november 2002
Gedicht nr. 8 van Citadel
In de cel zucht... wat u nu hoort is het janken van een rat
of acht, hebben we allang gehad,
vier vierjarige personen op trompet,
onder wie de nieuwe Mozart.
Gewaarwordt hij - die grotendeels uit reukorgaan bestaat,
gestoken in een dwingender materie dan de wetenschap
dat de mystiek er niet om liegt, al zou ze graag willen -
dat ook-bekend-als-neus is afgezet, op die plek
bevindt zich nu een modieuze tennisarm
conform de allernieuwste toegevoegde waarde -
dezelfde die hij op z'n elfde al had onderkend
als één van de grootste dompers op aarde.
Domweg dapper zijn gelukkig niet,
maar onbezoedeld sneuvelen.
Drogerende wijn op het lichaam geclusterd met mispels,
gebotteld aan longen, in monden ontzield, ietwat kurkig.
Dit gedicht zal, met vier andere gedichten uit de cyclus ‘Citadel’ verschijnen in het eerstvolgende nummer van het tijdschrift De
Revisor. In de loop van volgend jaar zal het worden opgenomen in Eeuwige vlam, een uitgave van Hans Verhagens verzamelde gedichten, als het achtste gedicht uit de genoemde cyclus.