Overigens publiceert het Tydskrif vir Letterkunde ook steeds besprekingen van enkele Nederlandse romans die nog in Afrikaanse scholen tot de verplichte lectuur horen.
Een interessante ontwikkeling is dat thans meer en meer het accent op parallellen tussen Nederlandse en Afrikaanse literatuur gelegd wordt. Binnen afzienbare tijd verschijnt hier een overzicht van de Nederlandse literatuurgeschiedenis, samengesteld door een aantal Neerlandici. Hierin zal de klemtoon sterk op parallellen en invloeden vallen om de stof zinvoller te maken voor de Zuidafrikaanse student. Bij sommige universiteiten is de tendens trouwens om Nederlands meer tot een soort dienstcursus te maken en het te herleiden tot een historische compoment in de studie van het Afrikaans. Sommigen wensen nog verder te gaan en het Nederlands geheel of grotendeels af te schaffen. Dit leidde in 1986 tot een polemiek om het standpunt van prof. Christo van Rensburg van Bloemfontein die onder meer betoogde dat de studie van het Nederlands onnodig de aandacht afleidt van het Afrikaans of zelfs ten koste daarvan geschiedt en dat het ‘vijandig’ gezinde Nederland er alleen maar voordeel uit trekt. Hij vond ook dat het standpunt van de IVN, samengevat in een rondschrijven vorig jaar, in verband met de studie van Middel- en 17de eeuws Nederlands aan sommige Zuidafrikaanse universiteiten, niet wetenschappelijk verantwoordbaar is. Academici van eigen en andere universiteiten zetten zich af tegen zijn opinie door middel van brieven in de dagbladpers.
Het Nederlands handhaaft zich dus nog steeds als academisch vak, niet als gesproken taal. Duizenden studenten lezen nog wel Nederlandse teksten als deel van de opdracht in het vak Afrikaans en Nederlands (steeds gecombineerd), maar of het zo zal blijven is natuurlijk niet te zeggen. Uit de recente enquête over ‘Nederlands aan S.A. universiteite’ die H.P. van Coller en H.J. Schutte namens de Afrikaans Letterkunde Vereniging hielden, blijkt duidelijk dat academici de studie van het Nederlands als verrijkend beschouwen, vooral ook omdat deze een bijdrage levert tot inzicht in eigen taal en letteren. Moge dit een wegwijzer zijn voor de toekomst. Of die toekomst van de Neerlandistiek in Zuid-Afrika er echter zo positief uitziet weet ik niet. Met de thans, gelukkig, toenemende rassenintegratie van het hoger onderwijs zullen andere meer op de praktijk toegespitste eisen gesteld worden. En of daar mettertijd nog veel behoefte aan Nederlands zal bestaan wil ik wel eens betwijfelen.
(W.F. Jonkheere, Pietermaritzburg)