar in zijn auto zit met de deur open en op haar wacht. En toen stapte zij in de auto en zij reden vlak langs mij heen.
Max
Meneer Lambert, de secretaris? Heb je hem goed gezien? De groene auto met het grijze dak? Heb je goed gekeken?
Oudste Minne
Met mijn rechteroog
(Pauze).
Max
Maak je klaar, Kilo, wij gaan de suiker wegbrengen.
Oudste Minne
Zij heeft het verder gebracht dan haar zusje Lily. Want Meneer Lambert heeft Malou uit Arras weggehaald en zij woont nu bij hem in zijn huis, hij heeft gewacht tot zijn moeder gestorven is. Hij ligt aan haar voeten, de oude Lambert, en zij aan de zijne in zijn moeders huis nu. En Flamin is trots, zoals het een vader betaamt.
Jongste Minne
En mij zeg je daar niets van, Minne, je eigen broer.
(Buiten een luide, Franse stem: ‘Ah, merde alors, je le tuerai, le cochon qui m'a fait ça!’. Andere stemmen, Poolse, protesteren. De Franse stem roept heel hard: ‘Je le crèverai’, en een deur slaat dicht, de stem gaat voort maar onverstaanbaar. De Polen praten er dwars doorheen).
Kilo
(grinnikend) Wat zeggen ze, Max?
Max
Hij zegt dat hij een Pool gezien heeft die zijn zak suiker meegenomen heeft. Een met rood haar, zegt hij.
(Kilo lacht).
Oudste Minne
(terwijl het geluid in de barak ernaast verzwakt - tot Max) Moet ik je vervangen vannacht?
Max
Neen. We beginnen om halftwaalf. | |
[pagina 704]
| |
Oudste Minnie
Ik kan toch niet slapen. Ik kan net zo goed in het sproeihok werken. Voor tweehonderd frank doe ik je hele nacht.
Max
Neen.
Oudste Minne
Goed, ik zal je nog eens iets vertellen. Stank voor dank!
(Kilo wast zich met twee vingertoppen in een wit teiltje, kamt zijn haar)
. Kilo, als je in het dorp wil blijven... doe ik jouw nacht voor honderd vijftig frank.
Max
Hij moet werken, net als ik.
Oudste Minne
Hij mag toch een verzetje hebben, de jongen, hij heeft zich het hele seizoen koest gehouden als een misdienaar.
Max
En zo zal het blijven. Het is niet te vroeg dat hij zijn manieren leert houden. En jullie gaan hem niet meer zijn wilde streken doen uithalen van vroeger. Niet waar ik bij ben. En jij vooral niet, Minne, met je oog als een dooie knikker. Schiet op, Kilo.
Kilo
Slaap wel, jongens
(Zij gaan weg. Kilo heeft de suiker onder zijn legerregenmantel van wasdoek verstopt).
Oudste Minne
Kan ik het helpen dat mijn oog kapot is? Ik mag geen gebenedijd woordje plaatsen of die Max vliegt op tegen mij. Wat misdoe ik hem? Ik bewijs hem een dienst met hem te vertellen over Malou en hij blaft mij af. Maar heb je gezien, Jager, hoe hij opkeek toen ik het vertelde? Groen sloeg hij uit. Hé, Jager, dat hij groen was?
Jager
Ja. (Pauze)
Jongste Minne
Minne, vraag het hem nog een keer.
Jager
(staat op, haalt kaarten uit zijn regenmantel, gaat op de jongste Minnes bed zitten) Voor vijf frank het punt.
Oudste Minne
Drie frank. | |
[pagina 705]
| |
Jager
(schudt de kaarten) Vijf frank
(Oudste zucht).
Oudste Minne
Je kan merken dat het seizoen bijna gedaan is aan Max. Het is elk jaar hetzelfde. Als hij naar huis moet, wordt hij hels. Waarom, dat weet niemand. Ah, ik was hem de baas daarnet, jullie hebben het zelf gezien. Luisteren deed ie, met zijn oren wagewijd open. Waar of niet?
Jager
(die gedeeld heeft) Spelen wij kaart of niet?
Oudste Minne
Hoeveel zouden zij krijgen voor hun suiker van Flamin? Hoeveel staat de suiker nu de kilo, Jager?
(Jager bestudeert zijn kaarten, de jongste Minne ook)
Zij verkopen er al het hele seizoen door, bijna elke avond, en niet één van de twee noch Flamin die het mij wil zeggen. ‘Kom zelf eerst met suiker om te verkopen’ zegt Flamin.
Jager
Minne -
(tot Jongste)
jij moet spreken.
Jongste Minne
Met mijn kaart... zeg ik honderd.
Oudste Minne
Ik pas.
Jager
Honderd vijftig.
Oudste Minne
Jager heeft weer eens gegeven, ik heb niets, niets in mijn hand. | |
[pagina 706]
| |
Tweede tafereelHet sproeihok. Een hok boven het eindpunt van de spoorlijn die de bietenwagens in de fabriek voert. Er liggen stapels platgedrukt hooi op de grond en in de hoeken. De muur tegenover ons is van planken die grove reten hebben, ook opgestopt met hooi. Een opening is er, waarlangs men niet een ladder naar binnen kan komen.
Op de balken die het dak ondersteunen staan krijtmerken: de dagen van het seizoen. Een cokesvuur. Lawaai van de denderende spoorwagens buiten. Lachend komt Kilo, gevolgd door Malou, een zwartharig meisje, en Max. Zij gichelen, duwen mekaar in de ribben.
Malou
(laat zich neervallen in het hooi) Mijn hoofd draait als een kermismolen. Op en neer gaan de paardjes, ho, hop, zij draaien rond de orgel.
(Buiten de stem van Sais-Pas: ‘Alors, Max, tu viens, oui ou merde?’)
Max
(roept naar buiten) Oui.
Kilo
Hij is razend omdat wij een halfuur te laat zijn en hij op ons moest wachten om afgelost te worden.
Max
Ja maar er is een goeie reden waarom wij te laat zijn, Kilo. Wij moesten toch eerst zijn bloedeigen suiker verkopen vanavond.
(Zij lachen)
Malou
Alles draait. En ik heb maar drie glazen Pernod gedronken. Ik zie jullie draaien. Mijn ogen zijn van glas als die van de paardjes in de molen. Ho, hop.
Max
Je bent het ontwend, daar in Arras, al die tijd. | |
[pagina 707]
| |
Malou
Ik heb niets gedronken al die tijd. Ik mocht niet van de dokter. Geen druppel zei hij. En Lambert, hij schenkt mij soms wat cider in, maar ik sip er maar eventjes van, ik durf niet. En het is voldoende dat jullie aan zijn bel komen hangen, dat ik wegloop als een dievegge in de nacht en ga drinken. Oh, lala, wat ben ik weer begonnen.
Max
Je was niet wakker te krijgen. Anders ging je niet zo gauw slapen.
Malou
Ik ben ziek geweest, ik moet vroeg naar bed van de dokter. God, wat hebben jullie staan bellen en roepen, de hele straat moet het gehoord hebben. Wat hadden jullie gedaan als Lambert een emmer water uit het raam had gegooid?
Kilo
Wij wisten dat hij er niet was.
Max
En dat hij maar morgenmiddag thuiskomt met de directeur.
Malou
Het hok.
(Zij kijkt rond)
. Het is weinig veranderd. Hier zit ik weer.
Max
Ik had nooit gedacht dat je hier nog zou terugkomen, Malou.
Malou
Je dacht: zij is veilig in Arras, goed en wel uit de voeten, zij blijft daar de rest van haar leven, hé, dat dacht je, rotzak?
Max
Precies.
Malou
Nu, je ziet, ik ben terug, rotzak.
(De stem van Sais-Pas buiten - ‘Max, nom de Dieu de Dieu’)
Max
Ik ga wel eerst. De Polen slapen bij de treinwagens, alsof zij in hun barak zitten, de leeggangers. | |
[pagina 708]
| |
Malou
Dat zal hem leren, Lambert, mij alleen thuis te laten de tweede dag dat ik terug in Verrières ben, alleen in die koude keuken daar met het behangpapier vol papegaaien. Haha. Hij denkt dat ik in het nestje zit nu en aan hem denk. Haha. Waarom lach ik? Hij is een brave man. Maar ik ben het beu te wachten tot iemand thuiskomt, hoor je me, Max, ik ben het beu te wachten op iemand. Ik moet mensen zien, horen spreken 's avonds, om het even wie. Desnoods wil ik jullie zever wel aanhoren. Om het even welk wezen op twee poten wil ik wel aanhoren vanavond, zij draaien allemaal op de molen, diradiradira.
(Zij grijpt Max bij de broekspijp)
Kom hier, rotzak, ik trek je mee naar de dieperik.
Max
Laat mij los, ik moet weg. Ik moet de Polen gaan helpen.
Malou
Ach, die arme, bange, zwakke Polen moeten geholpen worden door sterke Max. Weet je, Kilo, Max helpt altijd iedereen.
Max
Als ik er zin in heb. En als ik kan.
Malou
En je kan zoveel. Je bent onverslijtbaar. Zijn hartje is onverslijtbaar, Kilo. Hij was zot van mij verleden jaar, weet je dat Kilo. Stekezot. En het zal altijd, altijd duren. Nooit zal hij mij verlaten, Kilo, eeuwig en altijd zal hij bij mij blijven. Amour toujours, hé, rotzak?
Max
Je kan niet goed meer tegen drinken.
Kilo
Het is hier misschien te warm voor haar. Die cokes stinken
(Hij doet de lap voor de deuropening wat weg).
Malou
Vroeger kon ik er wel tegen. Ik dronk zoveel als Flamin, als Max, als iedereen. En als het niet meer naar binnen kon, dan spuwde ik, nietwaar, Max, over al je kleren. Want als je niet meer kan, als je maag weigert, als je draaiende kop weigert, dan moet je spuwen, hé, Max?
Kilo
Ik ben nooit dronken. | |
[pagina 709]
| |
Malou
Dat is goed, Kilo. Twee goede punten. Het goede voorbeeld van Max volgen, nooit dronken worden! Kalm zijn, koel in alle omstandigheden, ook de rotste. Een beetje drinken, voor de warmte, voor de gezelligheid, een half pulletje per avond misschien, goed, maar nooit meer. Want waarom zou je drinken? Is er iets te vieren misschien, iets feestelijks te beleven? Vandaag wel. Ja. Want Malou is teruggekomen in de fabriek, zij zit hier in het sproeihok als tevoren, alsof zij nooit weggegaan is, nooit ziek is geweest, alsof er niets gebeurd is, alsof zij nooit gezworen heeft van geen voet meer in Verrières te zetten. Dat moet toch gevierd worden, neen? Neen. Zij kijken, met de glazen ogen van de paardjes in de molen. Wij zien Malou zitten, zeggen de ogen, daar zit zij. Dag Malou. Dag paardjes. Morgen gaan zij terug naar huis en vergeten dit alles gauw, hé jongens, Malou en alles, en heel Verrières. En de paardjes draaien verder, ho, hop, daderida... Oh, waarom ben ik meegekomen?
(Buiten, dichterbij, op de ladder al, roept Sais-Pas: ‘Eh, bon Dieu, Max, enculé, tu te fous de ma gueule?’)
Max
Lig stil. Dan gaat het over.
(Max klimt de ladder af, wij horen Sais-Pas zeggen dat het niet te vroeg is)
Malou
Stil. Goed. Ik lig al stil. Ik lig al maanden stil.
(Pauze)
Kilo
(gaat naar de balk en tekent een streep bij) Ik mag niet vergeten aan te tekenen. Nog acht dagen.
Malou
Ik dacht niet dat jullie ooit nog naar Verrières terug zouden komen, de bende van Evergem. Gewoonlijk gaan jullie toch om de drie jaar naar een andere suikerfabriek?
Kilo
Gewoonlijk.
Malou
Verleden jaar was je er niet bij. Anders had ik je wel gezien, hi, je bent vet genoeg. Is het daarom dat ze jou Kilo heten?
Kilo
Ja. | |
[pagina 710]
| |
Malou
Ik weeg er acht en vijftig. Dat zou je ook niet zeggen, hé? En ik heb ook een lapnaam, net als jij. In België heette ik Madeleine, dat is mijn echte naam, maar zodra wij hier kwamen wonen, moest ik mijn naam veranderen van mijn vader. Malou dat klinkt Frans, zei hij, daar houden de Fransen van. Maar Lily mocht haar naam houden.
Kilo
En hij blijft Flamin heten.
Malou
Neen, dat kan hij niet meer veranderen, daarvoor is hij al te bekend hier.
Kilo
Als slecht geld.
(Zij lachen)
Malou
Hoe lang kom jij al naar de suiker?
Kilo
Dat is mijn negende jaar.
Malou
Wat kom je hier doen?
Kilo
(omvennig lachend) Werken.
Malou
Je kan toch ook in België werken.
Kilo
Misschien.
Malou
Misschien. Maar je blijft hier terugkomen, naar dit verloren gat in de wereld met niets dan bieten en bietenloof. als een wei die al jaren her afgegraasd is, met een fabriekje dat blaast als een oud wijf dag en nacht. In een keer stopt en dan weer verderblaast. Tsjoektsjoek.
(Pauze) - (De fabriekssirene gaat, korte, vlugge stootjes)
Kilo
En in een keer schreeuwt het oud wijf
(zij lachen samen)
Om eten!
(Kilo lacht heel hard - Pauze)
Malou
En na de suiker gaan jullie naar het metaal, in de Walen.
Kilo
Of wij blijven thuis. En wij stempelen. | |
[pagina 711]
| |
Malou
En waar jullie ook gaan is het drinken en vechten en smeerlapperij.
Kilo
Wij werken hard. Daarna gaan wij uit. Wat moeten wij anders doen? Er is niets anders te doen. Vroeger, toen ik zo jong was als jij, toen dacht ik ook: er is iets anders, ergens, weet ik waar of wat, iets zal uit de lucht komen vallen, voor mijn voeten... je bent te jong...
Malou
Ik te jong? Vraag het eens aan Max, je vriend.
Kilo
Wat moet ik hem vragen?
Malou
Vergeet het.
Kilo
Je kent hem al lang, hé?
Malou
Hij is een vreemde voor mij. Net als jij. Allemaal vreemden, de een na de ander. Dag Meneer. Dag Malou. Au revoir, Malou.
Kilo
Ik ken hem al heel lang. Van voor de oorlog. En van in de oorlog let hij op mij. Ja. Ik heb mij het hele jaar goed gedragen. Niet zoals andere jaren. Want ik ga trouwen als ik terugkom, nu, in Evergem. (Zij hoort hem niet) Ja. In de lente. Met zijn nicht, Jenny heet ze, zij heeft een winkel in garen en dingen, maar die gaat ze opgeven, wij gaan een café openen. Slaap je? (Pauze) Je bent ziek geweest, zei je. Lang?
Malou
Lang genoeg.
Kilo
Wat had je dan?
Malou
Dat gaat jou geen bal aan.
Kilo
Deze mist, dit vochtig weer is gevaarlijk, als je ziek bent geweest. | |
[pagina 712]
| |
Malou
Wat kan jou dat schelen?
Kilo
Ik zeg het maar.
Malou
Lambert zegt het ook. ‘Poesje’, zegt hij, ‘mist is gevaarlijk’. En dan slikt hij een pilletje, en geeft er mij ook een. Vitaminen. Hij moest eens weten dat ik het huis uitgeslopen ben, zo maar, omdat twee seizoenwerkers aan de bel kwamen hangen.
Kilo
Hij zou je het huis uittrappen.
Malou
Neen, dat niet. Maar hij zou nukken, voor een dag of drie. ‘De liefde’, zegt hij, ‘poesje, dat is voor elkaar en voor je eigen zorgen’.
Kilo
Daar is iets van.
Malou
Ik doe hem aan zijn dochter denken. Zij is in Canada.
Kilo
Met een Canadees?
Malou
Ja. - Weet je dat de eerste keer dat hij op bezoek kwam bij mij in het ziekenhuis, hij een grote tuil bloemen mee had. Ja. Alsof hij mij ooit eerder had gezien in de fabriek, met Flamin of met de anderen. Ja, bloemen, net alsof hij bij een dame op bezoek kwam.
Kilo
Hij is een dure man.
Malou
Zijn huis heeft bij het miljoen gekost. Gedurende de oorlog.
Kilo
En hij zegt ‘Poesje’ tegen je?
Malou
Altijd.
Kilo
Maar in het Frans natuurlijk. | |
[pagina 713]
| |
Malou
Ja. Minou, zegt hij.
Kilo
(lachend, onzeker) In de plaats van Malou.
Malou
Ja.
Kilo
Dat zei hij misschien tegen zijn dochter ook.
Malou
Het kan best.
Kilo
En wat zegt Flamin daarvan? Van je verkering met Meneer Lambert.
Malou
Hij wrijft in zijn handen, zoals altijd. Nu, het is ook het beste dat hem kan overkomen, nadat hij zich al die jaren krampachtig heeft ingewroet hier in Verrières en Frans heeft gekletst tot zijn mond er scheef van stond.
Kilo
Je lijkt ook een beetje op een poes.
Malou
Dat zeggen ze. Veel heeft het mij niet geholpen. Er was er een die noemde mij wel zijn vleermuisje. Ik zweer het je, een Duitser die hier werkte. Wat je al niet moet horen. Omdat ik met mijn kop naar beneden hing, zei hij dat.
Kilo
Hing je met je kop naar beneden?
Malou
Wat doet men al niet?
Kilo
Je bent dronken
(Pauze)
. Nu wij hier alleen zijn spreek je zacht. De hele avond toen Max er bij was zei je bitsige gemene dingen, heel schel, alsof je wilde dat het hele café het zou horen.
(Staat op, gaat dichter bij de cokeskachel, loopt over en weer)
Malou
Zij zullen het merken, hier in Verrières, dat Malou terug is, en beleefd zullen ze zijn, en mij groeten, nu ik in Lamberts huis woon
(Pauze).
| |
[pagina 714]
| |
Kilo
Je bent zo jong, je loopt voorzichtig, alsof je bang bent dat je ribbenkast breken zal.
Malou
Hoe lopen ze dan, de meisjes die jij kent? Zo?
(Zij gaat heupwiegend).
Kilo
(lachend) Neen...
(aarzelend)
Gaat Meneer Lambert dikwijls weg 's avonds?
Malou
(grimmig teruglachend) Dat zou je wel willen. Neen, mannetje, je vriend Max en jij hebben voor het laatst aan die deur gebeld vanavond.
Kilo
Malou...
Malou
(zenuwachtig ineens) Waar is Max?
Kilo
Hij doet de ronde van de ganse koer, hij moet nu aan de stapelplaatsen zijn.
Malou
Geef mij iets te drinken. Ik heb het ijskoud
(Zij gaat bij het cokesvuur zitten) (De stem van Max buiten die bevelen geeft in half Pools, half Frans)
Malou
Daar is hij. Haal hem.
Kilo
(Kijkt door het gat in de deur) Hij loopt bij de spuit, hij scheldt de Polen uit.
(Hij komt terug, geeft haar zijn pul, zij drinkt)
Zij beven als hij maar zijn mond opendoet.
Malou
Ik ben niet bang voor hem.
Kilo
Waarom zou je?
Malou
Ik was het wel... verleden jaar.
Kilo
(gooit zijn regenjas over haar schouders). Hier, heb je 't minder koud nu? Het komt omdat je ziek geweest bent
(Hij wil naast haar zitten).
Malou
Neen, ga daar zitten. Je stinkt naar de bieten. | |
[pagina 715]
| |
Kilo
(zit in het hooi) Ik ben nooit bang geweest voor Max. Ik doe wat hij zegt, omdat ik weet dat hij gelijk heeft. Daarom laat ik hem de baas over mij spelen, als hem dat gelukkig maakt. He?
(Hij loop! rond haar, maar zij kijkt niet naar hem)
. Heeft hij je ooit verteld hoe ik voor het eerst met hem optrok naar de suiker en hoe bang ik was in de trein. Neen?
En van die keer dat wij samen Pernod dronken in Charres? Er waren toen nog Italianen in de suiker. Wij gingen samen naar een café in het dorp. En wij dronken Pernod. En toen de juffrouw mij water gaf om mijn Pernod aan te lengen lachte ik haar uit, zot die ik was, want ik was toen nog veel jonger, en niet zo dik. Of wel? Misschien wel. ‘Water’, riep ik, ‘dat is goed voor de kikkers’ en wij dronken Pernod puur, tien, twaalf glazen en ik vond het niet eens lekker, die smaak van ijzer en anijs, en alle Italianen en de Vlamingen en de Fransen stonden naar ons te gapen en zonder dat wij het merkten begonnen zij ons Pernod te betalen. Zij knipoogden naar de juffrouw en maakten tekens achter onze rug en betaalden en steeds stonden er nieuwe groene glazen voor onze neus, die bijna overliep van die Pernod, de Pernod spoot uit onze oren! Maar wij dronken maar op. En toen zag ik Max trager drinken en hij begon dingen te zeggen die nergens naar leken, dat hij sergeant had willen zijn, maar dat zijn moeder een luitenant was en dat weet ik nog heel goed
(hij wacht, het meisje reageert niet; traag, bijna tegen zijn zin, vertelt hij verder)
en ik dacht: ‘ik ben de baas nu, van ons tweeën’. En ik lachte hem uit om zijn zotte parlee. Van binnen, weet je wel. Zonder dat hij het in de gaten had natuurlijk. Maar hij werd wit als papier en plots, heel zachtjes, alsof zij een tapijt onder zijn voeten wegtrokken, zakte hij door zijn knieën en lag hij languit op de vloer in het zaagsel. En het hele café gieren en schreeuwen van de lol. En ik, ik wilde nog meer de baas zijn over hem, dat alle Vlamingen het konden zien, ik boog mij voorover en ik nam hem bij zijn kraag en ik legde hem op mijn rug. ‘Ik draag hem wel naar zijn Mama’, zei ik, en het hele café klapte in de handen. Maar toen ik één klein stapje naar voor naar
de deur wilde doen, toen zakte ik door mijn benen, ja, datzelfde tapijtje trokken ze weg,
| |
[pagina 716]
| |
jongen, en daar lag ik, jongen, naast hem in het zaagsel en ik wist van de wereld niet meer. Je luistert niet.
Malou
Jawel.
Kilo
Toen dacht ik dat ik hem meester kon, snap je?
Malou
Ja.
(Pauze)
Kilo
En meneer Lambert komt morgenmiddag terug.
Malou
Ja.
Kilo
Ja. Jajaja.
(Pauze)
Ik weet het wel, vergis je niet, dat ik niet tegen meisjes kan praten. En dat ik dik en smerig ben.
Malou
Je bent toch dik en smerig.
Kilo
Ja. En ik stink naar de bieten.
Malou
Van een uur ver. Jullie allemaal hier.
Kilo
Jij ook.
Malou
Ik niet. Ruik maar. Kom hier
(Hij ruikt aan haar haar)
. Parfum uit Arras, die heeft Lambert voor mij gekocht. Het is dezelfde parfum als die van Martine Carol.
Kilo
Hoe kan je dat weten?
(Hij ruikt dichterbij)
Malou
Het stond op het pakje gedrukt en Lambert heeft het mij voorgelezen.
(De sirene gaat weer) (Nadat buiten Max geroepen heeft: Kilo, het is aan jou)
. Ik moet je terugzien. Morgen. Niet hier, waar Max bij is.
Malou
(duwt hem weg) Ga weg. Kom niet aan mij met je dikke poten.
Kilo
Ik moet mijn suiker morgenavond verkopen aan Flamin. Ben je er dan ook? Om acht uur. Je kan je vader toch komen bezoeken. Voor een uurtje. | |
[pagina 717]
| |
Malou
Waarom zou ik naar mijn vader gaan? Om wat te doen?
Kilo
(haalt zijn schouders op).
Malou
Je zegt niets. Zeg het dan. Doe je mond open en zeg het dan toch wat je wil.
Kilo
Ik kan iets voor je meebrengen.
Malou
Ik heb alles wat ik wil. Lambert geeft mij alles.
Kilo
Kom dan niet naar Flamin.
Malou
Natuurlijk niet.
(Pauze)
Kilo
Ik zal je mijn hele maandloon geven.
Malou
Wanneer?
Kilo
Morgenavond
(heel zacht)
om acht uur.
Max
(komt binnen, warmt zich bij het cokesvuur) De wasserij krijgt niet genoeg bieten en de twee eerste wagens moeten losgemaakt worden. Doe jij ze los en laat de Polen uitscheppen. Doe dan de ronde.
Kilo
Goed.
(Tot Malou)
Blijf je hier dan?
Malou
Ik zit hier lekker warm.
Max
(tot Malou) Geef hem zijn regenmantel terug. Er is mist en die wagens stromen over. Hij zou kletsnat worden.
(Malou staat op en geeft Kilo zijn regenmantel)
Malou
Hier
(Zij staren naar mekaar - Hij klimt de ladder af) (Malou loopt over en weer, zit dan weer in het hooi. Max gaat bij haar zitten op een emmer)
Max
Je bent magerder geworden. Het staat je goed.
Malou
Jij bent niet veranderd.
(Pauze)
Alleen durfde je niet naar
| |
[pagina 718]
| |
mij toe te komen, mij niet terugzien, daarom heb je die jongen meegenomen.
Max
Ben je blij terug te zijn?
Malou
Je hebt mij niet één keer geschreven. Aan niemand in Verrières heb je ook maar een kaartje geschreven. En ik zond je een brief om de twee dagen, de eerste tijd. In die dagen dacht ik: als ik hem zie, moest hij nu voor mij staan, ik sla een spade in zijn nek. Maar er is tijd overgegaan, veel tijd. Het helpt.
Max
Ben je blij dat je terugbent in de fabriek, nu het donker is? Alles is hetzelfde gebleven. Jij. Ik. Het stapelplaatsje achter de kalkoven. Het raampje daar dat licht geeft over het hooi.
Malou
Ik ben het vergeten.
Max
Draai je niet om. Kijk naar mij.
Malou
En wat ik er van onthouden heb is niet mooi.
Max
Zo gauw vergeet je niet, Malou. In één jaartje. Een jaartje laat toch sporen na.
Malou
(hard) Geen enkel spoor.
Max
Ik heb het anders gehoord. Ik heb gehoord dat je na ons vertrek mijn naam hebt geschreven met krijt op de deur van de kookkamer, en in het hok van de nachtwachter. En op de muur van de kalkoven heb je er je eigen naam bijgeschreven. Ik heb gehoord dat je elke dag mijn laarzen droeg, die ik bij Flamin had laten slaan, zodat ze je in het dorp uitlachten, want mijn laarzen kwamen je tot hier
(hij raakt haar dij).
Malou
Ik was mezelf niet meer. Maar het is over. Over.
Max
Ik hoorde dat je niet één nacht alleen bent geweest, de hele winter, nadat wij vertrokken. Dat je langs de weg lag. Dat | |
[pagina 719]
| |
Flamin je blauw heeft geslagen, zoveel katers miauwden er 's avonds bij zijn tuinhek. Dat je met je zusje Lily kon wedijveren en die verdient goed geld met haar vel, seizoen of geen seizoen. En dat het zo doorgegaan is, tot Flamin je naar Arras heeft gevoerd.
Malou
Je zou niet met de anderen van Evergem meegaan, je zou mij dezelfde avond van hun vertrek je kleren en je dingen komen brengen en hier blijven, de hele winter. Je zei het, een uur voor je de trein nam, net als de anderen van Evergem.
(Twee Polen, herkenbaar aan hun militaire, vieze pakken komen binnen. Een ervan, Bobik, mummelt wat. Zij lachen naar Malou, stoten elkaar met de ellebogen aan. Zij gaan in het hooi zitten. Praten in het Pools. Drinken.)
Max
Kohané, zeggen zij, het betekent mooi. Je bent mooi, zeggen zij.
Bobik
Oui, tu es kohané, Malou.
Malou
(glimlacht hem toe. Zij staat op, schikt haar sjaal).
Max
Ga nog niet weg.
Malou
Ik moet terug nu.
(Zij is plots zeer onrustig)
. Het is hier te benauwd, Max. Bobik daar en jij hier weer en ik, en het sproeihok en de fabriek die jakkert en blaast, alsof er niets is gebeurd. Alsof wij in een dag van verleden jaar leven en er nog niets in mijn hoofd hangt en ik nog niet weet dat...
(zij stokt).
Max
Ik ga met je mee.
Malou
(lacht bitter en hard) Reken er niet op.
Max
Wat vaart er in je?
Malou
Ik ben ziek. Ik heb koorts.
Max
Koorts gaat over. | |
[pagina 720]
| |
Malou
Ik wil je niet meer rond mij hebben, niet meer bij mij.
Max
Waarom ben je dan meteen meegekomen toen ik aan de bel trok en je riep?
Malou
Het was dom genoeg. Ik zag je en ik dacht: hoe stil, hoe roerloos heb ik geleefd de laatste maanden, als een die niet leeft. En ik was vergeten hoe je bent, Max. Zie je, zover was je al uit mijn geheugen geraakt dat ik dacht: ik ga eten, lachen met hem, alsof er niets gebeurd is, alsof ik hem voor het eerst zie, als een vreemde. Maar nu... weet ik het weer... ik ben veranderd, in dit lange jaar, en in de dagen dat ik ziek was in Arras.
Bobik
J'ai apporté, Malou
(hij toont een jeneverkruik).
Malou
Non, Bobik.
(tot Max)
Laat mij gerust, Max, ik vraag het je. Binnen acht dagen gaan jullie terug naar Evergem. Kom niet meer bellen.
Max
Als je het zo wil.
(Malou stapt van de ladder).
Bobik
Ou'est-que c'est? Avec Malou? Fâché?
Max
Rien.
(De sirene gaat).
| |
[pagina 721]
| |
Derde tafereelIn het sproeihok. Kilo en Jongste Minne. Minne is wat dronken.
Kilo
Als je vierhonderd frank kan uitleggen voor een fles wijn, dan ben je geen uitschot meer, Minne, dan ben je iemand. Niet in de ogen van je broer natuurlijk, integendeel, die zou je alleen maar een lul vinden, als je vierhonderd frank uitlegt voor een vrouw, hij zou er een hele dag over kankeren. Neen, maar een meisje als zij weet, dat als je vierhonderd frank voor een fles wijn uitlegt, die zij mag leegdrinken, dat...
Jongste Minne
Wat weet zij dan?
Kilo
Dat je iemand bent. Niet de eerste de beste die men op straat tegenkomt, maar iemand die haar genegen is. Geen uitschot zoals jullie allemaal.
(Neemt fles)
Château Rouge. Zie je. Het staat er op. Enorme wijn, die Chateau Rouge.
Jongste Minne
Ik heb er nooit van gehoord.
Kilo
Omdat je een boer bent, een bierdrinker. Zij woont al vijf jaar in Frankrijk, vergeet dat niet. Dat verandert iemand helemaal. Zij is op de hoogte van wijn en van Pernod en dure dranken en zo. Zeg, ligt die chocolade niet te dicht bij het vuur?
(Jongste Minne reikt er naar)
. Blijf er af! Met je vuile bietenpoten!
(Tast aan de chocolade)
. Ja, hij is heel zacht geworden. Verdomme, verdomme! Kon je daar niet aan denken!
(Jongste Minne steekt armen in de lucht)
. Je hebt gelijk, het zijn jouw zaken niet.
(Hij legt chocolade op een balk)
. Zo ziet ze hem meteen liggen, dan is de verrassing er af.
(Zoekt rond, stopt de chocolade ergens tussen het hooi. Zit neer, lacht).
Max denkt dat hij ogen in zijn nek heeft. Alziende Max! En het is de vierde keer dat ik haar zie zonder dat hij er iets van afweet. | |
[pagina 722]
| |
Jongste Minne
Ogen in zijn nek? Neen, een venekijker moet hij hebben in zijn nek.
Kilo
Wat?
(begrijpt)
. O ja, omdat hij in Compiègne bij zijn waarzegster zit nu
(lacht)
. Zou hij ons zien nu, in haar glazen bol daar bij zijn vrouw met de tulband op in Compiègne?
(Staat op)
Max, Max! In Compiègne! Zie je mij, lid?
(Hij steekt zijn tong uit).
Jongste Minne
Pas op, Kilo, hij heeft je gezien!
Kilo
(lacht, Jongste Minne ook) Neen, hoor. Hij heeft het veel te druk met de kaarten te bekijken die zij hem legt. Ah, het is zijn rotte plek. Door hel en averij gelooft hij aan de kaarten.
Jongste Minne
Hij heeft veel rotte plekken.
Kilo
Wie niet, Minne? Jij niet?
Jongste Minne
Ik heb niets anders dan rotte plekken, Kilo
(Hij betast zichzelf, nu pas zien wij, horen wij aan zijn tranerige stem dat hij dronken is).
Kilo
Maar Max heeft er toch nog het minst van ons allen.
Jongste Minne
(heftig) Goed, goed, goed. Van ijzer is hij, ijzer, ijzersterk is hij. Ik zeg niets meer
(hij drinkt).
Kilo
Jij zal de nacht niet halen met je fles.
Jongste Minne
(kijkt naar de fles) Neen, Kilo. Hoe moet het dan?
(Pauze)
Kilo
Het moet al bij één uur zijn. Zeg, Minne, zou zij bang zijn om te komen, naar die zwarte, ronkende fabriek, alleen in de nacht, zo alleen tussen die gele lichten die ons doodskoppen maakt.
Jongste Minne
(roept uit) Ik heb geen doodskop! | |
[pagina 723]
| |
Kilo
Jawel, Minne. Voel maar
(hij tast aan Minnes gebeente onder het gezicht).
Jongste Minne
Praat niet over die dingen, Kilo, vanavond niet.
(Pauze).
En morgen ook niet
(drinkt).
Kilo
Drink niet zoveel, Minne.
Jongste Minne
Ik drink zoveel.
(Pauze)
Kilo
Zij is bang. Waarvoor? Ja, dat vraag ik mij ook af. Waarvoor ben je bang, vroeg ik. Voor alles, zegt zij. Snap jij dat? De laatste twee dagen is het begonnen. Ah, in het begin, je had gedacht, daar komt er eentje, die laat zich niet vangen, een snelle, kwaje vogel. Maar het is veranderd, Minne. Zij laat zich vangen. Niet helemaal natuurlijk, daarvoor ken ik haar te kort, maar dat komt. Wedden? Ik heb er geen verstand van, akkoord, maar ik voel haar naderen, naderen naar mijn dikke armen!
(Hij danst over en weer plots).
Jongste Minne
Zat ben je!
Kilo
Ja, zat en zot.
(Pauze)
. Zij is bang. En zodanig dat ik er zelf bang van word. Het is iets dat ik niet eerder heb gekend, Minne.
(Pauze).
Jongste Minne
Op een zomeravond in Passendaele heb ik eens een vrouw gezien, op het voetbalplein. Zij lag te slapen.
Kilo
Soms als ik haar iets zeg, duurt het heel lang voor ze antwoordt. Soms zegt zij helemaal niets. Of zegt iets anders dat iets anders betekent. Hoe daaruit wijs geraken?
Jongste Minne
Zij sliep en verroerde niet. En het hele voetbalplein gonsde van de muggen.
Kilo
Max zou daar klaar in zien. Hij kent dat rare ras van vrouwen op zijn duimpje, ik niet. En zij weten dat, geloof | |
[pagina 724]
| |
je me, Minne, zij zien het aan hem, zij ruiken dat hij alles over ze weet en zij draaien rond hem. Nooit rond mij. Als Max en ik op straat lopen, samen, dan kijken zij naar hem. Recht in zijn ogen. Als ik tegen ze spreek, glijden zij weg naar hem. Nu ja, hij is veel mooier. Hij lijkt op een Italiaan. Misschien is het dat. Maar dit teefje is niet zo, Minne. Ik ben er wel voor haar. Alleen met haar. En Max, die bestaat nu niet. Wie is hij? Connais pas, Minne, en het is zot, ik ben bang omdat zij bang is en omdat er iets gebeuren zal, straks, het zit in mijn botten, ik voel het. Straks. Als het maar niet is zoals vroeger. Dat ze mij pesten of dat ze mij bedriegen, en dat ik een ongeluk doe. Een vlam is het dan, Minne, een scheur in mijn kop lijkt het wel, en dan...
(hij omklemt de balk naast hem, lacht dan)
. Jij zegt niets, je zegt bij jezelf: Kilo is zat.
Jongste Minne
Je bent de enige die tegen mij spreekt, Kilo. De anderen lachen.
Kilo
Maar je broer, die ratelt toch de hele tijd tegen je! Die houdt niet op!
Jongste Minne
Dat is geen ander. Hij is hetzelfde als ik. Wat is een tweeling anders? Een ei met twee dooiers. Twee dezelfde, Kilo. Niemand kijkt naar mij. Ik zit in de barak elke avond. En zij zien mij niet. ik ben het zeker. Zij kijken naar mijn kale kop, of naar mijn neus met de zweren of naar mijn buik die te slap is en zij staren daarnaar en zij lachen, maar niemand ziet mij.
(Hij veegt zijn neus af met zijn mouw, snuift).
Kilo
Het zal veranderen, binnenkort, in mijn café in Evergem. Elke avond mag je komen, Minne. Ik hou zelfs een plaatsje over bij het raam, zodat je de hele dorpsplaats zien kan, en iedereen die voorbijkomt. En of je een glas bier bestelt of niet, daar mag je blijven zitten.
Jongste Minne
Er staat een huis te huur in Passendaele. Daar zou ik willen wonen. Het staat vlak bij het voetbalplein. | |
[pagina 725]
| |
Kilo
Jij blijft in Evergem wonen bij je broer. En elke avond kom je in mijn café. Afgelopen.
Jongste Minne
Max zal het niet willen.
Kilo
Max? O, die wacht nog een verrassing, Minne. Wacht maar. Tot het seizoen voorbij is.
Jongste Minne
Het seizoen is voorbij.
Kilo
Nog niet. Nog lang niet, er kan nog van alles gebeuren.
Jongste Minne
Wat zou er gebeuren. Het wordt winter, dat is alles.
Kilo
Luister goed. Denk je dat ik met die Jenny trouw?
(Minne kijkt verschrikt op)
. Je denkt, wat steekt die nu in zijn waterhoofd. Wat voor een vraag is dat. Hij raaskalt, denk je. Luister.
Ik trouw niet met die Jenny. Ze is te oud, te dik, te dicht bij mijn jaren. Het kan niet goed gaan als een man en een vrouw samen oud worden, op dezelfde manier door de dagen, met dezelfde rimpels, hetzelfde lijf.
Jongste Minne
(meteen in verdediging) Ik ben niet getrouwd.
Kilo
En waarom zou ik ook trouwen, hé?
Jongste Minne
Maar dan heb je ook geen café straks?
Kilo
Verdomd. Het is waar ook.
Jongste Minne
(triomfantelijk) Zie je.
Kilo
Ik trouw niet met die Jenny.
Jongste Minne
Dat zeg je.
(Buiten hard gefluister, gefluit. ‘Kilo, Kilo’, de stem van Malou).
| |
[pagina 726]
| |
Kilo
(zenuwachtig) Ja? Zij is het, zij is er.
Jongste Minne
Neen. Zij is het niet. Het is haar moeder, Blanche, ik herken haar stem.
Kilo
(bij de deuropening) Kom gauw boven.
Malou
(komt op de ladder, in het hok) Het is veranderd hier.
Jongste Minne
(wijst naar Kilo) Hij heeft de vloer geveegd.
Kilo
Minne dacht dat je niet komen zou, dat je niet zou durven, zo laat rondlopen in de fabriek.
Malou
(speels) Minne kent mij niet.
Jongste Minne
Ik heb je dikwijls gezien hier in de fabriek. Toen je nog een klein meisje was, zo hoog, met je haar in een kuif en lange witte kousen, tot net boven de knie. Je zeurde om een sigaret en toen ik je er een gaf en je vroeg om mij een kusje te geven, holde je hard weg.
Malou
Ik was al zeventien toen wij hier in Verrières aankwamen.
Jongste Minne
Je kwam terug toen je zag dat ik verdriet had en je schopte hard tegen mijn enkel. En weer liep je weg. O, je was een kleine heks.
Malou
(na een blik met Kilo te hebben gewisseld) Ja zeker.
Jongste Minne
Ik had toen nog haar, het krulde van onder mijn pet. Op een avond, een andere avond dat ik langs de Oise te vissen zat, trok je er aan, uit alle macht.
(Pauze)
. Kilo
(fluistert Jongste Minne luid)
, vertel het haar van de wijn.
Kilo
Van wat?
Jongste Minne
Van de wijn die je gekocht hebt. | |
[pagina 727]
| |
Kilo
Straks.
Jongste Minne
(koppig) Neen, nu.
Malou
Heb je wijn gekocht?
(De sirene gaat twee, drie, vier keer, heel snelle stoten).
Jongste Minne
(springt op) Het kanaal is weer verstopt. Die Polen gooien er planken en kasseistenen in, zeg ik je. Om mij te pesten!
(In paniek loopt hij naar de deur, daalt van de trap, steekt dan nog even zijn kop boven)
. Die wijn kost vierhonderd frank!
Malou
(lacht met Kilo).
Kilo
Hij had willen proeven.
(Pauze).
Malou
Daar ben ik weer. Jij knipt met je vingers en ik kom al aangehold.
Kilo
Je had beloofd.
Malou
Nu, en dan?
(Onwennig loopt zij naar de deuropening)
. Hij rent zo vlug dat hij door zijn knieën zakt en zijn buik vasthoudt. Die sirene werkt op die oude mannen. Zij denken aan de oorlog en aan bommen elke keer.
Kilo
Hij is achtenzeventig jaar.
Malou
En hij drinkt te veel zoals jullie allemaal hier.
(Zij zit naast Kilo neer in het hooi)
. Weet je wat er gebeurt als je te veel drinkt? De levende cellen van je hersenen gaan dood en groeien niet meer terug. Wat er dan overblijft in je hoofd is rottigheid, een vieze groene spons. Het gebeurt bij jou ook
(zij houdt zijn hoofd vast)
. En als die spons dan tegen de schedel aandrukt en wrijft, dan komt er nonsens uit je mond
(gaat langs zijn lippen met haar vinger)
zever, verwarde zinnetjes.
Kilo
Je weet het zo goed. | |
[pagina 728]
| |
Malou
De dokter in Arras heeft het mij verteld.
(Pauze).
Kilo
Heb je gedacht aan wat ik je vroeg? Neen. Het is neen. Zwijg, Malou. Ik heb niets gevraagd. Vergeet het.
Malou
Ik weet nog niet, Kilo.
(Pauze).
Kilo
Ik heb chocolade voor je. Met nootjes.
Malou
Geef gauw.
Kilo
(die kijkt hoe ze 't zilverpapier loswikkelt) Hij kleeft een beetje.
(Zij eet)
. Kom met mij mee.
Malou
Zie je? Verwarde zinnen, zever die niets betekent.
Kilo
De kermis is met Kerstdag bij ons.
Malou
(staat op, zoekt) Die wijn van vierhonderd frank, waar is hij?
Kilo
Hier. Ik heb hem laten openmaken. Maar niemand is er aan geweest.
Malou
(drinkt aan de fles) Hij is koud in de keel, dan komt hij hier
(duwt op haar maag)
en dan gloei je zachtjes. Verraderlijk zacht loopt hij naar binnen. Amandelen en iets heets, iets roods.
Kilo
Je leeft te dicht bij de fabriek, Malou, te dicht bij de zatlappen, de beesten hier. Je moet hier weg.
Malou
En daarna? Na het uitstapje van twee weken? Na de kermis?
Kilo
Daarna kan je terugkomen.
Malou
Dan is het weer als te voren. Dan is er niets veranderd.
Kilo
Jawel.
Malou
Wat dan? Wat zou er veranderd zijn? Doe je mond open, antwoord. Zeg het. Na 14 dagen kermis, na 14 dagen te | |
[pagina 729]
| |
Evergem... samen... wat? Ik weet het, dan kom ik naar hier terug met hangende pootjes naar Verrières en Lambert doet de deur van zijn huis niet meer open en mijn vader laat mij ook niet meer binnen. En ik, ik ga zitten hier in de goot, voor de fabriek die leeg en doodstil is en ik denk: Hier zit het grootste kalf van heel Frankrijk op haar gat. Zo is het toch? Je bent rood als een gekookte biet.
Kilo
Het is het licht van de kachel.
Malou
(zij drinkt) Wat wil je van mij, Kilo?
Kilo
Dat je bij mij bent. Zoals nu. Dat je blijft.
Malou
Het kan niet.
(Zij eet chocolade)
. Op weg naar hier dacht ik dat ik eindelijk de strop zou zien, de list, de hinderlaag, de afspraak tussen jou en hem. En dat hij hier zou staan, Max, vlak voor mijn gezicht, Max met zijn vuil lachje. Mijn hart bonsde tot in mijn buik toen ik de ladder opklom, want ik verwachtte hem hier...
Kilo
Hij zit bij zijn waarzegster in Compiègne.
Malou
(onzeker) Hij gaat er alleen naartoe als er iets niet naar zijn zin gaat.
Kilo
Hij is er al wel tien keer naartoe geweest dit seizoen. En elke keer zegt zij hem de waarheid, zegt hij.
(Hij lacht, Malou niet).
Malou
Zeg hem nooit, nooit iets over de laatste dagen. Als hij over mij spreekt begin vlug over iets anders, doe je dat, Kilo? Want hij is leep als niet een, hij haalt de wormen uit je neus zonder dat je er iets aan kan doen, in een oogwenk. Een lettergreep en hij bouwt er een heel verhaal rond en solfert het Lambert op.
Kilo
(bitter) En Lambert mag vooral niets te weten komen, dat is het, nietwaar. Je baas in zijn mooi huis.
Malou
Ik... moet bij Lambert blijven. Het is het enige wat mij nog | |
[pagina 730]
| |
rest. Er is geen andere uitkomst hier voor mij in Verrières.
Kilo
Goed. Ik zal niets zeggen.
(Neemt haar hand, likt er aan)
. Je hand smaakt naar chocolade
(Hij trekt haar tegen zich, begint haar te kussen en duwt haar in het hooi).
Malou
Neen, neen, neen.
(Zij rukt zich los, loopt in de andere hoek van het hok).
Kilo
(wendt zich af) Waarom ben je dan gekomen vanavond?
Malou
(nadert) Luister. Kijk naar mij. Wat wil je? Dat ik je zeg dat ik het ellendig vind zonder jou, daar in het huis van Lambert? Dat ik in die vier dagen al gewoon ben aan je, dat je niet uit mijn kop te halen bent? Dat ik na die vier domme dagen, alleen in mijn bed, aan jou denk? Dat ik in mijn hoofdkussen bijt tot het helemaal besmeerd is met lippenstift zo hard wrijf ik mijn mond in het kussen en zo hard denk ik dat jij het bent? Moet ik je dit zeggen, als een gans die niet beter weet, die niet beter heeft léren weten? Is het dàt wat je wil horen?
Kilo
Ja.
Malou
Wel, dan moet je niet bij mij zijn. Zoek je een andere in het dorp of nog beter eentje uit Evergem, zijn nicht, hoe heet ze ook weer?
Kilo
Jenny.
Malou
En trouw met die gans als je haar zo mooi vindt en wees gelukkig. Kom niet bij mij om dit bedrog, om die leugens, om die confituur.
Kilo
Zij is niet zo mooi.
Malou
Neen?
Kilo
Zij is bij de veertig.
(Pauze)
. Je gelooft ze zelf, die leugens.
| |
[pagina 731]
| |
Malou
Dat dacht je!
Kilo
Ik heb je toch niets misdaan.
Malou
Neen.
(Hij komt weer dichter)
. Blijf daar.
Kilo
(houdt haar vast) Ik wil ziek zijn, zoals jij. Blaas in mijn gezicht, in mijn mond dat het doordringt tot in mijn karkas hier, dat het hier ziek wordt zoals bij jou.
Malou
Blijf van mijn vel!
(Pauze).
Kilo
(doet drie vier stappen weg) Ik ben log, een suikerwerker op twee poten en met twee poten naar voren die bieten op de karren laden of bieten uit de spoorwagens krabben met de riek. Ik stink naar de bieten, ik krijg die bietenlucht niet uit mijn kleren, niet uit mijn haar. En je bent er vies van. Ook van mijn dikke kop die bedelt en kwijlt. Het is natuurlijk, het kan niet anders. Steeds opnieuw. Ik kan er niets aan doen, ik kan het niet tegenhouden, ik merk dat wel, zo vervroren zijn mijn ogen niet. Vrouwen hebben het mij al eerder gezegd. Ga weg, smeerlap, zeggen zij. Jij ook. Maar ik ben toch iemand, Malou, ik ben iemand. De anderen bij jou - wat deden zij? Hoe kwamen zij nader? Welke leugens vertelde hun mond, hoe raakten zij je vel?
Malou
Vraag het hen.
(Pauze).
Kilo
Ik kan betalen. Ik heb geld.
Malou
Lambert heeft veel meer geld.
(Pauze)
. En toch kom ik hier, op enkele honderden meter van waar hij zit, en hij denkt dat ik slaap. Hij is gerustgesteld, hij weet mij in het warme bed. Want hij wil voor mij zorgen, zegt hij, als voor zijn dochter. En ik, ik doe zoals altijd, ik hou hem voor de aap. Zoals ik altijd, hoor je, Kilo, alle mannen voor de aap heb gehouden.
(Zij lacht grimmig).
| |
[pagina 732]
| |
Kilo
Mij niet.
Malou
(komt dicht bij hem) Neen. Jou niet. Jou laat ik niet naderbij komen, al vraag je het nog zo lief, nog zo zacht.
(Zij kust hem)
. Wij zullen elkaar geen pijn doen, Kilo, hé?
Kilo
Neen.
(Verwonderd)
. Wat heb je, zo ineens?
Malou
Ik weet niet wat gedaan met mijn vel. Ik wil alles. En niets.
Kilo
Ik weet wat je wil.
(Zij staren naar elkaar).
Malou
Ja.
(Pauze)
. Maar het zal niet gebeuren. Ik laat mij niet meer vangen, nooit meer. Ik wou dat je al weg was, en het seizoen al over en vergeten.
(Hij draait zich om; zij trekt hem terug naar zich toe)
. Ik ben bang voor wat ik wil, Kilo.
Kilo
Jij?
Malou
Ik heb beestigheden gedaan, meer dan je denkt, meer dan zelfs de meisjes hier van de suikerstreek gewoon zijn, maar ik deed ze lachend en niets kon mij schelen. Tot verleden jaar. Tot ik mij liet vangen. Luister, sedertdien ben ik bang. Begrijp je dat? Ik kan mij niet meer laten gaan, ik moet mijzelf in toom houden, weten waar ik heenga, waar...
Kilo
Wat vertel jij daar allemaal?
Malou
Ik heb een vrijer gehad verleden jaar en...
(zij stokt).
Kilo
Maar één?
Malou
Maar één.
Kilo
(lacht) Wie dan?
Malou
(wacht) Je kent hem niet. | |
[pagina 733]
| |
Kilo
Waar is hij nu?
Malou
Ik weet het niet.
Kilo
En voor hem was je niet bang?
Malou
Ik deed alles wat hij zei. Hij knipoogde en ik viel op mijn knieën, en ik kroop op mijn knieën tot mijn vel en mijn kousen kapot waren en ik verroerde niet dan nadat hij mijn haar gestreeld had. En ik bleef liggen wachten, tot...
Kilo
Hij was mager. En lenig. En mooi. Nietwaar, Malou?
(Pauze)
. En hij heeft je in de steek gelaten? Of komt hij terug?
Malou
Neen. Niet meer.
Kilo
Waar is hij dan?
Malou
Weggegaan.
Kilo
Verleden jaar?
Malou
Het is lang geleden. De maanden gingen niet voorbij. De dagen bleven hangen aan mij, het duurde uren voor het donker was elke dag en hij was er niet.
Kilo
En ik ken hem niet? Werkte hij in de fabriek? Wat deed hij?
Malou
(haalt schouders op. Pauze. Spoorwagens buiten denderen tegen mekaar)
Kilo
(drinkt) De kermis in Evergem is niet zo groot als die van Gent of van Deinze, je zal zien. Er zijn maar een paar schietkramen en paardenmolens voor de kinderen. Dan nog kramen met oliebollen. Hou je van oliebollen?
(zij antwoordt niet)
. En voor drie dagen komt er een circus uit Gent. Met Gastonske en Titi. Titi is die met de lange schoenen waar Gastonske altijd op trapt. En de cafés zitten boordevol en iedereen
| |
[pagina 734]
| |
loopt op straat met papieren hoeden en iedereen roept vrolijk naar iedereen en je kan dansen in elk café tot een stuk in de morgen. Je luistert niet.
Malou
Die vrijer van mij, hij komt niet meer terug. Want hij is dood.
Kilo
Ja?
Malou
Hij is in de kalkoven gevallen, op een dag.
Kilo
Dan is er weinig van hem overgebleven.
(Malou kijkt naar hem, begint zachtjes ie lachen, barst dan in lachen uit, Kilo dan ook, zij krijgen bijna de slappe lach).
Malou
(in haar lachbui). Niets. Niets is er overgebleven!
(De lachbui eindigt. Malou drinkt).
Kilo
Was hij goed voor je?
Malou
Ik kon geen stap doen of hij wilde bij mij zijn, mij nooit loslaten, nooit, zei hij.
Kilo
En je ziet...
(hysterische lach begint weer maar eindigt bruusk) (Spoorwagens buiten).
Het was een Fransman dan?
Malou
Ja. Een jonge Fransman, jouw leeftijd, ja, jouw haar een beetje maar langer en blonder. Jean-Marie heette hij.
Kilo
En hij was niet zo dik.
Malou
Neen. Hij was de liefste man op de wereld, geloof je mij? Nooit heeft hij mij kwaad gedaan, geloof je mij?
(Kilo knikt)
. En in één keer was hij weg. In één dag tijd. Ik wachtte op hem 's avonds op de zolder van de stapelplaats en ik wachtte. Weken, maanden, en geen teken. Niets. En toen hij weg was, was ik mezelf niet meer, een andere Malou werd wakker in mijn vel, en die andere, wel, zij zoop en zij liep
| |
[pagina 735]
| |
erbij voor schut. Ik waste mij niet meer en ik liep in lompen, maar altijd had ik zijn laarzen aan die in Flamins bergkamertje waren blijven staan. En met zijn laarzen aan trappelde ik door Verrières, door de bietenvelden, op de koer hier, tussen de bietentorens, door de straten en hij was weg. Iedereen mocht mij te drinken geven, ik goot het naar binnen, het is het enige wat je doen kan hier, waarom is er anders een distillerie bij de suikerfabriek en toen gebeurde wat er moest gebeuren, het kon mij niet schelen, dacht ik, maar ik was gevangen. Ik werd ziek...
Kilo
(naast haar) Maar nu ben je genezen.
Malou
Ja
(zij drinkt)
. Ik mag niet drinken
(lacht).
Kilo
(legt zijn handen op haar schouders) Je moet niet bang zijn.
Malou
(glimlacht) Neen.
Kilo
(dichtbij; neemt haar hand) Je hand ruikt naar hooi. Naar chocolade en hooi. En naar wijn, dure wijn.
Malou
(omklemt hem razend) Blijf van me af, blijf van me af.
Kilo
Ik kan betalen, Malou.
Malou
Neen. Neen.
Kilo
Zoveel je wil. Zeg het.
Malou
Binnen vijf dagen.
Kilo
Waarom?
Malou
Ik ga met je mee naar Evergem. Ik laat het huis van Lambert achter, il laat Verrières achter. Ik ga mee met je.
(Sirene)
. Beweeg niet. Je bent mijn eerste vrijer. Ik laat mij weer vangen. Ik heb niets, niets geleerd.
(Zij knielt voor hem. Hij zit naast haar neer)
Ik ben een jong meisje uit het dorp, en jij bent haar eerste vrijer. Je maakt mij warm en ongedul-
| |
[pagina 736]
| |
dig maar wij moeten wachten. Vijf dagen. Tot wij in Evergem zijn. Ik weet niets van vrijen af. Ik ben bang voor jou, een dikke koppige zot van een eerste vrijer, maar jij, eh, jij hebt eh, respect voor mij omdat ik zo jong ben en het de eerste keer is, en je wacht.
(Pauze)
. Je wil wachten. Je zegt aan niemand iets daarover in de barak, hé, Kilo?
Kilo
Neen.
(Sirene gaat). (Zij eet chocolade, geeft hem wat, hij eet) (Stilletjes lacht Kilo)
. Je gaat mee.
| |
[pagina 737]
| |
Vierde tafereelIn de barak. De twee Minnes en Jager.
Oudste Minne
Dat zij niet meer naar Lamberts huis is teruggekeerd en bij haar zusje Lily slaapt, wie kan het wat schelen? Mij niet, Minne niet en jou ook niet, Jager. En dat Kilo haar likt waar Minne bij is, het is een schande, maar het ligt in de gewoontes van de jonge mensen tegenwoordig, schijnt het. Zelfs de katten kruipen in het donker daarvoor maar die jonge gasten... ah, in mijn tijd, de veldwachter was er bij gekomen, zeg ik je, Jager. Maar dat Flamin hier komt tieren en ons voor rotte vis uitscheldt omdat zijn dochter niet naar Mijnheer Lamberts huis terug wil, ah, maar dat gaat te ver. Hier kookt de melk over, Jager! Want wie is hij, Flamin, tenzij iemand die zijn land in de steek heeft gelaten, en die liever Fransman zou zijn, hij zegt het zelf. En dat die twee kinderen loslopen als veulens, waar zouden zij anders geleerd hebben, Malou en Lily. Toch niet van hun moeder.
Jongste Minne
Het was een mooi mens, Blanche, het wijf van Flamin. God hebbe hare ziel!
Oudste Minne
En zij vroeg niet veel, zeker! Jij kon haar betalen, zeker, Blanche, in de tijd? Flamin weet wel met welk geld hij hier een huis in Frankrijk heeft kunnen kopen, met welk geld hij suiker in zijn kelders kan opstapelen, genoeg om heel Frankrijk in de siroop te laten drijven! En zo iemand zou hier zijn eigen volk de les komen lezen!
(Hij doet Flamin na)
‘Want zij trouwt met de secretaris binnenkort’ alsof hij er fier op ging!
O, ik zal hem niet gauw vergeten, de secretaris Lambert! Wanneer was het, drie jaar geleden was het, toen wij naar huis wegwilden en de pree gingen halen op het bureau, wat zien wij staan op het betaalbriefje? ‘Afgetrokken, twee- | |
[pagina 738]
| |
honderd frank de man, voor een ‘kontribuutiong donneur’. Wat is dat, meneer Lambert, vroeg Tsjan de Ketser die toen chef was: kontribuutiong donneur? Ik laat het je raden, Jager, jij die aan hun kant staat, jij die geen werkmens bent! Die kontribuutiong donneur was een bijdrage voor een taart voor de koningin van Engeland voor haar verjaardag.
(Hij kijk! rond, de anderen kennen het verhaaltje al door en door)
. Want in Engeland hebben ze geen taarten in de winkels. En in Frankrijk ook niet. Neen, hier in Verrières, bij het uitschot van de suiker kwamen zij de taart halen voor de koningin van Engeland! En heb je uitgerekend, Jager, hoeveel die taart gekost heeft aan tweehonderd frank de man? Heeft zij dan het hele jaar taart gegeten, de koningin van Engeland?
Jongste Minne
Het was een grote taart, zeiden zij.
Oudste Minne
Mijnheer Lambert, wel, hij zou ze ons laten zien, voor zij vertrok, de taart, met de boot. Heb jij ze gezien, Jager? Neen. Heeft iemand de taart gezien? Neen. Wat wij allemaal gezien hebben is dat Meneer Lambert de dag daarna een nieuw pak aan had, een dat hij nog nooit eerder gedragen had, een bruin met witte strepen, herinner je je Jager? Zonder zich te generen! En Flamin is fier dat zijn dochter met zo'n vals, oud giftig karkas naar de pastoor mag! Maar - mag ik ook eens iets zeggen? - wij hebben het staartje nog niet gehoord van dit liedje.
(Pauze).
Zij likten mekaar waar je bij was, hé, Minne? Antwoord als je broer tegen je spreekt.
Jongste Minne
Het scheelde niet veel.
Oudste Minne
Voilà! Zij dansten en er was geen muziek. Waar of niet, Minne?
(Jongste Minne knikt)
. Jager, had je dat ooit gedacht van je vriend Kilo? Jager?
Hij heeft nooit geweten wat hij deed, die Kilo. Veel macht in zijn armen, ja, en ik kraak twee agenten op de kermis, en ik sla de ruiten in van de schoolmeester zijn auto, en ik trek het bed van Minne vaneen, midden in de nacht in het | |
[pagina 739]
| |
putje van de winter als ik dronken ben, ja, zeker, ja, maat in de kop, wat zit er in zijn kop? wind, wind, een windei is die dikke kop. Geen inzicht, geen vooruitzicht! Dat heeft een vrouw in Evergem die op hem wacht, een café waarvan de huur al maanden tevoren betaald is door die vrouw, binnen vijf dagen gaan wij naar huis en wat doet die slimme Kilo? Hij jaagt op het jacht van Meneer Lambert! Die Lambert is gevaarlijker dan Kilo ooit weten kan, de domme dikbalg - en mag ik ook eens iets zeggen? Wat dan als Lambert ons in zijn koleire opnieuw een kontribuutiong donneur voorschotelt?
Jager
Als het niet zo mistig was vannacht was ik in mijn moeras gebleven. Daar zijn er kwakkels genoeg.
Oudste Minne
Ik ben een kwakkel? Het is niet waar wat ik zeg?
Jongste Minne
Hij betaalt haar toch, die jongen, hij heeft recht op...
Oudste Minne
Wat? Gaf hij haar geld? Heb je dat gezien, Minne?
Jongste Minne
Hij gaf haar een flesje reukwater dat driehonderd tachtig frank heeft gekost.
Oudste Minne
O, Minne, je hoofd is een rotte spons! Dit is geen betalen, dit is geen afrekenen, dit is een cadeau. Minne, weet je dan niet, dat het echt is met die twee, muziek, de maan, de tralala, de speelman zit op het dak!
(Pauze).
Jager
Precies.
(Pauze).
Malou is veranderd zelfs. Zij heeft iets van het jonge wijf al die een huis, een kind, een man heeft. Zij kwam langs het moeras vanmiddag, en zij lachte en zwaaide met haar hand. Alsof het mooi weer was. Alsof zij op vacantie was.
Oudste Minne
Een huis, een kind, een man? Zij heeft niets, Jager, niets!
Jager
Neen? | |
[pagina 740]
| |
Oudste Minne
Een lachje naar mekaar, een mond op haar mond, wat kinderwoorden en wat speeksel op haar buik, wat is het? Wat heb je in je handen? Wat draag je mee naar huis?
Jager
Je kan het niet verdragen, hé, Minne.
Oudste Minne
Niets hebben ze, niets!
(Pauze).
Jongste Minne
(om twist af te weren) Nog vijf dagen.
Oudste Minne
Het spijt hem al dat het seizoen over is. Minne, Minne, ben jij familie van mij?
(Pauze)
. En Kilo, die zich stil heeft gehouden dit seizoen als nooit een Vlaming tevoren. Ik rook het, het was te mooi, te rustig, te gemakkelijk allemaal dit jaar! En Kilo die naar geen vrouwen kijkt - je had zelfs kunnen denken dat er iets aan mankeerde als je niet wist dat het een Verstraete was, - nu heeft hij twee vrouwen in één keer, in elk land één.
Jongste Minne
De Verstraetes trouwen allemaal laat.
(Pauze; dromerig zegt Jongste Minne)
. Overal muziek en de maan en de tralala.
Oudste Minne
Neen, Minne, hier muziek en thuis muziek, het kan niet zijn, het is te veel gevraagd. Hij zal moeten kiezen. Dat hij maar naar goeie raad luistert!
Jager
Jouw raad misschien? Wat weet jij ervan, Minne? Zoiets, die muziek, is jou nog nooit overkomen. En je zal het nooit weten.
Oudste Minne
Ik ben een kwakkel, ik ben geen koereur geweest en ze hebben mij niet uitgekozen voor de Ronde van Frankrijk in de jaren dertig, zoals jij vroeger, en ik ben zelfs geen moeraswachter zoals jij nu, maar één ding weet ik over wat er nu gebeurt. Ik heb geen horens op mijn kop want ik ben niet getrouwd geweest, maar ik heb nog één goed oog in mijn kop en ik zie dat wat er met die vrijers aan het gebeuren is, hier, tegen de zeden is, tegen de wet. Waarom, | |
[pagina 741]
| |
Jager? Omdat de wet zegt dat zij er aan gaan. Waarom? Omdat zij de mensen bedriegen die goedgelovig zijn. Kilo bedriegt de vrouw die op hem wacht in Evergem en die hoer van een Malou bedriegt haar vader die haar een deftig leven wil meegeven op deze aarde en bedriegt Meneer Lambert die haar in zijn eigen moeders huis heeft opgenomen.
Jager
Jij weet niet eens het verschil tussen een hoer en een gewone vrouw!
Oudste Minne
(kakelend) Haar zusje Lily is een hoer, Blanche, haar moeder, was er een, God zegene hare ziel! Wie is zij dat zij zich kan veroorloven er géén te zijn?
(stiller)
Hebben wij haar dan niet aan het werk gezien, verleden jaar?
(Pauze).
Luister, Jager, jij neemt mij voor een of ander werkman uit Evergem, geloof ik! Wat doe ik in mijn vrije tijd, Jager? Wat dacht je? Met mijn vingers draaien, zoals jij? En denken: ik was in de Ronde van Frankrijk in de jaren dertig, ik ken de Tourmalet, en toen ik thuiskwam stond de harmonie aan het station, en iedereen riep: ‘Leve de kampioen, leve Jager, onze Jager’? En verbeuzel ik mijn vrije tijd jaren, jaren lang door daaraan te denken en aan niets anders, en door naar een moeras te gapen?
Jager
Het hele dorp stond aan het station, Minne, en jij stond erbij en je riep mee!
Jongste Minne
En ik ook. ‘Leve Jager, leve onze kampioen!’
Oudste Minne
Maar nu roep ik niet meer naar je. Ik laat je zitten daar in je hoek en in je moeras. En ik, ik ga en ik keer waar ik wil, een vrije werkmens die werkt en naar cafés gaat en die weet wat er in de wereld gebeurt! En - ik zal ook eens iets zeggen - al ken ik geen Frans, ik ken het lieve volkje waartoe die Malou behoort! Ik ruik ze van uren ver, Jager, ik ken hun blikjes en de manier waarop zij lopen. En zij is er eentje net als haar moeder en haar zusje. Lily. Lily met de heupen.
Max
(komt binnen. Hij is in stadskledij. Hij kijkt in het | |
[pagina 742]
| |
spiegeltje boven zijn bed; steekt zijn tong uit. Laat zich op zijn bed vallen. Trekt zijn schoenen uit).
Oudste Minne
Wat ben jij vroeg thuis? Staken ze dan in de cafés in Compiègne?
Jager
Het seizoen gaat naar zijn einde en Max denkt er aan dat hij naar huis moet. Het vergalt elk pintje bier, in Compiègne of waar ook in de omtrek. Hij moet terug naar zijn moeder. Zij wacht al op hem.
Max
(dreigend zacht) Heb ik ooit ruzie met je gezocht?
Jager
Ik ga iedereen uit de weg. Ik trek alleen mijn plan.
Max
(id.) Nu doe je dat niet.
(Jager haalt zijn schouders op. Pauze. Max laat zich achterover vallen).
De waarzegster in Compiègne, en ik had nog geen stap in haar kamer gedaan, ik stond nog in de gang, zei: ‘Max, ton avenir est compromis’. Je toekomst is op springen. Hoezo, vroeg ik. Ik heb je kaarten gelegd vanmiddag, zei ze, want ik zag een soldaat en die leek zo op jou en ik vroeg hem hoe hij heette en hij zei: Maximilien, en ik ben naar huis gerend en ik heb de kaarten gelegd. Meteen. En Roboam met zijn wagen kwam te voorschijn naast de gehangene.
Jongste Minne
(met open mond, knikt. Drinkt vlug een slokje van zijn mengsel) ‘Heb jij een blonde vriend?’ vroeg ze. ‘Die met een zwart meisje gaat dat je kent maar lange tijd niet gezien hebt?’ vroeg ze. ‘Zij bereiden je dood voor’ zei ze. ‘En is het niet je dood, dan is het je ondergang’.
Jager
Zij zei verleden week dat je een négenoog zou krijgen.
Oudste Minne
Maar die kan hij nog krijgen!
Max
En toen heeft zij mijn bloeddruk genomen en opgetekend. Op het papiertje met mijn bloeddruk heeft zij de gewone kaarten gelegd. En de rode boer kwam op de aas van | |
[pagina 743]
| |
schoppen. Ik kon het niet geloven. En nog minder kon ik geloven wat Bobik mij vanmiddag zei bij de wasserij. Dat Malou in de fabriek komt des nachts en in het treinhok. Bij Kilo.
(Steeds de dreigende zachte toon)
. Jullie wisten ervan, alle drie. En geen van jullie heeft een kik gegeven. Ik vergeet dit niet.
Jager
Je bent bezorgd om je Kilo, hé?
Max
Ja, als je het wilt weten.
Kilo
(komt binnen. Gaat bij Max' bed staan)
Oudste Minne
Daar is het lam Gods!
Kilo
Ik stond bij het hek te wachten tot je terugkwam. En je deed alsof je mij niet zag.
Max
Hoe wist je dan dat ik zo vroeg zou terugkomen?
Kilo
Zo maar
(onwennig. Zij bespieden elkaar)
. Wat zei de waarzegster?
Max
Ik heb het net verteld aan Jager.
Kilo
Heeft zij Jager dan gezien in haar glazen bol?
(Kilo probeert het op een grapje te gooien)
. En krijgt hij ook een negenoog?
Max
Neen. Zij zag jou.
Kilo
Mij?
Max
(knikt. Kilo kijkt naar de anderen, die staren) Met Malou.
Kilo
Met Malou? De dochter van Flamin?
Max
Precies, Kilo.
Kilo
En wat zag zij? | |
[pagina 744]
| |
Max
Weet je het dan niet? Weet je niet waar de knobbel zit?
Kilo
Ik ben vrij te doen...
Max
Wat je niet laten kan. Natuurlijk. En het mij te verzwijgen. Natuurlijk, waarom niet? Wij hebben toch niets met elkaar te maken, nietwaar? Ik ken je van zien, van ver, je werkt hier ook in de suiker. Ik heb je nooit geholpen. Nooit de hand boven het hoofd gehouden. Je nooit uit de rottigheid gehaald.
Kilo
Jawel, Max.
Max
Toen je vader gestorven is in twee en veertig, dat is nu zeven jaar geleden en je niet wist waarin of waaruit, heb je niet je intrek bij mijn moeder en mij genomen, neen. Ik ben de laatste van de bietenstekers, ik verdien het minst van ons allemaal hier, ik ben geen voetbalspeler bij Evergem S.F., ik kan niet dansen, ik beteken niets voor jou noch voor iemand ter wereld. Denkt zij ook zo over mij, het meisje Malou? Als jullie op elkaar liggen en met het crapuul ligt te lachen dat hier samen in de barakken ligt te stinken, wat zegt zij dan over mij, Malou? Wat, Kilo?
Kilo
Wij praten niet over jou.
(Jongste Minne trekt zijn kleren uit, zit in zijn onderkleren).
Max
Over wie dan wel? Over Minne misschien?
Jager
Ra ra ra?
Max
Waarom lieg je, Kilo? Zoals de anderen. Zoals deze hier, die niet kunnen verdragen dat ik het meest van de hele fabriek verdien en dat zij naar mijn pijpen moeten dansen?
Kilo
Ik heb niets misdaan.
Max
Mijn nicht Jenny aan wie je een ansichtkaart stuurde met | |
[pagina 745]
| |
lieve woordjes, drie dagen geleden nog, heb je haar niets misdaan? Wat doe je daar mee? Met mijn nicht die zes maanden vooruit moet betalen voor je café en die haar ouders verlaat om met je te trouwen?
Jager
Hij zit bijzonder met zijn nicht in, ineens. Goed zo, Max, zo wil ik het horen.
Max
(blaft) Geen kik meer van jou.
Kilo
Maar wat wil je toch? Wat kan jou het nu schelen dat ik Malou zie en met haar wat zit te praten. Er is niets aan de hand. Wat wil je van haar?
Max
Ik heb niets met haar te maken. Ik wil het ook niet. Ver, heel ver wil ik uit haar buurt blijven.
Kilo
Is zij zo slecht dan ineens, slechter dan de vrouwen uit het dorp? Wij zijn er toch samen heengegaan, jij hebt er mij naartoe gesleurd! Je zei: Zij is een vrolijke vogel als haar zusje Lily. Wij gaan lachen vanavond.
Max
Zij is ziek.
Kilo
Zij is aan het genezen.
Max
Hou jij je dan met zieke mensen bezig, plots, en je bent er bang voor als niet een! Als in Evergem het iemand aan zijn longen heeft, ga jij dan in die winkel waren halen of praat je tegen die zieke mens langer dan het moet? Neen, dat doe je niet, niemand van ons doet dat. Maar nu, hier, ineens kruip je er boven op!
Kilo
Mijn longen kunnen er tegen. Alleen maar sommige mensen krijgen het over, mensen die er aanleg voor hebben of zwakke longen hebben.
Oudste Minne
(kirrend) Zijn longen liggen in het vet, hihihi.
Max
Wat is het dat je niet van haar weg kunt blijven? Is het omdat | |
[pagina 746]
| |
zij jonger is dan Jenny en geverfd is als een Franse vrouw? Neen, het is omdat zij praten kan. Je om haar vinger winden. Jullie praten, je zei het zelf daarnet, de hele nacht lang. En het is niet over mij, noch over Minne. Waarover dan wel? Over haar zusje Lily misschien en het leventje dat zij leidt en hoeveel zij verdient misschien? Daar zal zij meer over weten.
Kilo
Zij praat over de stad, over de winkels, de cinema's in Arras.
Max
En wat nog meer?
Kilo
Zij hoort niet hier, Max, hier in Verrières. Zij is niet zoals Lily of de andere vrouwen in het dorp.
Oudste Minne
Zij is te goed voor ons.
Kilo
Ja.
Max
(lacht) Je bent een kind, met de balg en de poten van een man van vijf en dertig! Hoor. Heb ik je ooit iets ontraden waarvan je achteraf niet gemerkt hebt dat het voor je bestwil was? Ben ik iemand die je in een gracht wil ouwen?
(Hij geeft Kilo een sigaret).
Kilo
Neen.
Max
Wat is er dan dat je je ineens stiekem keert tegen mij, waarom? Het was toch niet moeilijk mij te vragen: Max, zorg dat ik Malou of dat ik dit of dat teefje heb vanavond. Waarom achter mijn rug? Dan had ik gezegd: Blijf van haar weg, zij is niet voor jou, het magere soort dat uitteert en zich vastklampt aan een man en hem tot op zijn gebeente vreet, en dat niet, nooit loslaat! Ik had je gezegd: neem Lily, de wildebras. Niet die afgelikte boterham met de maanzieke ogen van eentje dat niet tellen kan. | |
[pagina 747]
| |
Oudste Minne
Lily, die kan tellen. Maar al te goed. En ook in Belgische frank als 't moet.
Kilo
Jij kent Malou niet, Max, zij is niet zo, zij is...
Max
Wat is zij?
Kilo
(draait rond, zegt plots) Ik denk dat ik bij Malou...
Max
Wat dan?
(scherp)
Kilo
(schrikt ervan) Niets
(ongeduldig)
. Max, jij bent geen ploegbaas, die mij moet vertellen wat ik doen en laten kan. Wat kan het jou nu schelen dat ik wat met Malou rondscharrel?
Max
Eerst was het ‘praten’. Nu geef je toe dat het rondscharrelen is.
Kilo
Misschien.
Oudste Minne
Hij weet niet waar zijn kop staat.
Jager
Hij weet het al te goed.
Kilo
Je vertrouwt haar niet. Je denkt dat zij mij voor de aap houdt als de andere wijven hebben gedaan. Dat zij mij plots alleen zal laten nadat zij mij uitgehoord heeft ‘uitgevreten’ zoals je zegt, en dat zij mij dan plots gaat uitlachen, omdat ik te dik, te goedgelovig ben.
Max
Ze zal je laten vallen, net als de anderen. En zo dom als tevoren zul je daar staan, neen, tien keer dommer nog en alleen, in je hemd.
Jager
Daar zorgt Max wel voor.
Max
Neen, Jager, daar zal ze zelf wel voor zorgen. Zij heeft ogen in haar hoofd en zij houdt haar kopje wel koel als het er op aan komt. Luister, jongen, ik heb Flamin gezien daarnet. | |
[pagina 748]
| |
Hij is een zakenman, geen idioot. Niet voor niets heeft hij hier zijn handel overgebracht op tien meter van de fabriek. Hij is een lepe, oude man. En wat er met Malou gebeurt bevalt hem niet. Zei Malou je nog iets bijzonders gisteravond?
Kilo
Waarom?
Max
Want zij was toch bij jou gisteravond, he? En de avond tevoren, he?
Kilo
Ja.
Max
(die dit laatste heftig gezegd heeft, kalmeert) Dus, niets bijzonders zei zij. Wel, gistermiddag heeft Flamin zijn haar laten snijden, hij heeft zijn beste pak aangetrokken, en hij heeft de hele avond in de keuken op Malou gewacht. Met een fles Armagnac in zijn schoot, die hij speciaal gekocht heeft, want meneer Lambert drinkt het liefst Armagnac. Hij heeft gewacht de hele avond tot Malou zou opduiken en zij kwam niet, en daar zat hij met zijn dure fles.
Kilo
Wat had hij dan met die fles?
Max
Samen, vader en dochter, moesten zij gisteravond gaan eten bij Lambert thuis. En tijdens het eten wilde Lambert plechtig als het ware, zoals het zou moeten zijn, de dochter te trouwen vragen.
Kilo
Wil Lambert met Malou trouwen?
Max
Wist je dat dan niet? Zegt zij dan niets tegen je als jullie zo dikwijls zitten te ‘praten’?
Kilo
Neen.
Max
‘Ik heb het begrepen’, zei Lambert tegen Flamin, ‘zij wil niet dat het dorp kwaad over haar denkt, zij wil niet aanzien worden voor een bijzit, goed, ik stel één voorwaarde, zij komt meteen naar huis, naar mijn huis dan, zij gedraagt zich | |
[pagina 749]
| |
goed en wij trouwen in dezelfde week’. Dat zei Lambert!
Kilo
Zij heeft er mij niets over verteld.
Max
Natuurlijk niet! Zij heeft het in haar mouw, zeg ik je!
Kilo
En de secretaris wachtte ook de hele avond? Met zijn eten?
(Hij barst in lachen uit)
. Het zal hem leren!
Max
Lach niet. Lach niet. Steek dit in je hersenpan! Ik ben getrouwd geweest en nooit zal je mij iets verkeerds horen zeggen van Elisabeth, hoe lelijk zij ook gedaan heeft tegen mijn moeder en mij, maar ik heb het geleerd aan mijn eigen vel, jongen, dat vrouwen met onze voeten spelen, waar en wanneer zij ook maar de kans krijgen. En jouw enig verweer, jongetje, is dat jij er het eerst bij bent en dat je met hun voeten speelt. Dit leer je wel binnenkort. Maar zolang je niet meester bent, zoals jij nu, van wat je voelt en denkt te voelen, en je je niet in toom kan houden, als een soldaat, zolang heb je nog niets geleerd. Met hun voeten spelen en ze komen je handpalm likken, Kilo!
Jager
Hoe denk je dat hij anders die vrouwen in het dorp in zijn handen houdt, die hem een grote hap van haar verdiende centjes komen brengen?
Oudste Minne
Om zijn mooie ogen, hé, Max?
Jongste Minne
Hij heeft geen mooie ogen. Hij heeft pisogen!
(Max springt naar de Jongste Minne toe, die wegloopt en zich achter zijn bed verschuilt. Oudste Minne springt er tussen. De Jongste kruipt onder zijn dekens).
Max
Wat zeg je, kale zot? Lafbek.
(Keert terug naar zijn eigen bed).
Oudste Minne
(sussend) Hij heeft wel mooie ogen, Minne, zie je dat dan niet. Zij lijken een beetje op de mijne toen ik jonger was en ik er twee had. Kijk, Minne. | |
[pagina 750]
| |
Jongste Minne
(steekt zijn kop boven) Zijn haar heeft brillantine, dat zie ik.
Max
(tot Kilo) Hou je kop helder. Denk aan je toekomst, dan je café, of geef je daar ook niet meer om? Je wilde nooit iets liever.
Kilo
Dat is zo.
Max
Luister naar wat ik je zeg. Ik heb dingen in het zicht voor ons beiden. Wij zullen niet eeuwig blijven rondhangen hier in de suiker, en 's winters in het metaal met deze vieze patattenzakken rondom ons. Ik heb plannen, mooier dan je denken kan, en vergeet het niet, je weet, je weet niet waarin of waaruit zonder mij.
Kilo
Wat zoekt Malou dan in mij? Wat kan ze dan achter de mouw hebben? Zij moet toch niet doen alsof ze iets om mij geeft. Ik heb geen geld, ik ben lomp...
Max
Ik weet het zelf niet goed wat zij verbergt, maar het kàn niet echt zijn wat zij je wijsmaakt. Het kan niet. Weet je wat het is. Zij wil mij treffen, mij pijn doen. Zij weet dat ik met je te doen heb, dat ik voor je zorg...
Oudste Minne
Word wakker, Minne
(schudt zijn broer, die ingeslapen was)
wij zullen het nog allemaal horen.
Jongste Minne
(steekt kop boven) Huh? Is het tijd?
(kruipt weer onder de dekens).
Max
Kom, Kilo
(hij trekt zijn botten aan)
. Wij gaan in het dorp. Ik trakteer. Die oude kraaien hier zeveren van plezier, als zij ons zien ruzie maken.
(Zij gaan weg).
Oudste Minne
Deur toe
(Jager schuift de dweil voor de deur. Max en Kilo staan nu op de gang naast de barak der Vlamingen. Kilo houdt halt).
Kilo
Ik heb geen zin.
Max
Wij zijn vrienden, Kilo
(neemt hem bij de schouder).
| |
[pagina 751]
| |
Mij mag je alles zeggen. Je hebt het altijd gedaan.
Kilo
Ik moet... haar zien vanavond.
Max
Je moet?
Kilo
Geloof mij. Wij doen niets. Wij zitten daar. En wij lachen. En het is voldoende. Je zal mij uitlachen maar ik durf niet anders. Zij is zo jong. En alleen. Zoals ik. Zij hangt aan mij vast. Iedereen heeft haar rot behandeld. Mij ook.
Max
Dus, jullie kijken elkaar diep in de ogen zoals in de cinema en jij leest in die ogen dat zij jong is en stom als een kieken dat uit het ei gekropen is. En dat slik je gretig.
Kilo
Zie je. Je spot.
Max
Terwijl je niets van haar afweet, niets van vrouwen kent!
Kilo
Ik kan niet met vrouwen omgaan, dat is waar. Jij wel, jij kent de woorden die zij willen horen, de gebaren die je moet doen. Ik niet.
(Pauze)
. Ik streelde haar knie onder haar warme rok. Een hele tijd en toen trok ik mijn hand terug, ik liet haar los.
Max
Waarom?
Kilo
(opnieuw geschrokken om de heftigheid waarmee Max dit snauwt) Zo maar.
Max
(lacht) Omdat je een Verstraete bent. De Verstraetes zijn traag.
Kilo
Misschien.
Max
Nu, bij de vrouwen uit het dorp ben je ook niet zo vlug. Je bent er niet één keer heen geweest dit seizoen. Zeg mij niet dat het de gedachte aan nicht Jenny was die je weerhield.
Kilo
Ik houd er niet van. Vroeger, toen ik, je weet wel, wild was, | |
[pagina 752]
| |
toen ging ik mee met jou, met de anderen omdat ik dacht dat het zo moest. Maar ik hield er niet van. Die vrouwen uit het dorp. Ik ken ze beter dan je denkt. Hun vertellingen, hun gekir, hun lachjes. Als hun gekakel stopt, als hun gebaren van kom-eens-hier-jongetje ophouden, als zij hun rok losknopen, dan trekken zij hun hemd uit, hun onderkleren, kousen, dan het korset, dan is het allemaal als zovele korsten, als zoveel afval van vel dat hen beschermen moet en dan wrijven zij een ander vel af, de verf van hun gezicht en van hun nek, en dan zie je ze plots met hun gezicht, wit en bloot, met rimpels en met een slechte adem en zij lachen dan naar je, je denkt: dit wezen is een vreemde, ik heb niets met dit wezen te maken, nooit, nooit, al springt en danst zij nog zo wild, al schreeuwt zij nog zo hees, die woorden, altijd dezelfde woorden. Minne en de Fransen kunnen met ze omgaan, zelfs jij kan ze hebben dag na dag, het hindert jou niet. Ik kan er van kotsen. Ik kan er niet tegen. Ik kan niet tegen zo'n vreemde, zo'n wezen zo vlakbij.
Max
(ongewoon zacht) Ik ook niet, Kilo.
Kilo
Maar je gaat er heen, elke nacht bijna. Je verdient er zelfs aan.
Max
Het is het enige wat er mee te doen is, Kilo. Die vreemden, en het zijn allemaal vreemden, die vrouwen, in de grond duwen tot ze knielen. En als zij dan daar geknield zitten en blèren over liefde en kwijlen over het altijd samenzijn, als zij dan aan mijn nek hangen en hun vinger over mijn lippen wrijven om mij te doen glimlachen, oh, Kilo, dan haat ik ze zo dat ik er van beef. En dan lach ik en steek mijn hand uit. Mijn hand die zich met hun briefjes vult.
Kilo
En zij raden het niet.
Max
Zij weten nergens van, zij hebben de gelukkige tranen van de liefde in de ogen, zij volgen lijdzaam en doen alles wat je vraagt met blinde ogen.
(Pauze)
. Maar ik geef het op
| |
[pagina 753]
| |
binnenkort. Ik kom niet lang meer naar de suiker. Mijn moeder wordt oud, Kilo en wij, wij hebben dingen in het vooruitzicht samen, geloof me.
(Pauze) (Sirene).
Kilo
Malou is niet als die vrouwen.
Max
Begin weer niet.
Kilo
Je kent haar goed, maar niet als ik. Zij is niet als die vrouwen. Malou, als zij glimlacht, weet ik wat zij zeggen zal, ik raad wat er in haar omgaat, wat zij zoekt. Zij is vlakbij, iemand die geen vreemde is, op een armlengte afstand en zij is warm en blij omdat zij bij mij is - bij geen ander, bij mij. En daarom wil ik haar op die armlengte afstand houden, zoals zij mij vraagt. Hoe heet ik ook ben, Max. Ik, die al die jaren rondgesleurd heb en tegen vreemden aanbots met mijn balg en mijn dikke kop, ik kom haar hier tegen, acht dagen voor het seizoen gedaan is, en zij blijft bij mij, op die armlengte houd ik haar nu...
Max
(schril) Hou op.
Kilo
Je gelooft mij niet.
Max
Zij is niet zo. Niet zon witte raaf! Waarom zou zij zo zijn? Omdat jij het zo wil. Omdat je denkt: ik nader de leeftijd, ik nader de veertig en die hele tijd heeft niemand, niemand naar mij omgekeken, heeft niemand mij zien staan voor wat ik werkelijk ben. Niemand raadt wie ik ben
(lacht)
. En zij zou er zo maar ineens zijn, die iemand, vlak voor je!
Kilo
Waarom niet?
Max
En zij dan nog! Malou! Ahaha, het zieke schaap!
Kilo
Waarom niet?
Max
Omdat het niet kan! Omdat het niet mag!
(Drie Polen, licht beschonken, komen voorbij, zij slaan Max op de schouder en wisselen met Max groeten in het Pools)
. Wat heeft
| |
[pagina 754]
| |
zij dan verteld? Wat heeft zij je kunnen wijsmaken dat je niet aan haar durft te komen alsof zij een kind van twaalf jaar was?
Kilo
Zij is geen kind van twaalf.
Max
Neen, Kilo, zeker niet.
Kilo
(aarzelend) Ik weet alles van haar, Max. Ik zal het je vertellen, maar zwijg het altijd, beloof je me?
(Max knikt)
. Zij is verloofd geweest, een jaar lang, met een jonge Fransman. Zij zouden trouwen. Zelfs Flamin wilde het. Zij kan die man nog niet vergeten, zo hielden zij van elkaar en zij leefde er mee als een getrouwde vrouw. En toen, toen is hij op een namiddag in de kalkoven gevallen.
Max
In de kalkoven hier in Verrières?
Kilo
Ja.
Max
Wanneer dan?
Kilo
Verleden jaar.
Max
Verleden jaar is er Jean-Marie uit Rasnes in de oven gevallen, en die kon moeilijk haar verloofde geweest zijn.
Kilo
Kende je hem dan?
Max
Natuurlijk. Ik zag hem hier toch elke dag verleden jaar. Zei ze jou dat ze met die jongen verloofd was?
Kilo
Ja, hij heette Jean-Marie. En toen hij dood was zei zij, is zij als zot geworden en zij wist niet wat gedaan met haar vel, en toen heeft zij veel gedronken en zo en is zij ziek gevallen.
Max
Wegens die jongen?
(begint krampachtig te lachen).
Kilo
Geloof je mij weer niet? | |
[pagina 755]
| |
Max
Jawel, jawel, jawel
(hysterisch lachend).
Kilo
(geërgerd) Niemand zegt wat hij denkt tegen mij, allemaal houden zij mij voor de aap.
Max
(ernstig nu) Ik niet, Kilo. Ik nooit, onthoud het. Er zijn twee dingen waar je voor moet oppassen. Nooit geloven wat ze jou vertellen, en tweedens: nooit voor waarheid nemen wat een vrouw tegen je zegt. Kijk niet zo dom
(slaat hand om hem heen)
. Wat is er? Ben je bang voor mij? Ik meen het goed met je, Kilo.
Misschien heeft Malou redenen om je zoiets wijs te maken. Vrouwen hebben van die redenen, je weet het nooit met ze. Overigens, het is waar dat Jean-Marie in de kalkoven gevallen is.
Kilo
Zie je wel.
Max
Vergeet dit alles maar
(hij schuift Kilo's sjaal dichter, trekt zijn pet dieper)
. Trek je sjaal nog wat toe. Het is kouder geworden. Er is mist.
HUGO CLAUS (Wordt vervolgd) |
|