De Nieuwe Gids. Jaargang 52
(1937)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
HeilwenschGa naar voetnoot1) bij gelegenheid van de heuglijke verbintenis van H.K.H. Juliana, prinses der Nederlanden en Z.H. prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld
| |
[pagina 5]
| |
klonk samen tot één daavrende harmonie!....
Toen lachte in overwinningsvreugd de Prins;
't volk was verrast en overwonnen, maar -
het lachte en juichte om den Veroveraar!....
Wat bolwerk houdt er stand, als zooveel jeugd
met minzaamheid en gulheid samen gaat,
natuur zich paart aan zóóveel adeldom
en d'ongedwongenheid het volk bedwingt, -
bedwingt en.... vrij maakt, dat in zwaren tijd
de vreugde losbreekt als een waai'rend licht,
dat breed-uit over Holland's gouwen valt!....
Ja, 't was of 't moede hart van Holland plots
opsprong, verjongd in bloeiende arbeids-vreugd:
sirenen loeiden tot den arbeid weer,
waar 't haam'rend lied te lang gezwegen had,
en 't laatste schip zelfs, dat in loome rust
in Holland's haven lag,
werd wakker in den open dag
en droeg in blije vaart op vrije zee
de vrucht van Holland's nieuwen arbeid mee!....
Maar dézen dag, op dít groot oogenblik,
dat 't heden van het gansche volk vervult,
staat ook 't verleden op: de Vaad'ren komen
van 't groot geslacht en zegenen de toekomst:
vóór allen híj, de Zwijger. - Welgevallig
ziet zijn kloek-wetend oog den nieuwen bond
en om zijn hoofd ruischt 't oude, heil'ge lied,
dat Aldegonde zong: ‘Den Vaderland
getrouwe blijf ik tot in den dood....’
Hij bidt: ‘Bevrijd in toekomst ook dit volk
van tyrannie, die mij mijn hert doorwondt’,
en legt èn woord èn diepsten zin van 't lied
als bruidsgeschenk het Paar in 't jonge hart.
Zij naad'ren allen: één doorluchte rij:
Maurits, de Stedendwinger, England's koning
en mèt hen gaat het lied, dat dichters zongen
| |
[pagina 6]
| |
op Holland's vrijheid, Holland's zegepraal....
Dan wordt uit knechting 't koninkrijk geboren
en Neêrland's edele koningstrits doemt op:
Die onder 't juub'lend volk den troon beklom
en Die van Waterloo en Die den groei
van 't Rijk aanschouwde in langen vredesbloei:
zóó luistert het verleden in den geest
den luister op van 't jongste Oranje-feest! -
Maar bij de rij der Vaad'ren voegt zich thans
De Vader. Weemoed in zijn oogen staat.
Hij zwijgt en mijmert, schudt het moede hoofd:
‘Ach, hadde ik dát in leven nog beleefd!....’
Maar ziet den blik der blije liefde, die
een toekomst bouwt voor zich en 't vaderland,
zoodat een glimlach 't ernstig oog verlicht
en 't fluist'rend opwelt uit een vol gemoed
in diepen eenvoud: ‘Wees gelukkig, kind....’
Dan is de stilte één heil'ge huivering,
één roerloos wachten op wie komen zal
in 't wijde zwijgen van dit oogenblik,
totdat een licht en lied geboren wordt
en samenstroomt in plechtig kerkgebouw
en 't beierend voortrolt over stad en land
tot dank en eer: ‘Een vaste Burcht is onze God!....’
En in dit lied en licht de Moeders staan:
Die van den Dillenburcht, wier leven was
één liefde, één leed, één vroomheid en gebed:
nu komt ze en zegent nog heur naamgenoot'.
En Zij, die Moeder werd genoemd des Lands,
den eeuw'gen glimlach Harer goedheid om
de lippen, rijk van zorgzaamheid en weldaad,
voortlevend nog in 't dankbaar hart des volks,
herinnert zich denzelfden jongen dag
en legt Heur hand op 't hoofd van 't Kleinkind, kijkt
Haar aan in diep en woordeloos geluk,
waar 't zwijgen méér zegt, dan wat wóórden weten!....
| |
[pagina 7]
| |
En tusschen beide in liefdes overmaat
der Moeder koninklijke Majesteit....
Hier past het niet den dichter, 't woord te spreken,
dat opwelt uit Heur hart en Haar geluk, -
hier mag slechts 't Volk in allerdiepst beseffen
van vreugd en dankbaarheid zijn stem verheffen!....
En 't Volk van Neêrland komt; zij komen allen:
van 't vlakke Noorden 't stoer en trotsch geslacht,
en 't vrome volk van 't gouden heuvelland, -
zij komen van de kusten van de zee,
en van den eiland-weermuur komen zij:
één juichende, onafzienb're, blije rij....
Zij komen uit de steden, uit de dorpen,
uit ver-gelegen hoeven en gehuchten
en vérder - want ons Holland is zoo groot -
zij komen aan van 't verstë Ooste' en Westen,
zij komen uit Groot-Holland over zee,
zij komen uit den ‘gordel van smaragd’....
O, laat ons dankbaar zijn, dat dit bestaat,
dat Holland dús in vrijheid sámen-gaat,
in vrijheid juicht naar ouden, fieren aard
en juichend zich om 't oud Oranje schaart!....
Zingt dan, bij 't beieren der klokken: zingt!
Bij 't schett'ren der fanfares, Holland, zingt!
Bij 't vreugde-buld'ren der kanonnen zingt:
Een lied van Oranje, een prinselijk lied,
nu Holland getroost in de toekomst ziet!
Een bond werd gesloten in 't hart van ons land:
Holland-Oranje gaan hand in hand!
Prinses van Oranje, op heiligen grond
zijt Gij onzer vrijheid borg en verbond;
Prinse, zijt Gij van Duitschen bloed,
blijft Ge als Oranje ons trouw tot den dood!
| |
[pagina 8]
| |
Gij, prinselijk Paar in liefde getrouw,
hóóg de traditie van 't edel Nassau!
Zegene U God als het Onderpand
van d'eer en de vrijheid van 't Vaderland!
Wapp'rende vaandels, roff'lende trom,
schetterende fanfares trekken rondom;
Holland viert feest in juichende jeugd:
één met Oranje in vroomheid en vreugd! -
|
|