zullen
onze gedachten en onze hartstochten het moeten stellen zonder hem? Als men een
van óns, een uit dezen vriendenkring, die van uur tot uur elkaar
rekenschap gaf van zijn daden en zijn gevoelens, naar het graf had gebracht,
dan zouden de overigen zich niet verlatener hebben gevoeld dan nu. Wij hebben
hem dikwijls kwaad gemaakt, en dikwijls hebben we ons driftig tégen hem
gemaakt. Maar de tijd zou gekomen zijn en ze begon al te komen, dat hij zijn
boosheid zou hebben vergeten en wij hem excuus zouden hebben gevraagd, hem
wijzend op de liefde die wij voor hem hadden, Want al de genegenheid waarmee
een jong geslacht opziet naar den leeftijd van zijn ouders, hadden wij
gevestigd op twee dierbare hoofden. Een van die idolen van onze jeugd was hij,
en wien zullen wij nu kleeden in het gewaad van onzen eerbied? O, wien? Want nu
Huet dood is, en die andere al zoo lang zwijgt, aan wien wij zooveel verplicht
zijn als aan den vader die ons het leven heeft gegeven, zullen wij bij de
menschen die onze taal spreken, te vergeefs zoeken naar iemand, wiens ziel
spreekt tot onze ziel.
O, hij was een ernstig man, zijn God was een God van geest, en de
menschen die met hem jong waren en opgroeiden, bleven neergebogen voor beelden
van hout. De menigte om hem heen ging naar de kerk der kunst omdát het
mode was. Verstrooid en geeuwend luisterde de schare naar den luiden priester
en het zwaaiende wierookvat volgde zij met vage blikken. Maar hij had hooge
outers zich gebouwd in een eenzamen tempel. Aan de voet van zijn altaren lag
hij uitgestrekt en zijn